Van bitterheid tot liefde voor God
IK WOON in een wijk van Parijs waar flatgebouwen van 30 verdiepingen hoog boven andere uittorenen die slechts half zo groot zijn. Vergeleken met die gebouwen ben ik erg klein, een vrouwtje van 1,20 meter.
Toen ik in 1942 geboren werd, was ik, naar men mij heeft verteld, de grootste baby in de familie, maar helaas ook de zwakste. Acht dagen na mijn geboorte ging mijn moeder met mij naar de dokter, omdat ik wel een pop met ontwrichte armpjes leek. Hij stelde vast dat het euvel de ziekte van Lobsteina was, hetgeen betekende dat ik mijn hele leven invalide zou blijven. Zoals te verwachten was, heb ik later mijn benen tientallen keren gebroken. Ze werden misvormd en groeiden maar heel weinig. Ik kon niet lopen.
Ondanks mijn toestand kon ik een gewone school bezoeken, waar drie klassen voor gehandicapten gereserveerd waren. Iedere ochtend werd ik opgehaald en ’s avonds werd ik weer thuisgebracht. Op mijn 14de jaar ging ik van school om naar een hospitaalcentrum te gaan dat in Parijs door nonnen werd gedreven. Daar ben ik verscheidene jaren gebleven, omdat professor Jean Ducroquet, een groot beenderspecialist, daar zijn praktijk uitoefende. Aan hem dank ik een van mijn grootste bronnen van vreugde: dat ik een beetje kan lopen. Daartoe heb ik verscheidene operaties ondergaan en maandenlang onbeweeglijk in het gips gezeten, met daarna eindeloze en pijnlijke periodes van revalidatie. Toen ik ouder werd, begon ik te begrijpen dat ik niet zo was als de anderen en dat ik niet van dezelfde dingen kon genieten als zij. En wat meer is, ik zag geen oplossing voor het probleem.
Het zal u niet moeilijk vallen te begrijpen hoe het kwam dat ik vroeg in mijn leven verbitterd raakte. Maar ik ben erin geslaagd mij tegen dat gevoel te verzetten en de ware God lief te gaan hebben. Hoe is dat mogelijk geweest?
Katholiek onderricht hielp mij niet
Gedurende mijn verblijf in het centrum raakte ik beter bekend met de katholieke religie. Ik was gedoopt, maar omdat mijn vader communist was, was ik niet grootgebracht met het geloof in God. Daarom noemde ik mijzelf een atheïste. Zoals zoveel mensen geloofde ik in de evolutietheorie die ik op school had geleerd.
Zoals u zich kunt voorstellen, reageerde ik verbitterd toen de nonnen mij over een God van liefde vertelden: „Waarom heeft die God van u toegelaten dat ik met zo’n handicap geboren werd?” Het antwoord dat ze mij gaven, verraste me: „Omdat hij van je houdt.” Wat absurd! Dat idee wilde er bij mij niet in — een God die de mensen van wie hij hield, liet lijden. Voor mij was religie niets anders dan een kwestie van geld en een formaliteit. Op mijn zestiende jaar deed ik echter mijn eerste communie om de nonnen niet teleur te stellen.
Een vak leren
Toen ik weer thuiskwam, wilde ik aan het gewone leven meedoen. Ik leerde steno en werd vervolgens op een nieuwe school in Choisy-sur-Seine geplaatst om boekhouden te leren. Ik haalde een diploma op dat gebied. Toen kwam ik tot het besef dat niemand mij vanwege mijn toestand in dienst wilde nemen.
Hoe kom je aan werk, als je een dwerg bent en tevens het gebruik van je benen mist? Het was niet gemakkelijk. Bovendien moest ik een bedrijf vinden dat niet te ver van huis was, want in die tijd verplaatste ik me in een met de hand bediende driewieler, waar ik erg moe van werd.
Er gingen verscheidene maanden voorbij voordat ik werk vond. In afwachting daarvan maakte ik breiwerk voor een winkeltje. Eindelijk, op 10 januari 1966, kreeg ik een baan op de boekhoudafdeling van een uitgeverij — tot mijn grote vreugde. Eindelijk werkte ik dan net als iedereen. Ik ben daar zeven jaar gebleven. Sedert 1973 werk ik niet meer, maar geniet ik een uitkering van de staat wegens mijn gebrek.
Het eerste contact met Jehovah’s Getuigen
Ik woonde nog bij mijn moeder, toen ik voor het eerst bezoek kreeg van Jehovah’s Getuigen. Ik nam twee tijdschriften, voornamelijk omdat de bijdrage zo klein was, maar ik las ze niet. Later verhuisden mijn moeder en ik, en gingen wij apart wonen.
Op een zaterdag kwamen er twee andere Getuigen aan de deur van mijn nieuwe flat. Ik nam de tijdschriften, maar weer las ik ze niet. Omdat ik eigenlijk weinig voor religie voelde, besloot ik dat ik niet open zou doen als zij de volgende zaterdag terugkwamen. Maar ik bedacht mij, omdat het niet erg beleefd zou zijn om de deur niet open te doen, nu ik had goedgevonden dat zij terugkwamen.
