Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g74 22/3 blz. 9-17
  • Hoe ik een ’kick’ gaf aan de druggewoonte

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Hoe ik een ’kick’ gaf aan de druggewoonte
  • Ontwaakt! 1974
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Van jongs af aan bedorven
  • Seksuele immoraliteit en de gevangenis
  • Verzonken in de verslaving aan drugs
  • Ternauwernood ontsnapt
  • Een weg vol struikelblokken naar herstel
  • Anderen helpen
  • Verandering gestaafd
  • De werkelijke oplossing
  • Waarom zij zich wenden tot drugs
    Ontwaakt! 1974
  • Ouders, spreekt met uw kinderen over drugs
    Ontwaakt! 1974
  • Kan de oorlog tegen drugs gewonnen worden?
    Ontwaakt! 1999
  • Verwoeste levens, verloren levens
    Ontwaakt! 1999
Meer weergeven
Ontwaakt! 1974
g74 22/3 blz. 9-17

Hoe ik een ’kick’ gaf aan de druggewoonte

EEN kop op de voorpagina van de Youngstown Vindicator (Ohio) van 6 december 1968 luidde: „POLITIE VAN LIBERTY ARRESTEERT 18-JARIGE WEGENS HET VERKOPEN VAN LSD.”

Ik was die achttienjarige. Ik werd tot tien maanden gevangenisstraf veroordeeld, tien maanden die ik moest uitzitten in de provinciegevangenis van Trumbull. Maar na dertig dagen was ik alweer op vrije voeten en zat spoedig opnieuw in de „handel”, bestaande in het „pushen” (verkopen) van drugs. Het geld dat ik daarmee verdiende, had ik meer dan nodig om mijn eigen druggewoonte te bekostigen; ik was een vaste gebruiker van allerlei soorten van drugs, maar in het bijzonder van LSD.

Toch stond ik op dat moment nog maar aan het begin van een lange weg die mij zou voeren naar de afgronden waarin tal van heroïne-verslaafden wegzinken. In totaal kwam ik meer dan twintigmaal in de gevangenis terecht, en drie keer werd ik naar een zenuwinrichting gebracht. Meer dan eens werd ik naakt uitgekleed en in een cel met gecapitonneerde (beklede) wanden opgesloten om daar alleen de verschrikkingen van een onthoudingsperiode — de zogenaamde „cold turkey”-kuur — te ondergaan, waarbij men je op slag onthoudt van alle middelen. De laatste maal werd ik in kritieke toestand van de cel naar een ziekenhuis overgebracht, waar ik zelfs al bediend werd. Maar ik kwam erdoor en werd daarna op beschuldiging van inbraak opgesloten in de staatsgevangenis van Ohio.

Maar dat alles ligt nu gelukkig ver achter mij. Ik heb het druggebruik overwonnen. Het is nu meer dan drie en een half jaar geleden sinds ik voor het laatst drugs heb aangeraakt, en ik ben ervan overtuigd dat dat ook nooit meer zal gebeuren. Want ik heb nu een werkelijk antwoord gevonden op het drugprobleem.

Laat ik echter voordat ik hierover ga vertellen, in het kort mijn vroegere leven beschrijven. Mogelijk schuilen er aanwijzingen in betreffende omstandigheden die vaak tot druggebruik leiden, aanwijzingen die u kunt gebruiken om onmiddellijk tot actie over te gaan als u bemerkt dat er zich in uw gezin overeenkomstige patronen aan het ontwikkelen zijn, voordat het hiervoor te laat is.

Van jongs af aan bedorven

Mijn ouders scheidden in 1951, toen ik nog maar een baby was van acht maanden. Er volgde een wettelijke strijd en vreemd genoeg werd ik aan mijn vader toegewezen. Er werd een regeling getroffen dat mijn moeder mij één dag in de week zou zien. Nadat moeder hertrouwd was, zette het touwtrekken om mij zich voort, waarbij men van beide kanten mijn genegenheid trachtte te winnen met een overdaad aan speelgoed, hetgeen onvermijdelijk tot gevolg had dat ik in- en inverwend raakte.

