Waarom zo veel geweld in de sport?
Sport — Waarom steeds meer geweld?
IN RECENTE jaren hebben de krantekoppen op de sportpagina’s en boven de redactionele kolommen steeds vaker melding gemaakt van geweld. Mensen zijn sport gaan vereenzelvigen met geweld en agressie, zowel op als rond het veld. Maar hoe komt dit?
Is het geweld toegenomen?
Stanley Cheren, hoogleraar in de psychiatrie aan de Boston University, schreef onlangs: „Naarmate de bevolking meer ervaring krijgt met geweldpleging, groeit de noodzaak voor extremere vormen van geweld om de wens naar een gewelddadige prikkel te bevredigen. . . . Mensen zijn bereid enorme bedragen te betalen om andere mensen letsel te zien oplopen. . . . Dit escaleert naarmate men meer afgestompt raakt. In de jaren ’30 was men geschokt dat men op het filmdoek James Cagney een vrouw zag slaan. Nu betekent dat niets; om opwinding op te roepen zijn veel ernstiger gewelddaden vereist. . . . Ondanks dat boksers in de ring zijn gedood, wilden de fans toch meer actie. . . . In onze afstomping zijn wij zo ver gegaan dat wij toestaan dat onze sportmensen hun leven riskeren.”
Laten wij dit illustreren met een voorbeeld, het in Amerika zo populaire football. (Dit Amerikaanse voetbal moet niet verward worden met het — gewone — voetbal, dat daar met soccer wordt aangeduid.) Het Amerikaanse football is altijd al een sport geweest met veel fysiek contact tussen de tegenstanders, die elkaar mogen vastgrijpen en ten val brengen, zoals dat ook bij het Britse rugby het geval is. In recente tijd is echter een steeds agressiever spel de norm geworden. De beschermende uitrusting wordt niet zelden een regelrecht aanvalswapen. Zo gebruiken spelers de keiharde plastic valhelm om van hun hoofd een geducht projectiel te maken.
Hoe ruw en agressief het in een wedstrijd toegaat, wordt kernachtig samengevat door de volgende opmerkingen van de prof-footballer Jack Tatum (Oakland Raiders) in zijn recente boek They Call Me Assassin (Ze noemen me een moordenaar).
„Prof-football is boosaardig en niets ontziend; er is niet veel tijd voor sentimentaliteit.”
„Ik tackle een man nooit alleen om hem op de grond te krijgen. Ik wil die vent een afstraffing geven en laten weten dat het iedere keer als hij me voor de voeten komt, pijn gaat doen.”
„Ik heb het woord ’doden’ gebruikt en wanneer ik iemand aanval, probeer ik echt te doden, maar natuurlijk niet werkelijk blijvend. Ik bedoel dat ik het spel of de pass probeer te doden, maar niet de man . . . de hele structuur van football is erop gebaseerd dat je je tegenstander ervan langs geeft.”
„Ik vlei mij met de gedachte dat mijn beste aanvallen grenzen aan mishandeling, maar toch is alles wat ik doe keurig volgens de regels.”
Tatums laatste opmerking is heel betekenisvol. Met een van zijn tackles heeft hij een man voor zijn leven verlamd, maar het was „volgens de regels”. Wat anders misdadige mishandeling zou zijn en als zodanig een zware gerechtelijke straf zou uitlokken, is op het sportterrein toegestaan. Geen wonder dat een sportschrijver zei: „Het sporttenue biedt bescherming tegen de wet.”
Tatums opmerkingen weerspiegelen niet slechts de instelling van één speciale speler. George Perles, assistent-hoofdtrainer van de Pittsburgh Steelers (U.S. Football) zei: „[Football] is uitermate gewelddadig, het is ruig, ruw, niets ontziend, manlijk.” De schrijver William B. Furlong verklaarde in een artikel voor de New York Times Magazine: „[In de scrimmage, de worsteling van een aantal spelers om de bal] is het altijd al gewelddadig toegegaan, bij tijden even gewelddadig als een messengevecht in een donker hol . . . vaak komt er stompen, vloeken en schoppen aan te pas.”
