Mensen — Hun terugkeer tot Gods gelijkenis
„Legt de oude persoonlijkheid met haar praktijken af en bekleedt u met de nieuwe persoonlijkheid, die door middel van nauwkeurige kennis wordt vernieuwd naar het beeld van Degene die ze schiep.” — Kol. 3:9, 10.
JEHOVAH heeft de aarde geschapen om eeuwig te blijven bestaan, om eeuwig bewoond te worden. Hij heeft haar aan de mensenzonen gegeven om beërfd te worden door de zachtmoedigen der aarde. En zoals Jezus zijn volgelingen leerde bidden, zal Gods wil evenals in de hemel ook op aarde geschieden. Vanaf het begin was het Gods voornemen dat de mens als beheerder van de aarde dienst zou doen. Dat is zijn voornemen nog steeds. Maar dit voorrecht is uitsluitend weggelegd voor degenen die zullen terugkeren tot Gods gelijkenis. — Ps. 104:5; 37:29; 115:16; Matth. 6:9, 10.
Dezen moeten de oude persoonlijkheid met haar praktijken afleggen en zich bekleden met de nieuwe persoonlijkheid (Ef. 4:22; Kol. 3:9). Hoe? Door nauwkeurige kennis — kennis van Jehovah en zijn goddelijke hoedanigheden, en door deze in praktijk te brengen. Daarom moet men om te beginnen de raad van de apostel Paulus in Filippenzen 4:8, 9 opvolgen: „Al wat waar is, al wat van ernstig belang is, al wat rechtvaardig is, al wat eerbaar is, al wat liefelijk is, alles waarover gunstig wordt gesproken, welke deugd er ook is en al wat lof verdient, blijft deze dingen bedenken. De dingen die gij zowel geleerd als aanvaard hebt en die gij in verband met mij gehoord en gezien hebt, brengt die in praktijk, en de God van vrede zal met u zijn.”
Het advies wordt gegeven om over deze dingen na te denken. Gedachten brengen gevoelens voort, en wanneer gevoelens sterk genoeg worden, bewegen ze mensen tot handelen. De bijbelschrijver Jakobus wees hierop toen hij zei dat wanneer wij met onze geest stilstaan bij kwade gedachten, de begeerte groeit en ten slotte tot zondige daden leidt. Dit wordt in Jakobus 1:14, 15 uiteengezet: „Een ieder wordt beproefd doordat hij door zijn eigen begeerte meegetrokken en verlokt wordt. Vervolgens baart de begeerte, als ze vruchtbaar is geworden, zonde; de zonde op haar beurt, wanneer volbracht, brengt de dood voort.”
Ook Jezus wees hierop, in verband met overspel: „Ik zeg u . . . dat een ieder die naar een vrouw blijft kijken ten einde hartstocht voor haar te hebben, in zijn hart reeds overspel met haar heeft gepleegd” (Matth. 5:28). Blijven kijken en denken kan de begeerte zo sterk maken dat het tot de overspelige daad zelf komt.
Hetzelfde beginsel gaat op voor goede gedachten. Deze verwekken goede gevoelens die tot goede daden leiden. Gebruik de vrijheid van keuze dus verstandig. Denk over goede dingen na, laat uw verlangen ernaar uitgaan, doe ze.
De apostel Paulus raadde dit aan, en hij bracht het zelf beslist in praktijk. Toch riep hij bedroefd uit: „Wat ik wens, beoefen ik niet, maar wat ik haat, dàt doe ik.” Hij was treurig gestemd over het bij hem aanwezige innerlijke conflict tussen vlees en geest: „Ellendig mens die ik ben! Wie zal mij verlossen?” Hij bezat nauwkeurige kennis, probeerde tot Gods gelijkenis terug te keren, probeerde de verschillende eigenschappen van Jehovah die hij bezat, in evenwicht te brengen. In zichzelf faalde hij, maar toch behaalde hij de overwinning. Zijn uitroep vertelt ons op welke wijze dit tot stand kwam: „God zij gedankt door bemiddeling van Jezus Christus, onze Heer!” — Rom. 7:15, 24, 25.
Wij kunnen er wellicht een begin mee maken de goddelijke eigenschappen harmonisch met elkaar in evenwicht te brengen, maar alleen God, door bemiddeling van Christus, maakt de terugkeer tot zijn gelijkenis volkomen.
[Kader op blz. 13]
„De grootste van deze is de liefde.” — 1 Kor. 13:13.
Zonder liefde
Is gerechtigheid hard
Blaast kennis op
Is wijsheid ijdel
Maakt macht corrupt