Dit duurde zo voort tot het moment dat moeder niet meer trachtte mijn genegenheid te „kopen”. Zij was met Jehovah’s getuigen een huisbijbelstudie begonnen. Weldra hield het smijten met potten en pannen, het vechten en het roken op en verdwenen ook andere slechte gewoonten. Tijdens mijn bezoeken namen mijn stiefvader en zij mij mee naar vergaderingen voor bijbelstudie. En wanneer ik dan thuiskwam vertelde ik altijd aan mijn vader wat ik had geleerd. Maar hij hield er niet van. Zijn familie drong aan: „Houd hem bij zijn moeder vandaan. Jehovah’s getuigen verdraaien de bijbel — zij zijn gek!”

Derhalve werd er een geconcentreerde poging ondernomen om mij tegen mijn moeder op te zetten. Ik werd verleid met dure geschenken terwijl ik van mijn vader bijna alles mocht wat ik wilde. Dit bleef niet zonder gevolg. Op een dag toen mijn moeder me weer kwam halen, zei ik tegen haar: „Mam, ik wil u niet meer zien”, op welke woorden zij zich tot mijn vader wendde, en zei: „Dat heb jij hem geleerd, hè John?” Ik was toen negen, en het zou vele jaren duren voor ik mijn moeder zou weerzien.

Vader hertrouwde in augustus 1960. In de grond verwend als ik inderdaad was, maakte ik het leven voor mijn vader en stiefmoeder tot een hel. Maar nooit ontving ik ook maar een sprankje streng onderricht. Als zevenjarige was ik stiekem gaan roken, en ik moet tien of elf zijn geweest toen ik voor het eerst dronken was. Ik snoof ook lijm en experimenteerde met marihuana. Mijn ongedisciplineerde opvoeding en vroege druggebruik verwarde mijn denken.

Toen ik als dertienjarige door een meisje op mijn nummer werd gezet, goot ik uit wraak benzine op de oprijlaan van het huis van haar ouders, stak een lucifer aan en verbrandde de garage. Vader moest $800 aan boeten en onkosten betalen. In diezelfde periode werd ik ook gepakt wegens winkeldiefstal. Maar de „echte” moeilijkheden moesten nog komen.

Seksuele immoraliteit en de gevangenis

Tijdens mijn tweede jaar op de middelbare school van Liberty werd ik in de meisjestoiletten met een vriendin in compromitterende omstandigheden betrapt en voor twee weken van school gestuurd. Nog diezelfde zomer verbrandde ik uit protest in de achtertuin mijn „conservatieve” kleren. Mijn stiefmoeder en mijn vader waren hels en sloten me op in mijn kamer. Ik greep een traangasgeweer, schoot op mijn vader en dook vervolgens uit het raam. De politie werd geroepen en agent Fred Faustino haalde me van het dak en nam me in arrest. Dat was de eerste van een lange reeks gevangenisopsluitingen.

Later dat jaar betrapte de vader van mijn vriendin ons na schooltijd in bed, zodat ons avontuur op het politiebureau van Liberty eindigde. Maar er was koud een dag voorbij of ik was weer bij dit meisje in huis. Hoe weinig respect had ik toen voor autoriteit of voor wat er door wie maar ook tegen me werd gezegd! Twee weken later, toen een oom van het meisje onze verhouding trachtte te doorkruisen, stelde ik met een vriend een plan op om hem te vermoorden, een plan aan de uitvoering waarvan we gelukkig nooit zijn toegekomen.

Ik was een langharige rebel, een echte oproerkraaier, geworden. Toch zocht ik naar iets, iets om me aan vast te klampen, een toekomst. Ik wilde iemand zijn, aandacht hebben. Ik dacht erover dat het antwoord misschien in trouwen was gelegen. Onze ouders bespraken dit maar kwamen tot de slotsom dat wij nog te jong waren en onze verhouding slechts een dwaze verliefdheid was.