Jerry Kramer, aanvalsspeler voor het Green Bay Packers footballteam, schreef in zijn boek Instant Replay: „Ik begon de dag met het vaste voornemen mezelf in een felle, geladen stemming voor de wedstrijd te brengen. Dat kan niet pas op zaterdag en zondag [voor de wedstrijd] gedaan worden. Er moet maandag of dinsdag [een week voor de wedstrijd] mee begonnen worden . . . Je gaat een gevoel van woede opbouwen, vervolgens haat, en dat gevoel wordt steeds sterker totdat op zondag je gevoelens dermate zijn opgezweept dat je elk ogenblik kan exploderen. . . . Wanneer ik iemand wil haten, zorg ik ervoor niet vóór de wedstrijd naar het andere team te kijken . . . ik heb het idee dat als ik hem niet zie, ik hem nog net iets meer kan haten.”
Deze zelfde gewelddadige geest wordt ook in het voetbal steeds vaker aan de dag gelegd. Heitor Amorim, een vroegere keeper voor de São Paulo Corinthians in Brazilië, merkt op: „Ik hield in 1970 met voetballen op en in die tijd bevond het voetbal zich in een overgangsfase. Van een behendigheidssport veranderde het in een krachtsport. Techniek en bekwaamheid begonnen te wijken voor geweld. Ik geloof dat als Pelé [misschien wel de grootste voetballer aller tijden] nu zou spelen, hij nog niet de helft van het prachtige spel tot een succes kon maken dat wij in de jaren ’60 van hem zagen. Agressief spel van de tegenstanders zou het hem onmogelijk maken. En de fans zouden het goedkeuren. Zij schijnen het prachtig te vinden ruw spel te zien.”
Zelfs in die sporten die eens werden beschouwd als de belichaming van ’fair play’ en hoffelijkheid, zoals tennis en cricket, is de verruwing doorgedrongen — zowel verbaal als fysiek. Tennis was vroeger een sport van welgemanierde lieden die hadden geleerd sportiviteit in praktijk te brengen. De laatste tien jaar is van die filosofie niet veel overgebleven sinds sommigen van de belangrijkste professionals ons een reeks scheldpartijen, woedeaanvallen en obsceniteiten te zien hebben gegeven.
Zijn de scholen beïnvloed?
Als in de profsport zo veel verruwing optreedt, mag het dan verwonderlijk heten dat een dergelijke instelling ook is doorgedrongen in de sport die op de universiteiten en high schools (middelbare scholen) wordt beoefend? Marvin Vickers, een stevige, gedrongen 24-jarige knaap uit New Jersey, speelde football voor zijn school in North Brunswick en kreeg aanbiedingen om voor universiteitsteams te spelen. Wat zegt hij over de verruwing in de schoolsport? „De trainers leerden ons vuil te spelen. Als wij bijvoorbeeld wisten dat een tegenstander zijn ribben had gekneusd, dan luidde de opdracht ’Blijf hem op zijn ribben raken!’ Ja, als we niet twee of drie man van de tegenpartij met een blessure het veld uitwerkten, was het geen goede wedstrijd.”
Zelfs bij de schoolcompetities wordt de jongelui haat en geweld ingeprent. Fred F. Paulenich, sportinstructeur voor universiteiten en scholen, schreef: „Jongeren wordt geleerd de tegenstander pijn te doen, vals te spelen, te offeren aan de god van de overwinning. Trainers tonen school- en universiteitsteams geweldfilms om hen in de juiste stemming te brengen voor hun tegenstanders.”
Dave Schultz, een Canadese ijshockeyer die bekendstaat om zijn agressieve manier van spelen, zei onlangs: „Ik bied mijn verontschuldigingen aan tegenover de jonge spelers die mijn stijl of spel zagen en als voorbeeld gebruikten. . . . Ik speelde zo omdat iedereen — trainers, fans, media — het van mij scheen te verwachten.”
Die laatste opmerking brengt ons logischerwijs op de volgende vraag.
Waarom is het geweld toegenomen?
