Een tolerante maatschappij — Waartoe leidt dit?
DE MODERNE maatschappij van thans wordt steeds toleranter. In steeds meer landen kan men waarnemen dat allerlei activiteiten die voorheen als misdadig werden bestempeld, nu wettig zijn verklaard of dat er eenvoudig geen aandacht meer aan wordt geschonken.
Gokken (met of zonder vergunning), prostitutie, homoseksuele handelingen, de verkoop van pornografische lectuur, drinken tot men dronken is, het gebruik van verslavende drugs, naaktheid op het toneel, in de film en op het strand, mannen gekleed als vrouwen en omgekeerd — aan dit alles geeft men zich over zonder bijna nog het risico te lopen dat men gearresteerd of gerechtelijk vervolgd zal worden.
Sommige mensen vinden dit een goede tendens, iets waar de hele maatschappij uiteindelijk alleen maar wel bij zal varen. Alle bovengenoemde activiteiten zien zij zelfs als dingen die buiten de bevoegdheid vallen van overheidsorganen die belast zijn met het handhaven van de wet. Hoe dat zo?
De argumenten voor tolerantie
Zij voeren daarvoor een aantal argumenten aan. Deze komen er echter allemaal op neer dat het hier gaat om „misdaden zonder slachtoffer”. „Wie”, zo vragen zij bijvoorbeeld, „is het slachtoffer van prostitutie? De man krijgt de seksuele omgang waarnaar hij zocht, en de vrouw het geld waar ze op uit was. Wie is dan het slachtoffer?”
Zo ook met gokken, door sommigen louter „ontspanning” genoemd. Wellicht is het bij de wet verboden, maar wanneer beide partijen het spel spelen volgens de regels, wie is dan het slachtoffer? Goed, iemand verliest misschien geld, maar hij wist dat die kans erin zat, al voordat hij begon, en toch ging hij spelen. Waarin ligt dan hier de misdaad?
Het basisargument bij al zulke gevallen is derhalve dat de overheid niet tussenbeide dient te komen zolang alle betrokkenen uit vrije wil meedoen.
Wat botter gesteld, zegt men dat ’de overheid geen „morele bemoeial” dient te zijn, die haar neus in andermans privé-zaken steekt’. En wordt dan de kwestie opgeworpen van de eventuele persoonlijke schade die iemand door bepaalde activiteiten oploopt, hetzij op het gebied van de gezondheid of de financiële situatie, dan antwoorden de voorstanders van een tolerantere, vrijere maatschappij misschien met de woorden van John Stuart Mill, een Engelse filosoof en econoom, die schreef:
„Het enige doel waarvoor terecht macht kan worden uitgeoefend over enig lid van een beschaafde gemeenschap tegen diens wil, is om schade aan anderen toegebracht te voorkomen. Zijn eigen welzijn, geestelijk of fysiek, is geen voldoende grond.”
Dat niet alleen, zij argumenteren ook dat wetten die een goede moraal verplicht trachten te stellen op terreinen als seks, drinken, druggebruik of gokken, in wezen onuitvoerbaar zijn en afgeschaft zouden moeten worden. Ja, zo zegt men, zulke wetten dragen zelfs bij tot de toename van „ernstiger” misdrijven. Hoe zo?
Wel, in die zin dat ze de aandacht van de politie zozeer in beslag nemen, dat deze wordt gehinderd bij haar toezien op misdaden als bijvoorbeeld diefstal en gewapende roofovervallen. In de Verenigde Staten geschiedt naar verluidt bijna de helft van het aantal arrestaties naar aanleiding van zogenaamd „slachtofferloze misdrijven”. En van de politie gaan deze arrestanten over naar de rechtbanken. Op een nationale conferentie over de misdaadberechting, zei de president van de Verenigde Staten:
„We zullen manieren moeten zien te vinden om de rechtbanken te ontlasten van die eindeloze stroom ’slachtofferloze misdrijven’ die een serieuze beschouwing van ernstige misdrijven in de weg staan.”
Kortom, velen achten de strijd tegen gokken, marihuana, seksuele uitspattingen en ontuchtige handelingen, alsmede dronkenschap een nutteloze, anti-produktieve onderneming. ’Maak de politie en de rechtbanken vrij zodat zij het getij van aanvallen op het leven, de persoon en de eigendommen van de burger kunnen keren’, zo dringen zij aan.