Derhalve maakten wij plannen om weg te lopen, wat we in februari 1967 deden, naar het westen met $420 gestolen geld op zak. Aan onze reis kwam een abrupt einde toen we in Los Angeles werden opgepakt en daarna naar Ohio werden teruggevlogen. Wachtende politiemannen deden me de handboeien om en brachten me naar de provinciegevangenis van Trumbull, waar ik twee weken werd vastgehouden.

Geen school in de omgeving wilde me meer hebben. Slechts met veel smeken was mijn vader in staat me op de katholieke John F. Kennedy-school in het nabijgelegen Warren geplaatst te krijgen, waar ik mijn derde jaar afmaakte. Tijdens mijn verblijf op die school raakte ik nog dieper verwikkeld in de druggewoonte. In de zomer werd ik voor het plegen van verscheidene inbraken gearresteerd.

Mijn vierde jaar was een complete mislukking. Toen ik onlangs met het hoofd Frank Lehnerd mijn schoolrapporten doornam, ontdekten we dat ik vijfenzeventig dagen absent was geweest! In februari 1968 verborg ik mijn meisje drie dagen lang op mijn kamer, denkend dat ik onze wederzijdse families daarmee wel zover zou kunnen krijgen dat we mochten trouwen. Maar alles waar het op uitliep waren drie maanden opvoedingsgesticht in Columbus (Ohio). Ik kwam op tijd vrij om mijn eindexamen te doen, waarvoor ik slaagde.

De eerstvolgende gelegenheid dat ik weer met mijn vriendin alleen was, spoorde ik haar aan opnieuw van huis weg te lopen en een buisje aspirine in te nemen om een zelfmoordpoging te fingeren. Ik meende dat dit voor onze ouders het overtuigende bewijs zou leveren dat we echt van elkaar hielden. Maar toen ze kruipend en bloedopgevend thuiskwam, verloor ik haar voorgoed; ze wilde niets meer met me te maken hebben nadat haar moeder had gezegd: „Hij houdt niet van je; je bent voor hem een speelpop. Hij wil je onder de groene zoden hebben.” Nooit meer had ik enige connectie met dit meisje, maar wel zonk ik door deze tragische affaire verder weg in nog diepere afgronden van ontaarding, versneld door een verhoogd druggebruik.

Verzonken in de verslaving aan drugs

Ik was op dat moment nog geen werkelijke verslaafde, wel een zware gebruiker en, niet te vergeten, een „pusher”. Ik ging zelfs naar New York om aan drugs te komen. Ten slotte werd ik ten gevolge van een intensief politieonderzoek gegrepen — ik verkocht drugs aan een rechercheur in burger en werd met het gemerkte geld dat hij me had gegeven, gearresteerd. Dat was de keer dat mijn arrestatie in vette koppen op de voorpagina’s stond vermeld. Mijn vader nam evenwel een goede advocaat in de arm en tegen half januari 1969 was ik weer op vrije voeten.

Het duurde niet lang of de handel in drugs nam me weer volledig in beslag. Ik verdiende er hopen geld mee. Die had ik dan ook broodnodig om de heroïne te bekostigen, welke ik was begonnen te „mainlinen” — dat wil zeggen, met een injectiespuit direct in een ader te spuiten. Een paar maanden achtereen besteedde ik zo’n $40 à $50 per dag aan drugs. Vader probeerde me te helpen door baantjes voor me te zoeken, maar waar ik ook kwam, ik hield het er altijd maar enkele weken uit. Ik was zo verslaafd dat ik zelfs op mijn werk nog drugs „spoot”.

