Overzicht voor de theocratische bedieningsschool
De volgende vragen zullen worden besproken tijdens de theocratische bedieningsschool in de week van 25 juni 2007. De schoolopziener zal een 30 minuten durend overzicht leiden gebaseerd op de stof die in toewijzingen is behandeld in de weken van 7 mei tot en met 25 juni 2007. [Opmerking: Als er achter de vraag geen verwijzing staat, zul je zelf nazoekwerk moeten doen om het antwoord te vinden. — Zie Bedieningsschool-boek, blz. 36, 37.]
SPREEKHOEDANIGHEDEN
1. Wat kunnen we doen om de spanning tijdens het spreken te verminderen en zo onze stemkwaliteit te verbeteren? [be blz. 185 §1-3]
2. Hoe kunnen we in onze bediening ’alles worden voor alle soorten van mensen’? (1 Kor. 9:20-23) [be blz. 186 §2-4]
3. Hoe kunnen we Jehovah’s voorbeeld van luisteren naar anderen nabootsen? (Gen. 18:23-33; 1 Kon. 22:19-22) [be blz. 187 §1, 2, 5]
4. Op welke praktische manieren kunnen we anderen helpen geestelijke vorderingen te maken? [be blz. 187 §6–blz. 188 §3]
5. Waarom moeten we het belangrijk vinden anderen respect te tonen? [be blz. 190 §3, kader]
TOEWIJZING 1
6. Waarom moeten we moeite doen om het hart te bereiken van degenen die we onderwijzen? [be blz. 59 §1]
7. Welke uitwerking heeft ons voorbeeld op degenen die we onderwijzen? [be blz. 61 §1]
8. Hoe kunnen we onze conversatievaardigheden thuis verbeteren? [be blz. 62 §3]
9. Welk voorbeeld van moedige ijver hebben we in de profeet Jeremia? [si blz. 129 §36]
10. Welk vertrouwen brengt Klaagliederen tot uitdrukking, en waarom is het ook nuttig dat het boek de strengheid van Gods oordelen over de goddelozen laat zien? [si blz. 132 §13]
WEKELIJKS BIJBELLEESPROGRAMMA
11. Welk vertrouwen kunnen we hebben op basis van wat Jeremia meemaakte, zoals beschreven in Jeremia 37:21?
12. Waarom zou Baruch gezegd hebben dat Jehovah ’droefheid aan zijn smart had toegevoegd’ zodat hij „afgemat” raakte, en hoe reageerde hij aanvankelijk op het probleem? (Jer. 45:1-5)
13. Vanaf wanneer werd Babylon niet langer bewoond, zodat de stad „geheel en al een verlaten woestenij” werd? (Jer. 50:13)
14. Welk beginsel in verband met gebed komt in Klaagliederen 3:8, 9, 42-45 naar voren?
15. Wat wordt afgebeeld door de wagen in Ezechiël hoofdstuk 1?