„Trainers, fans, media.” Dit zijn de belangrijke factoren geworden in de verruwing van de sport. Samen zorgen zij ervoor dat de wet van vraag en aanbod zijn werk doet. De fans willen actie en opwinding. Dat is de vraag. De trainers zijn vaak in dienst van zakenmensen voor wie de clubs een puur zakelijke onderneming zijn die zij willen zien floreren. Dit betekent dat zij de fans tevreden moeten stellen. De trainers moeten dus de vraag van het publiek bevredigen. Langs de lijn willen dan ook nog de media, vooral de televisie, zich ermee bemoeien, het geweld afwisselend verheerlijkend en veroordelend.
Enkele jaren geleden bracht Vince Lombardi, trainer voor het Green Bay Packers footballteam (VS), zijn sportfilosofie tot uitdrukking in de inmiddels al afgezaagde zinsnede: „Winnen is niet het belangrijkste, maar het enige waar het om draait.” Die gedachte vond stellig niet haar oorsprong bij hem. Hij vatte alleen maar in een paar woorden samen welke mentaliteit er in de profsport heerst.
Maar waarom is winnen zo belangrijk? Het al eerder aangehaalde nieuwsbericht verschaft het antwoord: „Universiteiten [in de VS] investeren miljoenen in hun sportprogramma’s voor de eerste divisie (veel ervan in de vorm van studiebeurzen voor de spelers). Hiervoor bestaan verscheidene redenen, maar beslist een belangrijke rol speelt de mogelijkheid enorme winsten te maken met succesvolle football- en basketballteams.”
Grote zakelijke belangen en winsten zijn de sleutel. Sport brengt als nooit tevoren geld op. Het gevecht tussen Sugar Ray Leonard en Thomas Hearn in september 1981 „was de duurste sportgebeurtenis in de geschiedenis, met een verwachte totale recette van $37 miljoen”. Onlangs tekenden acht Amerikaanse basketballspelers contracten „die tussen de $500.000 en $926.000 per jaar liggen”. Fernando Valenzuela, de beroemde Mexicaanse werper van de Los Angeles Dodgers (VS), heeft naar verluidt in één seizoen alleen al tussen de $300.000 en $500.000 verdiend door mee te werken aan reclame voor allerlei produkten. Volgens de Argentijnse krant La Nacion heeft de voetbalclub Boca Juniors het equivalent van $1 miljoen gestort als „betaling van de eerste termijn voor de definitieve aankoop van Diego Armando Maradona”, een van de beste Argentijnse voetbalspelers. Uit Australië wordt bericht: „Geen bedrag is te hoog en football is tegenwoordig een bijzonder winstgevend bedrijf, nu elk van de 12 clubs van de Victorian Football League een jaarlijkse omzet van ongeveer een miljoen [Australische dollars, ongeveer ƒ 2,7 miljoen] heeft.”
Wat is het uiteindelijke gevolg van de vermenging van grote zakelijke belangen en sport? Toegenomen geweld. Waarom? Omdat sport nu enorme inkomsten van toeschouwers en televisie nodig heeft. Dat betekent dat de consument tot sportverslaafde gemaakt moet worden om te garanderen dat er constant geld blijft binnenstromen. Hoe wordt dat verwezenlijkt? Door te leveren wat de consument vraagt — opwinding. En opwinding betekent gewoonlijk geweld. Zo is dan de zichzelf in stand houdende cyclus in het leven geroepen. De trainers moeten hun teams agressief en gewelddadig spel laten leveren omdat de fans (afkorting voor fanatiekelingen) dat willen. En de grote zakenmensen willen hun winsten. En de media, die ook weer hun eigen geldelijke belangen verdedigen, zijn beurtelings aan het jubelen en jammeren over het geweld. De gevangenen in deze vicieuze cirkel zijn de spelers die de gevraagde artikelen zullen moeten leveren — actie, opwinding en geweld.
Waarom geweld bij de toeschouwers?