Dit was niet zo moeilijk. In mijn ring bevond zich een vakje waarin ik de drugs overal mee naar toe kon nemen. En in het toilet kon ik ze met een injectiespuit rechtstreeks in mijn bloedbaan brengen. Maar om er zeker van te zijn dat er geen restje in de spuit was achtergebleven, had ik de gewoonte ontwikkeld de zuiger vervolgens omhoog te halen zodat het reservoir zich met bloed vulde, waarna ik opnieuw spoot — en dit vaak wel tienmaal achtereen!

Daarna was ik doorgaans helemaal van de kaart; je krijgt een „rush” — een gevoel alsof je plotseling uit een gebouw wordt geworpen, waarna je lusteloos en hangerig wordt — zó zelfs dat je haar op je hoofd slap aanvoelt. Een verslaafde is in feite iemand die zoveel mogelijk „rushes” tracht op te wekken.

Wat ik ook wel deed, was een „speedball” nemen; ik spoot dan een mengsel van „speed” (methedrine) en heroïne in mijn aderen — een stimulerend en een versuffend middel. Het lichaam „weet” dan niet wat het moet doen — ontspannen of inspannen — en is in ontzettende beroering.

LSD heeft een geheel ander effect. Als ik onder invloed daarvan verkeerde, vermeende ik dat ik alles kon, dat ik God kon zijn en mijn lot in eigen handen had. Joe Schovoni, mijn advocaat, vertelde me onlangs dat ik hem eens onder invloed van LSD werkelijk bang had gemaakt door te zeggen dat ik een baby uit een zwangere vrouw kon halen. Het is verschrikkelijk tot welke gedachten en daden men door drugs komt. In totaal heb ik minstens 200 LSD-tabletten geslikt.

Een jaar lang leefde ik slechts voor „kicks”, „spoot” drugs, leefde samen met meisjes en stelde alles in het werk om de politie te ontlopen. Ik leefde in de ene smerige plaats na de andere, ’trekkend van rattehol naar rattehol’, om de duidelijke woorden van mijn vader te gebruiken. De politie beschuldigde mij er zelfs van een inbraak in mijn vaders huis te hebben gepleegd of georganiseerd; mijn „kameraden” roofden daar voor duizenden dollars aan eigendommen. In augustus 1969 trokken we naar het beruchte Woodstock-festival, waar ik tal van vitaminepreparaten als LSD verhandelde en een grote hoeveelheid geld opstreek. Ik klom op het schavot naast het podium om een goed gezicht te hebben op de spelers en de menigte en herinner me toen te hebben gedacht dat elkeen door een mysterieuze kracht naar deze plaats leek te zijn toegetrokken.

Kort na mijn terugkomst thuis begon ik te oogsten wat ik had gezaaid. Ik ging tot op de „kale bodem” en ben nauwelijks in leven gebleven.

Ternauwernood ontsnapt

Het was 5 september 1969. Ik was werkelijk „uitgeput”, en snakte naar drugs. Ik brak in in een apotheek in het kleine stadje Vienna, onder de rook van Youngstown. Al tastend mijn weg zoekend, verzamelde ik wat van mijn gading was, maar toen: sirenes! Politieagenten met getrokken pistolen stormden naar binnen; dat was voor mij de geestelijke genadeklap; al schreeuwend rende ik op ze af: „Schiet me dood! Schiet me dood!”

Op beschuldiging van inbraak werd ik overgebracht naar de toen reeds voor mij overbekende provinciegevangenis. Ik was daar al zo vaak geweest dat ze boven een van de cellen mijn naam hadden geschreven! Ontdaan van mijn kleren en volkomen naakt werd ik in de kleine gecapitonneerde cel geworpen, die zo klein was dat ik er niet languit in kon liggen. Daar onderging ik mijn eerste onthoudingsverschijnselen. Kortgeleden liet Harold Post, de cipier, mij en een vriend van mij nogmaals de cel zien, zeggend: „Ik dacht dat je hier zou blijven liggen en doodgaan. Ik wilde niets met je te maken hebben.”