Wat zegt de religie over dit alles? Veel religieuze leiders zijn een overeenkomstige mening toegedaan, vooral met betrekking tot de seksuele moraal. Van steeds meer van hen hoort men zeggen dat zij geen ernstig gevaar of iets verkeerds zien in homoseksualiteit, voorechtelijke of buitenechtelijke seksuele omgang. De zienswijze van veel religieuze leiders komt nauw overeen met die van een actrice uit vroeger tijd, die zei: „Het geeft niet wat je in je slaapkamer doet, zolang het maar niet op straat gebeurt en je de paarden aan het schrikken maakt.” Ja, in een tijd waarin zelfs onder gehuwde personen seksuele perversies (zoals orale en anale gemeenschap) steeds gewoner worden, heeft de geestelijkheid weinig of geen woorden meer ter raad of maning te bieden.
In welke richting gaat de tendens?
Zal deze tolerante tendens tot welzijn voor de mens leiden? Zullen ons leven, onze persoon en onze eigendommen veiliger zijn? Is het redelijk om ervan uit te gaan dat wat u doet niet werkelijk iets uitmaakt, zolang uw daden geen schade toebrengen aan andermans persoon en/of goederen?
Inderdaad kan niemand ontkennen dat de regeringen en ook de instellingen die belast zijn met het handhaven van de wet, momenteel overspoeld worden door een stroom van geweldmisdrijven en diefstal. En uiteindelijk zullen ze moeten gaan kiezen wat ze wel of niet kunnen doen om bepaalde maatstaven van gedrag te handhaven en welke maatregelen in het algemeen belang de voorrang verdienen. Ze staan voor netelige problemen, dat zal niemand ontkennen, en de geschiedenis geeft hun weinig hoop op succes als politieke regeringen een hogere moraal zouden moeten bevorderen.
Afgezien echter van wat de politieke regeringen zich onder de omstandigheden, verplicht zien te doen, blijft toch de vraag bestaan of de situatie ooit blijvend zal verbeteren door tolerantie. Of is het slechts een lapmiddel waartoe men zijn toevlucht neemt om een ophanden zijnde mislukking of misschien zelfs ramp af te wenden?
Welke voordelen tolerantie ook schijnt te brengen, ze zullen slechts van korte duur zijn. Het negeren van slechte toestanden maakt er nog geen eind aan. Evenmin verschaft ’een oogje toedoen’ voor zover het „slachtofferloze misdaden” betreft, de zekerheid dat daardoor geweldmisdrijven of misdrijven waarbij iemands bezittingen betrokken zijn, gemakkelijker bedwongen zullen worden.
Wanneer iemand gokt en ernstig in de schulden raakt, waar gaat hij dan zijn heil zoeken? Het is een bekend feit dat veel gangsterorganisaties die geld lenen tegen woekerrentes, een groot deel van hun klanten vinden onder mensen die zichzelf in de schulden hebben gegokt. Veel verduisteringspraktijken in de zakenwereld en het bankwezen spruiten voort uit dezelfde bron.
Drugs tegen een lage prijs beschikbaar stellen, zal sommigen er misschien van weerhouden diefstal te gaan plegen om aan geld voor dure drugs te komen. Men heeft echter geen enkele zekerheid dat een verslaafde onder invloed van dergelijke drugs niet tot redeloze en wellicht nog schadelijker daden zal komen.
Het is een bewezen feit dat de meeste geweldmisdrijven en moorden plaatsvinden onder mensen die elkaar kennen — niet zozeer onder mensen die volslagen vreemden voor elkaar zijn. Het meeste geweld vloeit voort uit jaloezie of verhitte disputen. Zou het opheffen van steeds meer beperkingen op seksueel gebied, tot een vermeerdering of vermindering van omstandigheden leiden waaronder men ’door gevoelens overmand’ tot zulke geweldmisdrijven komt? In de praktijk is het ene misdrijf — het zogenaamd „slachtofferloze misdrijf” — vaak de verwekker van het andere het misdrijf ’met een slachtoffer’.