Ik moet hun verteld hebben wat ik in die tijd geloofde — en wat vele anderen geloven — namelijk dat de bijbel door mensen geschreven was en dat de mens van de apen afstamde. Maar wat zij zeiden, maakte mij behoorlijk nieuwsgierig. De jonge dame liet mij zien dat er wel redenen zijn om in een Schepper te geloven. Zij gebruikte de redenering van Sir Isaac Newton met betrekking tot het zonnestelsel, zoals die wordt beschreven in het boek Is de mens ontstaan door evolutie of door schepping?b De logica daarvan trof mij en maakte dat ik begon te twijfelen aan mijn overtuiging dat er geen God is.
Ook zette zij uiteen dat God had beloofd een eind te maken aan alle kwalen van de mensheid. Zij herinnerde mij eraan dat Jezus, toen hij op aarde was, allerlei gebreken had genezen. Tijdens dat bezoek liet ze mij drie boeken zien waarin de dingen werden besproken waar wij het over hadden. Wat mij nog het meest trof, was de hoop op eeuwig leven. Ik vroeg: „Hoopt u voor eeuwig te leven?” „Ja, natuurlijk!” antwoordde zij en zij liet me in de bijbel de reden voor haar overtuiging zien. „En toch”, dacht ik, „lijkt dat meisje me geen kwezel en ook geen idioot.” Ik geloof dat het haar prettige persoonlijke verschijning en evenwichtige zienswijze waren, die mij ertoe brachten de bijbelstudie te aanvaarden die zij aanbood. Toen zij wegging, bood zij mij het boek De waarheid die tot eeuwig leven leidt aan en ik vroeg: „Zou ik ze niet alle drie mogen hebben?”
Wat mij beviel, was dat de studie gratis was. Ik was niet krenterig, maar ik vond dat de religie zich veel te druk maakte om geld. Ik bezat al een bijbel, die ik van een collega had gekregen. Ik had erin proberen te lezen, maar zonder succes. Toen ik bij de geslachtsregisters in Genesis was beland, was ik ermee opgehouden. Waarom zou ik dus weigeren, nu mij een bijbelstudie aangeboden werd? Misschien was ik niet voor 100 procent atheïste. Misschien zocht ik onbewust naar iets anders, maar het had er niet naar uitgezien dat de religie een remedie voor mijn problemen te bieden had. Integendeel, over het algemeen had ik niet de indruk gekregen dat gehandicapten die een geloof hadden, gelukkiger waren dan ik.
Leren God en zijn volk lief te hebben
De bijbelstudie stelde mij in de gelegenheid dieper in te gaan op de gedachten die de jonge dame onder woorden had gebracht. Op grond van de logica was ik het eens met de redenering en verklaring die in de bijbel in Romeinen 5:12 wordt gegeven: „Daarom, zoals door bemiddeling van één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door middel van de zonde de dood, en aldus de dood zich tot alle mensen heeft uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden.” Ik begreep dat mijn fysieke handicap een van de talloze gevolgen van Adams zonde was. Ook aanvaardde ik de hoop op fysieke genezing, die vervat is in schriftplaatsen zoals Jesaja 35:6, waar ons wordt verteld: „In die tijd zal de kreupele klimmen net als een hert, en de tong van de stomme zal een vreugdegeroep aanheffen.”
Maar wat mij de grootste moeite kostte, was de goddelijke Persoon, wiens naam Jehovah is, te leren liefhebben. Ik vond dat religie niet de functie mocht hebben van een wortel die men een ezel voor de neus laat bengelen, maar wel wilde ik de voordelen ervan onmiddellijk hebben. Later nam ik de proef op de som met de leringen van de bijbel en zag dat het goede resultaten afwerpt wanneer men ze opvolgt. De volharding bijvoorbeeld die in 1 Timótheüs 6:11 wordt aanbevolen, heeft mij mentaal geholpen om met mijn handicap te leven.
Dikwijls nodigde Jocelyne, de Getuige die mijn bijbelstudie leidde, mij uit voor de vergaderingen die in de Koninkrijkszaal werden gehouden. Ik had echter besloten daar niet op in te gaan, omdat ik dacht dat dit soort vergaderingen op de katholieke diensten leek. Uiteindelijk gaf ik toe en kwam Jocelyne mij met een taxi halen. Ik moet toegeven dat ik niet veel begreep van wat er gezegd werd in de lezing die ik er hoorde, maar ik was diep getroffen door het hartelijke welkom dat ik ontving. Hoewel ik niemand kende, kwamen mensen mij een hand geven en een praatje met mij maken. Een andere Getuige en zijn gezin brachten mij met de auto thuis. Hij gedroeg zich vriendschappelijk en zei dat hij me de volgende week zou komen halen. Ik had geen zin om te liegen en ik had ook geen geldig excuus, dus nam ik zijn aanbod aan. Op deze manier begon ik stapje voor stapje regelmatig naar de vergaderingen van Jehovah’s Getuigen te gaan.