Ik kan het hem niet kwalijk nemen. Ik was totaal bedorven! Als een dier rolde ik in mijn eigen uitwerpselen en urine, klauwde tegen de wanden op en beet in de vinylen bekleding. Post herinnerde zich: „Hij was aan het smeken; ik bedoel werkelijk, op z’n knieën. Maar de medicijnen innemen die hem werden gegeven, dat deed hij niet.”

Sheriff Richard Barnett was destijds ook daar, en toen ik hem begin vorig jaar bezocht, herinnerde hij me eraan hoe kritiek mijn toestand toen was: „Je wilde niets innemen — je was een complete wilde — je spoog alles uit. Daarom werden er zetpillen voorgeschreven; ik heb die er nog bij je moeten inbrengen.” Toen ik nochtans niet vooruitging, bracht men mij over naar het Woodside Receiving Hospital, een zenuwinrichting in Youngstown.

Om vier uur ’s morgens werd mijn vader opgebeld door een verpleegster: „Uw zoon is ziek, hij heeft uw hulp nodig . . . hij ligt op sterven.” Onmiddellijk trad vader in contact met Dr. B. Firestone, die me liet overbrengen naar het St. Elizabeth-ziekenhuis. Dagenlang lag ik daar op de rand van het graf. Dr. Firestone verzekerde mijn vader dat ze zouden trachten me erdoor te halen, maar dat hij niets kon garanderen. In het ziekenhuisverslag van het Elizabeth-ziekenhuis staat nog: „Deze patiënt werd opgenomen . . . wegens ernstige onthoudingsverschijnselen ten gevolge van het gebruik van narcotica.”

Vader betaalde mijn borgsom, die was gesteld op $5000, en binnen drie weken was ik uit het ziekenhuis ontslagen. Maar zelfs deze ervaring bracht mij er nog niet toe met mijn vroegere levenswijze te breken, hoewel ik vader keer op keer beloofde en zei dat ik opnieuw zou beginnen. Nog altijd had ik lang haar en spoedig was ik ook weer aan de drugs. U vraagt u misschien af hoe het mogelijk is dat iemand steeds opnieuw naar drugs grijpt, zelfs na slechte LSD-„trips” of verschrikkelijke onthoudingsperiodes na heroïnegebruik.

Tja, hoe gaat dat. Toen ik me weer wat beter ging voelen, raakte mijn geest weer vervuld met gedachten over meisjes, „kicks” en alles wat daarmee verband houdt — hippies, „vrije liefde”, motoren en rondzwerven. En wat er nog aan weerstand restte, werd wel ’weggespeeld’ door de harde muziek die ik draaide en die een beroep deed op mijn lagere hartstochten. Ik begon in mijn hart te redeneren van: ’Wat is er nou voor verkeerds aan om het nog eens te doen.’ Maar mijn laatste LSD-„trips” werden zienderogen slechter. In wanhoop belde ik ten slotte mijn moeder op, daarmee een kloof van jaren overbruggend. Mijn stiefvader, een ouderling in de gemeente van Jehovah’s getuigen, regelde het dat iemand bij mij uit de buurt een bijbelstudie met me begon.

Een weg vol struikelblokken naar herstel

Maart 1970 had ik mijn eerste bijbelstudie met een van Jehovah’s getuigen. Tevens bezocht ik de Koninkrijkszaal in Girard. Ik droeg een zwartleren broek en een „hippe” bril met ronde glazen, terwijl mijn haar nog geen centimeter korter was. Ik wilde bewijzen dat Jehovah’s getuigen precies net zo waren als iedereen, even huichelachtig. Maar ik stond perplex. Zij toonden werkelijk belangstelling voor mij en allen gaven op mijn vragen dezelfde antwoorden. Maar nog was mijn hart niet geraakt en weer ging ik die nacht naar mijn oude hippie-genoten en „spoot” opnieuw heroïne.

