Hoe staat het met de andere religies?
VOLGENS een lijst van kerkvertegenwoordigers die bijeen waren op een conferentie in Zagorsk, nabij Moskou, staan er bij de Sovjet-regering op zijn minst nog drieëntwintig andere denominaties geregistreerd. Ook deze mogen diensten houden op hun eigen plaatsen van samenkomst.
Tot deze religieuze groeperingen behoren de moslems, lutheranen, rooms-katholieken, baptisten, Georgische en Armeense orthodoxen, joden, boeddhisten en een aantal kleinere godsdiensten. Natuurlijk zijn dit vergeleken met de Russisch-Orthodoxe Kerk minderheidsgroepen. Bij elkaar genomen, vertegenwoordigen ze slechts een paar miljoen mensen in de gehele Sovjet-Unie.
Het feit dat deze andere religies ook door de regering worden ’erkend” toont echter wel iets aan. Er blijkt uit dat ook zij een compromis hebben gesloten met de communistische leiders. Een aanwijzing hiervoor is het feit dat àndere religies zich niet hebben mogen laten inschrijven of vergaderingen mogen houden. Belangrijke vertegenwoordigers van deze groep zijn de christelijke getuigen van Jehovah; zij hebben herhaalde malen getracht zich te laten inschrijven, maar kregen hiervoor geen toestemming.
’Erkende’ religies stervende
Vrijwel zonder uitzondering liggen de ’erkende’ religies evenwel op sterven. Zo merkt bijvoorbeeld het boek Europe Since 1939 op: „Zo’n 15 miljoen moslems in Sovjet-Azië hebben zich in de loop van de tijd aangepast aan de communistische levensstijl; onder druk van officiële zijde is de loyaliteit aan de islam te zamen met de bijzondere moslemgebruiken en -gewoonten afgenomen.” En een Amerikaan die onlangs een bezoek bracht aan de — voorheen mohammedaanse — Sovjet-republiek Oezbekistan merkte op: „De meerderheid van de bewoners van dit moslemland heeft de beoefening van de islamitische godsdienst opgegeven.”
Het boeddhisme had eens een krachtige greep op de mensen in de oostelijke Sovjet-gebieden. Verslaggever P. Grose meldt echter dat de boeddhisten nu „te kampen hebben met een snelle dunning van de gelederen in de heilige ordes, de gevorderde leeftijd van de lama’s en, bovenal, de kruiperige onderworpenheid van de boeddhistische leiders, die, in perfecte navolging van de buitenlandse Sovjet-politiek, medeboeddhisten uit het buitenland begroeten met verklaringen over de vrijheid van religie in de Sovjet-Unie”.
Bij het judaïsme is de situatie hetzelfde. Grose verklaart dat de Sovjet-tactieken „zware slagen hebben toegebracht aan de joodse gemeenschap in de U. S. S. R.”. Hieraan voegt hij toe: „Van eenheid in het jodendom is in de Sovjet-Unie bijna geen sprake meer, . . . gedurende het gehele Sovjetrussische tijdvak is er een voortdurende verbrokkeling gaande geweest in de joodse gemeenschap.” Zoals hij opmerkt, is de joodse gemeenschap beroofd van leiderschap. De vader van een joods gezin verklaarde: „Onze rabbijnen hebben het veel te snel opgegeven.” Ook de huidige, uit joodse ouders geboren generatie heeft in het algemeen de beoefening van de joodse godsdienst laten varen.
Toch wordt er de laatste tijd gesproken over een hernieuwde belangstelling voor het Jiddisch, zelfs onder de jongere generatie. Zijn de berichten hieromtrent juist? De laatste paar jaar wordt er inderdaad met toestemming van de regering een Jiddisch literair blad uitgegeven, Sovetish Heimland, waarvan de oplaag nog steeds toeneemt. Maar de hoofdredacteur is . . . een communist! Toen er aan hem werd gevraagd of hij wel eens religieuze artikelen opnam, begreep hij de vraag klaarblijkelijk verkeerd, en antwoordde: „Nee, we drukken heel weinig artikelen tegen religie.” Hij moest lachen toen hem duidelijk werd gemaakt dat de vraag sloeg op artikelen ten gunste van religie. „De belangen van de synagoge interesseren ons in het geheel niet”, verklaarde hij daarop. Wat voor leerzaams er dus ook in de Jiddische publikaties mag staan, het is in overeenstemming met de doeleinden van het communisme en niet met die van het judaïsme.