De huidige exorbitante lonen en prijzen in de sport hebben nog een tweede drijfveer tot geweld doen ontstaan. Hoe dat zo? De toeschouwer is een enorm bedrag kwijt om te mogen kijken naar zwaar betaalde professionals. Het gevolg is dat hij de hele voorstelling lang perfectie verwacht. Hij is niet bereid rekening te houden met falen of een slechte dag. Dit proces wordt heel duidelijk verklaard door professor John Cheffers van de Boston University: „Er is een wezenlijke vermindering van respect voor de spelers die volgens de sportfans overbetaald, soms ontevreden en in elk geval verwend zijn. Het gevolg is dat beroepssporters als circusdieren worden beschouwd waarvan wordt verwacht dat ze hun kunstjes perfect uitvoeren. Dit berooft hen van hun menselijkheid en maakt hen in de ogen van directie en toeschouwer tot louter koopwaar.”
Wat is de logische consequentie van dit proces? Geweld door toeschouwers. Maar waarom zou dat het geval moeten zijn? Wel, wat doet u als u in de supermarkt een produkt koopt dat gebreken blijkt te vertonen? U klaagt bij de bedrijfsleider of de fabrikant en u verwacht schadeloos gesteld te worden. En hoe doet u uw beklag in een stadion als de voorstelling niet aan uw verwachtingen beantwoordt? Bij afwezigheid van een officieel kanaal voor het in behandeling nemen van klachten barst de teleurgestelde fan uit in spontaan vandalisme en geweld.
De laatste twintig jaar is dit geweld van de kant van de toeschouwers nog verhevigd door twee bijkomende factoren — drugs en drank. Veel fans zijn bij hun aankomst in het stadion al onder invloed van alcohol of drugs of althans behoorlijk op weg om de controle over zichzelf te verliezen, en zij hebben voor tijdens de wedstrijd nog meer bier en marihuana bij zich. Naarmate de wedstrijd dan vordert, worden de menigten steeds wanordelijker en verdwijnen alle remmingen, en „redeloos geweld” is de krantekop van de volgende dag.
In Europa heeft het vandalisme van voetbalfans al dergelijke proporties aangenomen dat in vele landen bepaalde fans niet meer welkom zijn. „Fans uit Engeland, kom niet terug!” was de boodschap uit Bazel in Zwitserland, nadat Engelse supporters in die rustige Zwitserse stad waren tekeergegaan. Bewoners van de binnenstad van Barcelona in Spanje denken nog met een huivering terug aan de Glasgow Rangers fans die in 1972 paniek zaaiden in hun straten. Dat de situatie verergert, wordt bevestigd door een gegeneerde Engelse supporter die zei: „Ik ben al 13 jaar naar onze wedstrijden in het buitenland gereisd en ik heb het steeds erger zien worden. Nu komt allerlei tuig uit bijvoorbeeld Chelsea, West Ham en Manchester alleen voor de agressie. Ze kijken niet eens naar de wedstrijd.”
Bestaat er een oplossing?
Geweld in de sport, zowel op als langs het veld, is een wereldomvattende plaag. Er worden allerlei lapmiddelen voorgesteld en beproefd. In vele stadions bevinden de fans zich binnen hekken en achter een gracht, zoals wilde dieren in een dierentuin. De fans van beide teams worden in sommige stadions strikt gescheiden gehouden in verschillende gedeelten. Politie is versterkt aanwezig. Sommige autoriteiten hebben voorgesteld spelers en toeschouwers die zich aan geweld schuldig maken, strenge straffen op te leggen. Sportmensen hebben zelfs voorgesteld bepaalde ruwe handelingen in sommige sporten, zoals ijshockey, te verbieden. „Maar de eigenaars van de clubs, bevreesd voor het effect op de verkoop van de kaartjes, hebben deze suggesties nooit opgevolgd.”
Het is duidelijk dat sportiviteit en fair play niet door gerechtelijke maatregelen een plaats in de geest en het hart van mensen krijgen. Zij moeten onderwezen worden in samenhang met een evenwichtige benadering van het hele leven. Maar is dat mogelijk? En zo ja, hoe kan dat u en uw kinderen van nut zijn? Wat kan eraan gedaan worden om sport tot een gezonde en plezierige activiteit te maken in plaats dat het een zaak op leven en dood is?
[Illustraties op blz. 5]
DIT leidde tot DIT