Maar naarmate de ene studie op de andere volgde, begon ik te beseffen dat hetgeen de bijbel leert, de waarheid was. En toch kon ik, of beter gezegd, wilde ik nog niet breken met de drugs en mijn immorele levenswijze. Tot het laatste weekeinde van april. Een ijzingwekkende LSD-„trip” beroofde me bijna van mijn zinnen: Ik „zag” mijn vriendin naast me op de zitbank van de auto langzaam tot ontbinding overgaan. De kwaadaardige verschrikking van zo’n ervaring is onbeschrijfelijk. Ik dacht dat het het einde was — dat ik mezelf van kant zou maken. Maar ik riep tot Jehovah God, gebruikte zijn naam, en smeekte Hem mij te helpen.

Hoewel het 3 uur ’s morgens was, belde ik de Getuige op van wie ik studie kreeg, en hij verzekerde mij dat Jehovah me zou helpen als het me deze keer ernst was met veranderen. Ik beloofde plechtig dat ik nooit meer drugs zou gebruiken, en heb dat ook nooit meer gedaan. Er gaat geen dag voorbij zonder dat ik wakker wordt en mijn Maker dank voor de wijze waarop hij mij geholpen heeft die verschrikkelijke ervaringen te doorstaan.

De daaropvolgende week moest ik voor de rechtbank verschijnen voor mijn september-inbraak in de apotheek. Aangezien de openbare mening tegen me was wegens mijn lange strafregister, zond de rechter mij naar de staatsgevangenis van Ohio op grond van een veroordeling die me wel eens vijftien jaar zou kunnen gaan kosten. Pas enige dagen later ging mijn gevangenistijd in. Dat was een regelrechte zegen voor mij. Waarom?

Wel, het verschafte me de tijd om te mediteren en te studeren. Ik analyseerde mijn leven en kwam tot het besef hoe vruchteloos en verwoestend het was geweest. Ik smeekte Jehovah mij te vergeven, en zei hem dat ik met mijn hele hart zijn wil wenste te doen. Ik gooide me volledig op een studie van de bijbel, met behulp van de publikaties van Jehovah’s getuigen. Toen, tegen het einde van juni, herkreeg ik dank zij de inspanningen van mijn vader, mijn vrijheid. Minder dan twee weken later, 10 juli 1970, symboliseerde ik door middel van de waterdoop mijn opdracht om Jehovah God te dienen.

Anderen helpen

Ik begon nu vroegere kameraden op te zoeken, niet om opnieuw met hen aan de drugs te gaan, maar hun te vertellen waarom ik was veranderd en hoe ik daartoe in staat was geweest. Ik voelde wat dat betreft een verantwoordelijkheid omdat zovelen van hen door mij aan de drugs waren geraakt en zij mijn klanten waren geweest. Het precieze aantal zou ik niet kunnen noemen, maar ik heb toch wel met minstens driehonderd voormalige vrienden op deze wijze contact gehad, en ik heb werkelijk het idee dat sommigen uiteindelijk gunstig zullen reageren op de bijbelse waarheden die we hebben besproken.

Een van de eersten met wie ik de bijbel bestudeerde, was een belangrijke drugklant van mij. Ik had hem geleerd hoe heroïne te „mainlinen”, door zijn arm vast te houden en hem de eerste injectie in zijn aderen te geven. Zijn familie was zo onder de indruk van de verandering die ik had ondergaan, dat ook zij deelnamen aan de studie. Maar het mocht niet baten; hij bleef in mijn oude voetstappen wandelen. Tot dusver zijn op zijn minst zes van zulke voormalige medegebruikers van mij als gevolg van hun druggebruik gestorven. Er was echter nog een geheel andere kameraad uit mijn jeugd, die wel gunstig reageerde op mijn inspanningen. Het was heel ongewoon hoe we elkaar weer ontmoetten.