Ja, wanneer men zo sterk zijn aandacht gaat richten op misdaden met „echte” slachtoffers, gaat men voorbij aan de grondoorzaak. Evenals luiheid bijvoorbeeld armoede verwekt, en trots tot wrijving en onenigheid leidt, geldt hetzelfde beginsel met betrekking tot gokken, dronkenschap, seksuele immoraliteit, pornografie en obsceniteit — dit zijn geen „statische”, op zichzelf staande zaken (Spr. 24:30-34). Ze zijn bijna onveranderlijk het zaad van andere soorten van slechtheid. Het bijbelse beginsel blijft nog steeds waar, dat „wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten; want wie met het oog op zijn vlees zaait, zal uit zijn vlees verderf oogsten” (Gal. 6:7, 8). Hieraan voorbijgaan, is aan de feiten van het leven voorbijgaan.
Bepaalde soorten van kwaad, zoals moord, hebben onmiddellijke en zichtbare gevolgen. Andere zijn als kanker en hebben een langzame, gestage, listige en in het begin pijnloze ontwikkeling. Het eindresultaat echter van dergelijke slechte praktijken kan even verwoestend zijn als een poging tot moord en dit niet alleen voor afzonderlijke personen, maar voor een gehele samenleving. De apostel Paulus schreef heel kort en bondig: „Een weinig zuurdeeg [doet] het gehele deeg . . . gisten” (1 Kor. 5:6). Wanneer het morele weefsel verzwakt, is morele ziekte niet veraf.
Welke persoonlijke keus kunt u doen?
Christenen die zich werkelijk door de bijbel laten leiden, zullen erkennen dat menselijke regeringen tot op zekere hoogte dienen als „een wreekster voor het tot uitdrukking brengen van gramschap jegens degene die het slechte beoefent” (Rom. 13:4, 5). Zij zullen echter niet verwachten dat de politieke regeringen van deze wereld een geestelijk gezond en goed moreel klimaat zullen scheppen. Het ontbreekt ze daarvoor aan de middelen, voldoende kennis onder andere van Gods Woord en zijn voornemen, alsmede de macht om een eind aan corruptie te maken. En behalve dat gaat de belangstelling van wereldse regeringen ook duidelijk in een andere richting. Pas wanneer de politieke heerschappij over de aarde vervangen wordt door de regering van Gods Messiaanse koninkrijk, zal er zulk een gezond en moreel rein klimaat worden geschapen. — Dan. 2:44.
„Waar geen visioen is, wordt het volk bandeloos, maar gelukkig zijn zij die de wet onderhouden”, zegt Spreuken 29:18. Alleen de hoop op leven in Gods nieuwe ordening van rechtvaardigheid kan een helder en zeker visioen voor de toekomst verschaffen. Als wij geloof hebben in Gods beloften, zal dit ons beschermen tegen het afglijden tot een bandeloze handelwijze die nu steeds populairder wordt onder mensen van de wereld, mensen die geen zeker visioen of vaste hoop met betrekking tot de toekomst hebben. Wij zullen de raad toepassen en waarderen die in Spreuken 4:25-27 staat:
„Wat uw ogen betreft, recht vooruit dienen ze te kijken, ja, uw eigen stralende ogen dienen met gespannen aandacht recht voor u uit te zien. Effen de baan voor uw voet, en mogen al uw eigen wegen stevig bevestigd zijn. Wijk niet af naar rechts, noch naar links. Verwijder uw voet van wat slecht is.”
Wij zullen ons niet laten bedriegen door het subtiele argument dat „alles mag zolang er maar niemand nadeel van ondervindt”, of dat er geen sprake is van een „slachtoffer” zolang beide partijen die bij een bepaalde activiteit zijn betrokken, daar vrijwillig aan meedoen. Rechtstreeks lichamelijk letsel is niet de grootste schade die iemand kan oplopen, evenmin is beroving van materiële goederen het grootste verlies dat iemand kan lijden. Schade aan hart en geest, en verlies van reputatie, eer, betrouwbaarheid en een goede positie bij God zijn de ernstiger gevolgen, die de grootste schade veroorzaken.
Christus Jezus toonde aan hoe belangrijk het is ons hart te beschermen toen hij zei: „De dingen die uit de mond uitgaan, komen uit het hart voort en die dingen verontreinigen de mens. Uit het hart komen bijvoorbeeld goddeloze overleggingen, moord, overspel, hoererij, diefstal, valse getuigenissen en lasteringen voort” (Matth. 15:18, 19). Als wij onszelf of iemand anders verontreinigen door immorele praktijken te beoefenen, ook al gebeurt dit met wederzijds goedvinden, tonen wij een groot gebrek aan liefde en zorg voor onze naaste, alsook gebrek aan liefde voor God. — Rom. 13:8-10.
Wij zijn allemaal onvolmaakte schepselen, geneigd tot kwaad. Maar wij helpen onszelf niet door toe te geven aan onze menselijke zwakheden of anderen ertoe te verleiden zich aan hun zwakheden over te geven. Menselijke regeringen kunnen mensen weliswaar nooit dwingen rechtvaardig te zijn, maar de deur openzetten voor algehele vrijheid op elk gebied kan tot morele anarchie leiden.
U kunt geen halt toeroepen aan de toenemende tendens naar toegeeflijkheid zoals die in de wereld is waar te nemen. Toch is er iets wat u wel kunt doen. U kunt uzelf en anderen helpen door ervoor te waken dat uw hart niet wordt „verhard door de bedrieglijke kracht der zonde” (Hebr. 3:13). Die verharding leidt niet in één dag tot corruptie. Het is een bedrieglijk langzaam proces met een vaak klein begin. De enige manier om aan de klauwachtige greep van dit proces te ontkomen, is door vast te houden aan de maatstaven van gedrag zoals die in Gods Woord worden aangetroffen, door toe te laten dat de daarin vervatte wijsheid ons streng onderricht in rechtvaardigheid.
In plaats van u gekluisterd en verkrampt te voelen ten aanzien van wat u kunt doen, zal een dergelijk vasthouden aan goddelijk onderricht, u een groot gevoel van vrijheid geven, vrijheid om de dingen te doen die werkelijk geluk in het leven brengen. Ja, het zal u „doen treden in de sporen der oprechtheid. Wanneer gij wandelt, zal uw tred niet verkort worden; en indien gij voortsnelt, zult gij niet struikelen. Grijp streng onderricht aan; laat niet los. Bewaar het veilig, want het is uw leven”. — Spr. 4:11-13.
Jehovah’s getuigen hebben ontdekt dat dit waar is. Breng eens een bezoek aan een van hun Koninkrijkszalen en ervaar zelf tot welk een gezond moreel klimaat de versterkende en opbouwende beginselen uit Gods Woord kunnen leiden.
[Kader op blz. 4]
EEN BELANGRIJKE OORZAAK
In het tijdschrift „U.S. News & World Report” werden de woorden aangehaald van senator J. L. McClellan, al jarenlang onderzoeker op het gebied van misdaad en corruptie: „Er schijnt een gebrek te bestaan aan juist respect en onderricht in het gezin. En zeker op de scholen heerst er thans een groot gebrek aan discipline. En hetzelfde geldt volgens mij ook voor de kerken. Naar mijn oordeel zijn er nog maar weinig kerken die thans hoge eisen stellen op het gebied van eerlijkheid en moraal. Ze kennen niet meer dezelfde idealen van een christelijke levenswandel zoals die in het verleden werden bewaard en nageleefd.”
[Kader op blz. 5]
TOLERANTIE — ALLEEN IN HET WESTEN?
In een artikel met voor het merendeel lof over de Russische industrie en handel, stond in het tijdschrift „The Atlantic” van december 1974 ook het volgende commentaar: „Russische bedrijfsleiders geven persoonlijk toe problemen te hebben met de jongere generatie. Eén Russische bedrijfsleider vertelde dat hij zijn veertienjarige dochter van school had moeten halen om haar vanwege haar zwangerschap te kunnen laten trouwen. Anderen spreken persoonlijk hun verbittering uit over het krankzinnige verlangen van hun kinderen naar Westerse popmuziek, jeans en haardracht, ofschoon drugs in het algemeen geen probleem vormen. . . .De meeste bedrijfsleiders geven echter aan deze grillen van hun kinderen toe.”
[Illustratie op blz. 3]
De moderne generatie vraagt: „Waarom te trachten anderen een moraal op te leggen?”