EBEN-HAËZER
(E̱ben-Haë̱zer) [Steen der hulp].
1. In de buurt van deze plaats brachten de Filistijnen Israël twee nederlagen toe, waarbij niet alleen 34.000 Israëlieten — met inbegrip van Hofni en Pinehas — om het leven kwamen, maar ook de ark van het verbond door de vijand werd buitgemaakt. Het nieuws van deze laatstgenoemde gebeurtenis leidde tot de plotselinge dood van de priester Eli (1Sa 4:1-11, 17, 18; 5:1). Geleerden vermoeden dat Eben-Haëzer bij Majdel Yaba lag, 4 km ten ZO van Afek in de Vlakte van Saron (waar de Filistijnen gelegerd waren).
2. De naam die Samuël aan een steen gaf die hij ruim twintig jaar na de in het voorgaande hoofdstuk genoemde gebeurtenissen oprichtte, waarschijnlijk ter herinnering aan de overwinning die Israël met Gods hulp op de Filistijnen had behaald (1Sa 7:2, 12). Waar de steen precies gestaan heeft, is thans weliswaar niet bekend, maar het kan een paar kilometer ten ZO van de onder nr. 1 genoemde plaats geweest zijn, „tussen Mizpa en Jesana”.