Ik predikte van huis tot huis en wilde net bij een huis weggaan toen een langharige knaap de oprijlaan kwam opgerend. Nadat ik me had voorgesteld, vroeg hij bijna onmiddellijk: „Hoe was je naam, zei je?” Toen ik die herhaalde, was zijn reactie: „Nee, dat kan niet, jij bent niet van Murray Hill Drive!” Hij kwam me bekend voor, maar ik kon hem niet thuisbrengen, tot hij zijn naam noemde. Natuurlijk! Samen hadden wij het plan gesmeed om de oom van mijn vriendin te vermoorden. Maar hij weigerde te geloven dat ik het was, tot ik m’n portefeuille te voorschijn haalde om me te identificeren. Mijn uiterlijk was volledig veranderd.

Ik begon een studie met hem; hij bleef toenemen in waardering voor de bijbel, gaf de drugs eraan en werd begin 1972 gedoopt. De zomer van dat jaar vertelden wij onze ervaring op de districtsvergadering van Jehovah’s getuigen in het Three Rivers-stadion in Pittsburgh. Wij waren ook in de gelegenheid tot klassen schoolleerlingen te spreken over het drugprobleem en de reden waarom zij drugs dienen te mijden. Jongeren die wisten hoe ik vroeger geweest was, hadden hun leraren gevraagd deze gesprekken te organiseren.

Zo spraken wij bijvoorbeeld in november 1972 tot zes klassen van een ambachtsschool in Mahoning, de County Joint Vocational School. In totaal waren meer dan 600 leerlingen aanwezig! Zij luisterden bijzonder aandachtig en namen meer dan honderd boeken en ongeveer honderd tijdschriften waarin een verdere verklaring werd gegeven van het geloof en de hoop die ons instaat hadden gesteld het druggebruik te overwinnen. Op 5 december 1972 ontving ik een map met zestig brieven, allemaal afkomstig van deze leerlingen. Er sprak grote waardering uit, maar toch stond in de meeste dat het niet te geloven was dat wij werkelijk zo erg aan de drugs verslaafd waren geweest. Volgens hen kon niemand zó veranderen.

Verandering gestaafd

Dat is een algemene misvatting. Zo stelde bijvoorbeeld het hoofd van de veiligheidsdienst van het Schooldistrict van Seattle: „Er is geen terugkeer (genezing) van drugs mogelijk.” Hetzelfde vertelde mij William A. Friednamer, hoofd van de afdeling Narcotica van de Youngstownse politie, die in al de jaren dat hij reeds met drugs te maken had gehad, nog nooit een verslaafde aan heroïne langer dan drie à vier maanden van de drugs had zien afblijven. „En daar zit jij nou”, voegde hij er bijna in ongeloof aan toe.

Het is daarom begrijpelijk dat velen mijn verhaal met sceptische gevoelens zullen lezen. Zij zullen niet kunnen geloven dat ik werkelijk mijn verslaving overwonnen heb. Om deze reden ben ik begin vorig jaar tientallen bezoeken gaan brengen aan allerlei personen die met mij als verslaafde te maken hebben gehad, onder wie politie- en reclasseringsambtenaren, cipiers, rechters, advocaten, psychologen, psychiaters, doktoren, etc. Na verteld te hebben waarom ik ze was komen opzoeken, vroeg ik hun dan vervolgens om hun commentaar.

De meesten konden eenvoudig niet geloven dat ik dezelfde was. Zij kenden natuurlijk allemaal zonder uitzondering mijn naam — die was berucht. Maar soms moest ik werkelijk mijn identiteitsbewijs te voorschijn halen om aan te tonen dat ik dezelfde persoon was. Bijna allen wilden weten: ’Hoe lang ben je al van de drugs? Hoe is dat mogelijk? Hoe ben je zo veranderd?’ En ik was dankbaar voor de gelegenheid die mij aldus werd geboden een verklaring te geven.

