Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w87 1/10 blz. 8-9
  • Jezus — „Het ware brood uit de hemel”

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Jezus — „Het ware brood uit de hemel”
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1987
  • Vergelijkbare artikelen
  • „Het ware brood uit de hemel”
    De grootste mens die ooit heeft geleefd
  • Jezus is ‘het brood van het leven’
    Jezus: De weg, de waarheid, het leven
  • Het brood dat leven geeft
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2014
  • Brood
    Hulp tot begrip van de bijbel
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1987
w87 1/10 blz. 8-9

Jezus’ leven en bediening

Jezus — „Het ware brood uit de hemel”

HET was werkelijk een veelbewogen dag geweest. Jezus had duizenden mensen door middel van een wonder gevoed en was vervolgens ontsnapt aan hun poging om hem koning te maken. Die nacht stak hij te voet de stormachtige zee van Galiléa over, redde Petrus, die begon te zinken toen hij over het door de storm opgezweepte water liep en bracht de golven tot bedaren om zijn discipelen van een schipbreuk te redden.

De volgende dag wordt Jezus door mensen die hij door middel van het wonder ten noordoosten van de zee van Galiléa had gevoed, in de buurt van Kapernaüm gevonden. Verwijtend zegt Jezus tot hen dat zij hem zijn komen opzoeken omdat zij weer een gratis maaltijd verwachten. Hij drukt hun op het hart niet te werken voor het voedsel dat vergaat, maar voor het voedsel dat blijft voor het eeuwige leven. Daarom informeren de mensen: „Wat zullen wij doen om de werken van God te werken?”

Jezus noemt slechts één werk dat echt waarde heeft. „Dit is het werk van God,” zo legt hij uit, „dat gij geloof oefent in hem die Hij uitgezonden heeft.”

Maar de mensen oefenen geen geloof in Jezus, ondanks alle wonderen die hij heeft verricht. De vorige dag had hij door middel van een wonder 5000 mannen plus nog vrouwen en kinderen gevoed en toch, het is gewoon niet te geloven, vragen zij nu: „Wat verricht gij dan als teken, opdat wij het kunnen zien en u geloven? Wat voor werk doet gij? Onze voorvaders hebben het manna gegeten in de wildernis, zoals er geschreven staat: ’Hij gaf hun brood uit de hemel te eten.’”

In antwoord op hun verzoek om een teken maakt Jezus duidelijk wie de Bron van wonderbare voorzieningen is door te zeggen: „Niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader geeft u het ware brood uit de hemel. Want het brood van God is degene die uit de hemel neerdaalt en leven aan de wereld geeft.”

„Heer,” zeggen de mensen, „geef ons altijd dit brood.”

„Ik ben het brood des levens”, legt Jezus uit. „Wie tot mij komt, zal geen honger meer krijgen, en wie geloof in mij oefent, zal nooit meer dorst krijgen. Maar ik heb tot u gezegd: Gij hebt mij gezien en toch gelooft gij niet. Al wat de Vader mij geeft, zal tot mij komen, en wie tot mij komt, zal ik geenszins verdrijven; want ik ben niet uit de hemel neergedaald om mijn wil te doen, maar de wil van hem die mij heeft gezonden. Dit is de wil van hem die mij heeft gezonden, dat ik niets van al wat hij mij heeft gegeven, verloren laat gaan, maar dat ik het op de laatste dag uit de dood opwek. Want dit is de wil van mijn Vader, dat een ieder die de Zoon aanschouwt en geloof in hem oefent, eeuwig leven moge hebben.”

Hierop beginnen de joden tegen Jezus te murmureren, omdat hij gezegd heeft: „Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald.” Zij zien in hem niets meer dan een zoon van menselijke ouders en zij protesteren daarom op dezelfde manier als de mensen in Nazareth hadden gedaan: „Is dit niet Jezus, de zoon van Jozef, wiens vader en moeder wij kennen? Hoe kan hij dan nu zeggen: ’Ik ben uit de hemel neergedaald’?”

„Houdt ermee op onder elkaar te murmureren”, antwoordt Jezus. „Niemand kan tot mij komen tenzij de Vader, die mij heeft gezonden, hem trekt; en ik zal hem op de laatste dag uit de dood opwekken. Er staat geschreven in de Profeten: ’En zij zullen allen door Jehovah worden onderwezen.’ Een ieder die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot mij. Niet dat iemand de Vader heeft gezien, behalve hij die van God afkomstig is; die heeft de Vader gezien. Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Wie gelooft, heeft eeuwig leven.”

Vervolgens herhaalt Jezus: „Ik ben het brood des levens. Uw voorvaders hebben in de wildernis het manna gegeten en zijn niettemin gestorven. Dit is het brood dat uit de hemel neerdaalt, opdat een ieder ervan kan eten en niet zal sterven. Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald; als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid.” Ja, door geloof te oefenen in Jezus, degene die door God is uitgezonden, kunnen de mensen eeuwig leven hebben. Geen manna, of welk soortgelijk brood maar ook, kan dat bewerkstelligen!

De discussie over het brood uit de hemel begon blijkbaar kort nadat de mensen Jezus in de buurt van Kapernaüm hadden gevonden. Maar ze werd voortgezet en bereikte later een hoogtepunt toen Jezus in een synagoge in Kapernaüm onderwees. Johannes 6:26-51, 59; Psalm 78:24; Jesaja 54:13; Matthéüs 13:55-57.

◆ Welke gebeurtenissen gingen vooraf aan Jezus’ bespreking over het brood uit de hemel?

◆ Waarom is met het oog op wat Jezus pas nog heeft gedaan, het verzoek om een teken zo ongepast?

◆ Waarom murmureren de joden tegen Jezus’ bewering dat hij het ware brood uit de hemel is?

◆ Waar vond de discussie over het brood uit de hemel plaats?

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen