Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w83 1/6 blz. 30-31
  • Vragen van lezers

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Vragen van lezers
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1983
  • Vergelijkbare artikelen
  • Is het spreken in tongen een bewijs van ware aanbidding?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1963
  • De vroege christenen leren kennen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1983
  • Maakt de gave van tongen deel uit van het ware christendom?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1992
  • Vindt het spreken in tongen in deze tijd zijn oorsprong bij God?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1983
w83 1/6 blz. 30-31

Vragen van lezers

■ Hoe dienen christenen, aangezien Jezus heeft gezegd dat zij „geen deel van de wereld” moeten zijn, te handelen met betrekking tot allerlei buurtacties, gemeenschapsbelangen of maatschappelijke kwesties, zoals milieubescherming?

Christenen staan niet onverschillig tegenover kwesties die de gemeenschap aangaan en die invloed uitoefenen op de mensen in het algemeen, zoals bijvoorbeeld kwesties als vervuiling of milieubescherming. Maar de mate waarin zij bij zulke dingen betrokken raken, dient in harmonie met de Schrift en hun primaire verplichting jegens God bepaald te worden.

Jehovah toont passende bezorgdheid voor de openbare veiligheid en gezondheid, zoals uit zijn wetten voor het Israël uit de oudheid blijkt. Hij moedigde er bijvoorbeeld toe aan gevaarlijke huisdieren in hun vrijheid te beperken, open kuilen af te dekken en voor een borstwering op het dak te zorgen, ten einde te voorkomen dat iemand van het dak zou vallen en dat mensen beneden gevaar zouden lopen (Ex. 21:28-34; Deut. 22:8). Zijn belangstelling voor de openbare gezondheid blijkt duidelijk uit wetten over quarantaine en de verwijdering van faecaliën, die de watervoorraden zouden kunnen besmetten en ziekten zouden kunnen verbreiden (Lev. 13:1-59; Deut. 23:9-14). Over vervuiling, natuurbehoud en het milieu zegt Gods Woord ons dat hij zal „verderven die de aarde verderven”. — Openb. 11:18.

Er dient echter opgemerkt te worden dat God zijn dienstknechten — zowel Israëlieten als christenen — niet opdroeg propaganda te maken voor die kwesties. De joden kregen niet de opdracht dat zij onder de omliggende natiën actie moesten voeren voor betere maatregelen op hygiënisch gebied of voor betere gezondheidswetten of bouwverordeningen. Ook zijn er geen bewijzen voor dat zij (of later de christenen) dit deden toen zij in andere landen woonden. Verder zei God dat HIJ degene was die zou optreden tegen degenen die de aarde verdierven; hij gaf niet te kennen dat dit een belangrijke zorg zou zijn van ’zijn slaven de profeten en de heiligen en degenen die zijn naam vrezen, de kleinen en de groten’. — Openb. 11:18.

Hij spreekt vanzelf dat christenen in deze tijd beseffen dat er dingen zijn die op dit moment de kwaliteit van het leven voor hen en voor de mensen in hun omgeving zouden verbeteren. Zij zijn niet ongevoelig voor menselijke noden; in plaats daarvan waarderen zij „menslievendheid” en kweken zij deze eigenschap aan. (Vergelijk Handelingen 28:2, 7-9; Markus 7:24-30.) Dit kan invloed uitoefenen op hun handelwijze wanneer bepaalde kwesties aan de orde komen die verbeteringen inhouden voor de gemeenschap waarin zij leven. Zo zou aan mensen in een bepaalde omgeving gevraagd kunnen worden hun mening te uiten over de noodzaak van meer straatverlichting, een betere bewegwijzering, nieuwe scholen of een betere watertoevoer en riolering. Het kan over het algemeen geen kwaad wanneer een christen zijn mening te kennen geeft over zulke verbeteringen. Hij zou zelfs van mening kunnen zijn dat hij een verzoek of petitie voor dergelijke verbeteringen kan ondertekenen.

Christenen dienen echter niet over het hoofd te zien dat belangrijke aangelegenheden die invloed uitoefenen op een gemeenschap, vaak politieke kwesties worden. Groeperingen nemen dikwijls hun toevlucht tot politieke middelen om de veranderingen tot stand te brengen die naar hun oprechte mening het beste zijn. Ook kan de een of andere politicus (of kandidaat) zich voor een dergelijke kwestie inzetten. Afzonderlijke personen groeperen zich dan overeenkomstig politieke richtlijnen of scharen zich aan de zijde van „de regeerders van dit samenstel van dingen, die teniet zullen gaan” (1 Kor. 2:6, 8; Openb. 19:17, 18). Als dat met een lid van de christelijke gemeente zou gebeuren, zou hij het punt kunnen bereiken dat hij niet langer aan Jezus’ beschrijving voldoet: „Als gij een deel van de wereld zoudt zijn, zou de wereld ten zeerste gesteld zijn op wat haar toebehoort. Daar gij echter geen deel van de wereld zijt, maar ik u uit de wereld heb uitgekozen, daarom haat de wereld u.” Christus zei nadrukkelijk over zijn getrouwe discipelen: „Zij zijn geen deel van de wereld, evenals ik geen deel van de wereld ben.” — Joh. 15:19; 17:16.

Sommige kwesties vormen in de streek waar wij wonen, misschien nog geen politiek programmapunt of worden door particulieren in de omgeving gesteund zonder dat zij de politiek erbij halen. Het tegengaan van verontreiniging, het behoud van water- en minerale bronnen of het beschermen van ongerepte natuurgebieden zou daartoe kunnen behoren. Men zou deze acties nuttig kunnen vinden en van mening kunnen zijn dat God hier ook zo over denkt. Toch moeten wij niet vergeten op welk werk christenen zich krachtens Jehovah’s opdracht moeten concentreren: De verbreiding van het goede nieuws van het Koninkrijk, dat over de gehele aarde aan miljoenen mensen eeuwige zegeningen zal schenken (Matth. 24:14; 28:19, 20). Door dat werk te verrichten, zullen wij ertegen worden beschermd te worden meegesleept in propagandistische acties die de emoties van velen in beroering hebben gebracht.

Het is namelijk een feit dat die menselijke krachtsinspanningen niet dezelfde wijdverbreide en blijvende goede resultaten kunnen hebben als het helpen van mensen om godvruchtige toewijding te ontwikkelen, welke „nuttig [is] voor alle dingen, daar ze een belofte inhoudt voor het tegenwoordige en het toekomende leven” (1 Tim. 4:8). Ja, zelfs van een praktisch standpunt uit bezien, kunnen wij het meeste goed doen door mensen te helpen ware christenen te worden. Dat kan hen helpen praktijken te vermijden die schadelijk zijn voor de gezondheid. Wij kunnen hen helpen bijbelse beginselen toe te passen, zodat zij nuttiger zijn voor de gemeenschap waartoe zij behoren. En als een grotere zegen zullen onze krachtsinspanningen hen ertoe in staat stellen ’het werkelijke leven stevig vast te grijpen’ (1 Tim. 6:19). De voordelen die zij ontvangen, zullen veel betrouwbaarder zijn dan die welke verwezenlijkt kunnen worden door steun aan acties ten behoeve van bepaalde gemeenschapsbelangen of maatschappelijke kwesties. En wat ons als christenen betreft, wanneer wij ervoor zorgen dat wij ons niet laten afleiden van het werk dat God ons te doen heeft gegeven, zullen wij onze gehoorzaamheid tonen jegens Jehovah, „aan wie elke familie in hemel en op aarde haar naam”, gezondheid en vooruitzichten voor de toekomst „te danken heeft”. — Ef. 3:15.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen