Historische wreedheden — Hoe moet men die bezien?
NAAR schatting 80 miljoen Amerikanen schaarden zich op 30 januari 1977 rond hun televisietoestel, in afwachting van hetzelfde programma — de laatste aflevering van de achtdelige serie „Wortels”, die daarmee een record in kijkdichtheid vestigde.
„Wortels” is het verhaal van een zwarte familie die eerst van Afrika naar Amerika wordt overgebracht, daar generaties lang in slavernij verkeert, en ten slotte de vrijheid vindt. Vanwaar al die belangstelling voor dit ’verzonnen’ verhaal?
Ongetwijfeld waren daar diverse redenen voor aan te voeren, maar de voornaamste was misschien toch wel dat het verhaal mensen met een schok tot het besef bracht wat het vroeger wilde zeggen een slaaf te zijn. Een grote historische wreedheid kwam opnieuw tot leven. Of zoals één vrouw het onder worden bracht: „Iets binnen in mij trachtte te zeggen dat slavernij niet zo erg was geweest, maar nu weet ik dat het nog een stuk erger is geweest dan ik ooit heb gedacht.”
De laatste jaren zijn heel wat boeken en toneelstukken verschenen die allemaal het lot van onderdrukte minderheidsgroepen tot onderwerp hebben. Er zijn uitgebreide onderzoekingen gedaan naar de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat het ene volk het andere volk heeft uitgeroeid of afschuwelijk heeft vernederd. En de resultaten van zulke onderzoekingen komen in de publiciteit.
Natuurlijk zijn deze ’nieuwe geschiedenissen’ soms weer op eigen theorieën en vooroordelen gebaseerd, maar voor het merendeel geven ze een onthullend relaas van vroegere gebeurtenissen die vaak zo schokkend zijn dat sommigen er moeite mee hebben ze te lezen. Misschien is nog nooit tevoren de omvang van menselijke onmenselijkheid zo uitgebreid bestudeerd.
Van alle wreedheden en gruwelen die mensen elkaar in de loop van de geschiedenis hebben aangedaan, springt, wat omvang betreft, de slavenhandel van Afrika naar Amerika wel het meest in het oog. The Encyclopædia Britannica (11e uitgave, deel 25, blz. 222) schrijft erover: „Van elke honderd Afrikanen die naar Amerika werden verscheept, waren er binnen 9 weken ongeveer 17 gestorven, terwijl er uiteindelijk niet meer dan 50 in leven bleven om als arbeiders op de [Westindische] eilanden te werken.” En aangezien „de schattingen omtrent het aantal slaven dat over de Atlantische Oceaan is vervoerd, uiteenlopen van 30 tot 100 miljoen”, zijn zij inderdaad in reusachtige aantallen omgekomen. — The New Encyclopædia Britannica, 15e editie, deel 1, blz. 283.
Vanwege alle wreedheid die is bedreven, is het echter moeilijk zelfs maar een schatting van het aantal slachtoffers te maken. Hoe groot was de oorspronkelijke Indiaanse bevolking van de Caribische eilanden en de twee Amerikaanse continenten? Na verloop van tijd „was de oorspronkelijke Indiaanse bevolking [van de Caribische eilanden] totaal uitgeroeid”. En van de Noordamerikaanse Indianen, wier oorspronkelijke aantal algemeen op verscheidene miljoenen wordt geschat, is nu nog een handjevol over. Veel van de „Indianenoorlogen” worden thans realistischer bezien als een soort van massaslachtingen.
En wanneer we dan onze blik naar de recente geschiedenis wenden, zien we het aantal gruweldaden met sprongen de hoogte in gaan. Kunnen wij de wereld in onze eeuw „meer beschaafd” noemen wanneer we bij de uitroeiingsmethoden van de nazi’s stilstaan? Bestudering van het nazi-beleid heeft onthuld dat er een vooropgezet plan bestond om allerlei bevolkingsgroepen, niet alleen Joden maar ook Slavische volkeren, Jehovah’s Getuigen en anderen, uit te roeien. Men gelooft dat er meer dan een miljoen niet-Joodse Polen zijn vermoord, alsook een kwart miljoen zigeuners. En dan spreken we nog niet eens over de verschrikkingen in de concentratiekampen — de hongersterfte daar, de ranselingen, martelingen, „medische experimenten” (dikwijls sterilisatie), en heel vaak de gaskamers.
Het is terecht wat de bijbel zegt, dat „de ene mens over de andere mens heeft geheerst tot diens nadeel” (Pred. 8:9). En dat dergelijke gruweldaden niet tot één plaats op aarde beperkt zijn gebleven, bewijst wel dat wreedheid niet het kenmerk van één ras of nationaliteit is. Haat wordt onder alle kleuren, talen of vlaggen aangetroffen.
Besef hiervan zal ons ervoor behoeden een extreem standpunt in te nemen wanneer we zulke schokkende relazen over rasse- en volkerenhaat lezen. Als een eertijds onderdrukt volk de houding aanneemt van ’wacht maar tot wij aan de macht zijn; dan zullen we onze vaders wel wreken’, wat wordt er dan bereikt? Enkel een herhaling van de wreedheden!
In plaats daarvan moeten we trachten te begrijpen wat er in werkelijkheid gebeurde. Zo bleek bijvoorbeeld uit een Britse documentaire, „De strijd tegen de slavernij”, dat „slavernij niet alleen een misdaad was tegen de zwarten, maar tegen de gehele mensheid. De schuld rust op beide rassen, aangezien veel slavendrijvers Afrikanen waren”. — Time, 24 januari 1977, blz. 56.
Bovendien is het gevaarlijk ten aanzien van een bepaalde gebeurtenis of situatie te gaan generaliseren. Zelfs in de ergste periodes ondergingen mensen een verschillend lot. Tijdens de slavernij ondervonden bijvoorbeeld bepaalde negers wel degelijk een goede behandeling; maar anderen werden afgeranseld, verkracht, verminkt en naar willekeur van hun familieleden gescheiden. De resterende vraag is nu: Wie moet men daarvoor straffen, nu de schuldigen allang dood zijn? Als men daarvoor alle blanken zou willen vervolgen, zou men groot lijden over heel wat onschuldige mensen brengen.
Aan de andere kant is het ook onverstandig een houding aan te nemen van: ’Wat vroeger is gebeurd, interesseert me niet, dat is dode geschiedenis.’ Moeten eerst eigen gezinsleden vervolgd worden voor men beseft hoe erg dit is? Dient hetgeen minderheidsgroepen hebben geleden ons er niet toe te brengen mededogen jegens hen te tonen? Tal van gruweldaden zijn voortgesproten uit mythen over raciale of sociale minderwaardigheid. Kunnen wij dan zulke bedrieglijke fantasieën tot een deel van ons denken maken?
Behalve dat een eerlijke beschouwing van het verleden stof levert tot zelfonderzoek, is er nog meer persoonlijk voordeel uit te putten. De authentieke geschiedenis toont namelijk overduidelijk aan dat de mens zich menigmaal weinig aan zijn medemensen gelegen heeft laten liggen. Daarom zou het, in plaats van te weeklagen over wat één volk is overkomen, verstandiger zijn mededogen te hebben met alle arme mensen onder alle volkeren der mensheid, die onder de ene tirannie na de andere hebben gezucht. Toen Jezus in zijn tijd de am ha-arets (letterlijk: ’mensen van de aarde’, het gewone volk) bezag, voelde hij medelijden met hen, „omdat zij gestroopt en heen en weer gedreven waren” (Matth. 9:36). Wij doen er goed aan hem na te volgen.
Een dergelijke zorg zal ons er ook toe brengen naar elders om te zien voor een werkelijke oplossing van de problemen die uit het falen van menselijk bestuur voortvloeien. Wie is de regeerder die werkelijk alle mensen liefheeft? De bijbel antwoordt: Gods regeerder, „het Lam”, Jezus Christus (Openb. 7:9, 10, 17). De bijbel belooft tevens dat spoedig Gods „koninkrijk” vrede en broederschap op deze planeet zal brengen. — Matth. 6:9, 10; Openb. 21:3, 4.
Is het met het oog op de realiteit van het leven dwaas om zich tot deze „Koninkrijksregering” te wenden? Wanneer dat zo lijkt, vraag u dan af of het na duizenden jaren van menselijke geschiedenis realistisch is voor een meedogend bestuur naar menselijke regeringen op te zien. Beslist niet. Het antwoord is veeleer gelegen in wat God als de enige remedie tegen de kwalen van de mensheid heeft gegeven. „In elke natie is de mens die hem vreest”, in de gelegenheid voor eeuwig in een gelukkige menselijke samenleving te leven, in een nieuw samenstel van dingen dat nu nabij is. — Hand. 10:34, 35.
Vindt u dit moeilijk te geloven? Waarom zou u dan geen onderzoek instellen? Laat de bijbel u tonen hoe God een volledig eind zal maken aan alle wreedheden die zijn begaan door hardvochtige mensen. Ja, hoe God niet alleen de mensen die nu leven, hoop biedt, maar ook herstel van leven in een vredige nieuwe ordening belooft voor diegenen die een gewelddadige dood zijn gestorven. — Joh. 5:28, 29.