Mijn dankbaarheid jegens God nam toe naarmate ik voordeel trok van zijn geestelijke zegeningen. Ik ging inzien dat de bijbel een degelijk moreel fundament behelsde. Dat bracht mij vele zegeningen. Nu wist ik wat ik moest doen en wat ik moest geloven. Het was niet alleen de hoop dat ik niet meer gehandicapt zou zijn, die mijn toewijding heeft doen ontluiken, hoewel dat vanzelfsprekend wel belangrijk was. Ik wilde nu getroost worden, en ik vond troost, dank zij de vreugde over het gezelschap van mijn nieuwe christelijke metgezellen, en de vreugde omdat ik anderen in geestelijk opzicht kon helpen.
Ongeveer tien maanden nadat ik met de studie van de bijbel was begonnen, werd ik gedoopt, in augustus 1971.
Mijn nieuwe christelijke leven
De groep hoog oprijzende flatwoningen waar ik nu woon, biedt voor mij met mijn rolstoel verschillende voordelen. Door de liften te gebruiken kan ik in contact komen met veel mensen die dichtbij wonen. Ik zit in een goede omgeving, met drie christelijke gezinnen die vlak bij me wonen.
In april 1978 heb ik een operatie aan mijn scheenbeen ondergaan, waardoor ik drie maanden lang in een rustoord moest blijven. In de gemeente die ik daar bezocht, maakte ik kennis met christelijke broeders en zusters die mij bij zich thuis uitnodigden. Hun vriendelijkheid heeft mij diep geroerd. Terwijl ik weg was, maakten de Getuigen in mijn gemeente thuis van mijn afwezigheid gebruik om de studioflat waar ik woon te behangen. Ik ben werkelijk gezegend met alle hulp die ik krijg.
Ondanks mijn handicap heb ik geluk gevonden omdat ik mijn medemensen in geestelijk opzicht kan helpen. Dikwijls zijn de mensen verbaasd mij aan de deur te zien. Sommigen denken dat ik kom collecteren. Anderen nemen de christelijke publikaties om mij een plezier te doen. Een heel enkele keer zijn mensen kwaad geworden en hebben zij gezegd dat Jehovah’s Getuigen van een gehandicapte gebruik maken om de mensen op hun gemoed te werken. De meeste mensen zijn echter beleefd tegen me, en de naam van Jehovah is in mijn buurt bijzonder goed bekend. Ik „bloei op” bij de gedachte dat ik mij nuttig maak door mensen die God niet kennen, de bijbelse waarheid voor te leggen.
Ja, het christendom heeft mij gegeven wat ik in feite zocht — de „belofte . . . voor het tegenwoordige en het toekomende leven” (1 Tim. 4:8). Bovendien heb ik vanaf 1976 verscheidene keren per jaar het voorrecht gehad 60 uur per maand aan het predikings- en onderwijzingswerk te besteden. Sedert september 1981 heb ik dat trouwens kunnen opvoeren tot ongeveer honderd uur elke maand.
Mijn leven heeft nu zin
Al met al ben ik twaalf keer geopereerd — één keer aan mijn arm en 11 maal aan mijn benen. Het doet nog altijd pijn als iemand op mijn kleine gestalte of mijn gebrek zinspeelt, maar de hoop die de bijbel mij geeft dat ik het gebruik van mijn ledematen terug zal krijgen, doet mij leven.
Als ik last begin te krijgen van zelfmedelijden, haal ik een map te voorschijn waarin ik aanmoedigende artikelen uit De Wachttoren en Ontwaakt! bewaar. Daartoe behoren „Waarden om naar te leven” en „Zich in het onvermijdelijke leren schikken”. Ook herinner ik mij artikelen over andere gehandicapte personen, zoals de verlamde Getuige die aan zijn bed gekluisterd via een rechtstreekse verbinding naar de vergaderingen luistert en eraan meedoet en als ouderling in de gemeente dient.c Zulke voorbeelden helpen mij te beseffen dat ik ondanks mijn handicap gelukkig kan zijn. Met behulp van de bijbel en Gods geest heb ik mijn bitterheid overwonnen en leid ik een beter en gelukkiger leven. — Zoals verteld door Colette Regnier.
[Voetnoten]
a Breekbaar beendergestel, gekenmerkt door talrijke breuken in de ledematen.
b Newton wees erop dat, aangezien er een bekwaam technicus voor nodig was om een eenvoudig met de hand bediend model van het zonnestelsel te vervaardigen, het dwaas is om te denken dat het origineel zonder ontwerper en zonder maker tot bestaan is gekomen.
c Ontwaakt! van 8 december 1978 blz. 3-5, De Wachttoren, 15 juni 1978, blz. 3-5 en 15 februari 1980, blz. 6 en 7.
[Inzet op blz. 23]
Ik nam de proef op de som met de leringen van de bijbel en zag dat het goede resultaten afwerpt wanneer men ze opvolgt
[Illustratie op blz. 22]
Colette Regnier, predikend vanuit haar rolstoel