Het rapport van de Minority Rights-groep in Londen bevatte een „redelijk nauwkeurige” schatting van het aantal nog in gebruik zijnde synagogen in de Sovjet-Unie. Hun aantal is van de ongeveer 3000 in 1917 gedaald tot 40 à 50. En nu de Russische politiek inzake het toewijzen van uitreisvisa aan joden die naar Israël willen emigreren, onlangs aanzienlijk is verruimd, ligt het voor de hand dat het aantal religieuze joden in de Sovjet-Unie allengs nog minder zal worden.
Zo nu en dan verschijnen er in de buitenlandse pers berichten die schijnen te duiden op een toegenomen belangstelling bij de baptisten. Zij vormen een van de ’erkende’ religies in de Sovjet-Unie. Maar merk op wat het boek Russia, gepubliceerd door Time Incorporated, hierover heeft te zeggen:
„Een bezoeker aan de baptistenkerk in Moskou — het enige protestantse godshuis in de hoofdstad — zal misschien 2000 mensen opgepakt zien zitten in een gebouw dat maar voor een paar honderd personen bestemd is. Zelfs de noodbalkons vertonen een zee van devote gezichten.
Een wat nauwkeuriger beschouwing van de verschillende gemeenten in de Sovjet-Unie maakt echter duidelijk dat de meeste aanbidders oudere mensen zijn, die zijn geboren en opgegroeid voor de Revolutie, terwijl negen van de tien vrouwen zijn. In provinciesteden zal men naar verhouding misschien iets meer jonge mensen aantreffen.
Dit echter te interpreteren als een teken van een massaal religieus reveil zou misleidend zijn. Met het uitsterven van de oudere generatie zal de religie in het leven van de Sovjet-Unie waarschijnlijk nog meer aan invloed verliezen.”
Waarom wordt bovendien de baptistische religie door de communistische regering ’erkend’? New York Times-correspondent Grose brengt ons op het spoor. Hij haalt het voorval aan van 400 aanhangers van deze kerk, die niet meer met haar tevreden waren en aan de Sovjet-regering het verzoek richtten een nieuwe religieuze organisatie te mogen beginnen. Waarom waren zij ontevreden? Grose zegt: „Onder [de 400] gelovigen bestond het gevoel dat de baptistenleiders zichzelf te volgzaam hadden getoond aan de staatsautoriteiten.” De afgescheidenen werden echter uiteengejaagd; sommigen kwamen in de gevangenis terecht, anderen voegden zich weer bij de nationaal erkende organisatie.
Opnieuw blijkt hier dus uit dat de Sovjets slechts die religies ’erkennen’ die zich volledig aan hen onderwerpen. Dit is tenminste tot nu toe altijd het geval geweest.
Onvermijdelijke conclusie
De conclusie is derhalve onvermijdelijk: Langzaam maar zeker worden in de Sovjet-Unie de religies van zowel de christenheid als het heidendom doodgedrukt door de van alle kanten komende communistische pressie.
Voor deze religies krijgen de mensen in hun geest vervangingen aangeboden in de vorm van atheïsme, materialisme, wetenschap, economische vooruitgang, sport, cultuur en een opzien naar de Staat voor vooruitgang. Deze dingen worden als surrogaat verschaft voor de natuurlijke menselijke neiging om naar iets hogers, naar God, op te zien.
Wat er in de Sovjet-Unie is gebeurd, is precies zoals een geschiedkundige het beschreef: „De georganiseerde religie is, met uitzondering van enkele met ijver en toewijding bezielde bewegingen, gebleken een stervend instituut te zijn.” Ze is inderdaad een stervend instituut, ook in het overgrote deel van de rest van de wereld! In de Sovjet-Unie — waar de geestelijkheid geen waar leiderschap heeft uitgeoefend, waar in de kerken en in de huizen van de kerkleden geen juist onderricht over God wordt gegeven en waar de staat al meer dan vijf decennia volledig tegen haar gekant is geweest — blijkt dit, zoals we gezien hebben, echter het sterkst.
Betekent dit dat de Sovjet-Unie in de toekomst nagenoeg alleen door atheïsten bewoond zal worden? Zal dit land ten slotte van alle religie beroofd zijn? Hoewel het op dit moment wel in die richting gaat, zal de nabije toekomst iets anders te zien geven!