De werkelijke oplossing

Denny Corodo was een van de politieambtenaren die ik bezocht. Hij was aanwezig geweest bij mijn arrestatie in de apotheek. Hij is nu hoofd van een afdeling en heeft zich volledig gespecialiseerd op de drugvoorlichting; hij houdt lezingen op middelbare scholen en voor verenigingen over drugs en het drugprobleem. „Je bent werkelijk veranderd! Ik kan het niet geloven!” was zijn voortdurende uitroep terwijl wij het verleden nog eens de revue lieten passeren. „Er moet iets met je gebeurd zijn, iets dat je geestelijk wat heeft gedaan, waardoor je tot het een of andere besef bent gekomen.”

Ik vertelde hem dat hij daarin gelijk had, dat ik tot het besef was gekomen een verantwoordelijkheid jegens mijn Schepper te bezitten en dat dit besef niet alleen mijn geest had bereikt, maar tot diep in mijn hart was doorgedrongen. Een verlangen naar het dienen van God bande drugs, immoraliteit en al dat soort van dingen uit mijn hart, terwijl het mij de motivatie en de kracht verschafte te doen wat juist is.

Op 1 maart 1973 had ik ook een ontmoeting met Dr. Firestone, de arts in het St. Elizabeth-ziekenhuis die me tijdens mijn onthouding onder behandeling had gehad. Toen ik binnenkwam, riep hij uit: „Ik kan het niet geloven, jij bent het!” Daarop vroeg hij of hij ook de andere doktoren van de staf mocht roepen die met mijn geval bekend waren. Ook zij waren verbaasd over de verandering die ik had ondergaan. „Hoe ben je uit die maalstroom gekomen?” wilden zij weten.

Ik legde uit dat ik was gaan beseffen niet de ontwerper van mijn eigen bestemming te zijn. Te vaak was ik op een doodlopende weg uitgekomen. Ik had mijn eigen maatstaven gevolgd; ik had het gevoel gehad zelf God te zijn, mijn eigen regels te kunnen stellen en al jagend op genoegens, alles te kunnen doen wat ik wilde. Maar toen, zo vertelde ik hun, kreeg ik door een studie van de bijbel een gezonde vrees voor mijn Schepper, terwijl ik tevens tot het inzicht kwam dat er een groep mensen bestond die werkelijk overeenkomstig de leer van de bijbel leefde, namelijk Jehovah’s getuigen.

„Wat is er zo speciaal aan Jehovah’s getuigen in vergelijking met andere geloven?” werd mij gevraagd, waarop ik uitlegde dat ik door de bijbel met Jehovah’s getuigen te bestuderen helder Gods grootse voornemen voor de mensheid was gaan zien. Het was mij bijvoorbeeld duidelijk geworden wat de toestand van de doden is, welke zekere hoop er bestaat op een opstanding, en hoe deze aarde onder de regering van Gods koninkrijk tot een paradijs gemaakt zal worden. Het was geloof en overtuiging aangaande deze dingen, zo legde ik uit, die mij in staat hadden gesteld druggebruik te overwinnen.

Ik vertelde de doktoren ook nog dat ik diverse andere religies, zelfs het boeddhisme, had onderzocht en dat ik als rooms-katholiek was opgevoed. Maar geen van deze religies heeft enige vastheid te bieden — enige overtuiging, enige werkelijke hoop en enig werkelijk geloof in de Schepper, Jehovah God. Dat is ook de reden waarom ze niet bij machte zijn gebleken jonge mensen de noodzakelijke motivatie te verschaffen om de drugs op te geven.

Bijna drie jaar ben ik nu als volle-tijdprediker van Jehovah’s getuigen werkzaam. En ik heb ontdekt dat ik niet de enige ben die zo’n grote verandering in zijn leven heeft aangebracht. Ik ben met vele ware vrienden in contact gekomen die eveneens na met Jehovah’s getuigen de bijbel te hebben bestudeerd en na hun Schepper te hebben leren kennen en waarderen, hebben gebroken met de druggewoonte. Als zij het hebben gekund, kun jij het ook als je een druggebruiker bent. Beoefen de ware religie. Dat is hèt antwoord op het drugprobleem! — Ingezonden.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen