De zienswijze van de bijbel
Is Jehovah een oorlogsgod?
AL LANG beschuldigen sommige lezers van de bijbel Jehovah ervan een oorlogsgod te zijn, en een bloeddorstige bovendien. Zo beweert George A. Dorsey in zijn boek The Story of Civilization — Man’s Own Show dat de God van de bijbel, Jehovah, „de God is van plunderaars, van folteraars, van krijgers, van verovering, van elke barbaarse hartstocht”. De bijbelcriticus Roland H. Bainton zegt ronduit: „De oorlogvoering is humaner als God erbuiten wordt gelaten.”
Is Jehovah werkelijk een oorlogsgod? Schept hij, zoals sommigen suggereren, in feite behagen in het afslachten van onschuldige mensen?
Oordeelsvoltrekkingen uit het verleden
Het is een feit dat de bijbel openhartig verslag doet van de oordelen die Jehovah God in het verleden heeft voltrokken. Die werden echter altijd voltrokken aan goddeloze mensen. Pas toen de aarde in Noachs tijd „met geweldpleging vervuld” raakte bijvoorbeeld, zei Jehovah: „Zie, ik breng de geweldige watervloed over de aarde om alle vlees waarin de levenskracht werkzaam is, van onder de hemel te verderven” (Genesis 6:11, 17). Wat een andere oordeelsvoltrekking betreft, slechts omdat de steden Sodom en Gomorra „zich hadden overgegeven aan seksuele immoraliteit en uit waren op perverse genotzucht” heeft God het ’zwavel en vuur laten regenen’. — Judas 7, The New Berkeley Version; Genesis 19:24.
Schiep God er behagen in alle vlees in Noachs tijd te verderven? Of had hij er een duivels genoegen in de inwoners van Sodom en Gomorra uit te roeien? Laten wij voor het antwoord de gebeurtenissen rond de vloed in Noachs tijd eens beschouwen. Na vermeld te hebben dat God de goddeloze mensheid van de oppervlakte van de aardbodem zou wegvagen om de aarde te zuiveren van geweld, zegt de bijbel dat Jehovah ’er zeer verdrietig om was’ (Willibrordvertaling). Ja, het bedroefde God dat „elke neiging van de gedachten van [’s mensen] hart te allen tijde alleen maar slecht was”. Om bij de ophanden zijnde Vloed zo veel mogelijk mensen te sparen, gaf God Noach, „een prediker van rechtvaardigheid”, opdracht een waarschuwingsboodschap te laten horen en een ark te bouwen waarin zij behouden konden blijven. — Genesis 6:5-18; 2 Petrus 2:5.
Evenzo zei God voordat hij engelen stuurde om Sodom en Gomorra te vernietigen: „Ik ga naar beneden om te zien, of hun daden werkelijk overeenstemmen met de roep die tot Mij is doorgedrongen; Ik wil het weten” (Genesis 18:20-32, WV). Jehovah verzekerde Abraham (wiens neef Lot in Sodom woonde) dat indien Zijn speurtocht slechts tien rechtvaardigen opleverde, de steden gespaard zouden worden. Zou een God die behagen schept in bloedvergieten, van zo’n barmhartige zorgzaamheid blijk geven? Kunnen wij niet veeleer zeggen dat een van Jehovah’s overheersende karaktereigenschappen barmhartigheid is? (Exodus 34:6) Hij zegt zelf: „Ik heb geen behagen in de dood van de goddeloze, maar daarin dat een goddeloze zich afkeert van zijn weg en werkelijk blijft leven.” — Ezechiël 33:11.
De aanleiding tot Gods veroordelingen is altijd geweest dat goddeloze mensen hardnekkig weigerden hun slechte handelwijze te laten varen, niet dat Jehovah ervan genoot mensen te doden. Maar misschien vraagt u zich af: ’Heeft Jehovah de Israëlieten niet aangemoedigd oorlog te voeren met de Kanaänieten en hen te verdelgen?’
Gods oorlogen nodig voor vrede
De geschiedenis schildert een afzichtelijk beeld van het leven van de Kanaänieten — zij waren buitengewoon slecht. Spiritisme, kinderoffers, sadistisch geweld en verschillende vormen van perverse seksaanbidding waren aan de orde van de dag. Als een God van gerechtigheid die exclusieve toewijding eist, kon Jehovah niet toelaten dat deze walglijke praktijken de vrede en veiligheid van onschuldige mensen, in het bijzonder van Israël, verstoorden (Deuteronomium 5:9). Stel u bijvoorbeeld eens voor dat de wijk waar u woont het moest stellen zonder betrouwbare politie of militie om de wetten van het land te handhaven — zou dat niet leiden tot anarchie en geweld van de ergste soort? In dezelfde zin zag Jehovah zich gedwongen tegen de Kanaänieten op te treden wegens hun verdorvenheid en het reële gevaar dat zij vormden voor de zuivere aanbidding. Daarom verordende hij: „Het land [is] onrein, en ik zal het straf doen ondergaan voor zijn dwaling.” — Leviticus 18:25.
Er werd aan Gods gerechtigheid voldaan toen zijn terechtstellingsmacht — de Israëlitische legers — de Kanaänieten vernietigde. Het feit dat God verkoos om in plaats van vuur of water mensen te gebruiken om dit oordeel te voltrekken, deed niets aan het vonnis af. Toen de Israëlitische legers oorlog voerden met de zeven naties van Kanaän, kregen ze dan ook de opdracht: „Gij [moogt] niets wat adem heeft in leven laten.” — Deuteronomium 20:16.
Als iemand die eerbied heeft voor het leven, hechtte God echter niet zijn goedkeuring aan lukraak doden. Toen bijvoorbeeld de inwoners van een Kanaänitische stad, Gibeon, om barmhartigheid vroegen, verleende Jehovah hun die (Jozua 9:3-27). Zou een boosaardige oorlogsgod dat gedaan hebben? Nee, maar een God die vrede en gerechtigheid liefheeft wel. — Psalm 33:5; 37:28.
Jehovah’s maatstaven bevorderlijk voor vrede
De bijbel brengt Gods zegen herhaaldelijk in verband met vrede. Dat komt doordat Jehovah de vrede liefheeft, niet de oorlog (Numeri 6:24-26; Psalm 29:11; 147:12-14). Toen koning David een tempel van aanbidding voor Jehovah wilde bouwen, zei God dan ook tegen hem: „Gij zult geen huis voor mijn naam bouwen, want gij hebt veel bloed voor mijn aangezicht op de aarde vergoten.” — 1 Kronieken 22:8; Handelingen 13:22.
Toen Jezus Christus, de Grotere David, op aarde was, sprak hij over een tijd waarin Gods liefde voor gerechtigheid hem niet langer zou toestaan het huidige kwaad dat wij zien te dulden (Mattheüs 24:3, 36-39). Zoals God dat bij de vloed in Noachs dagen en bij de verwoesting van Sodom en Gomorra heeft gedaan, zal hij spoedig als rechter tot handelen overgaan om de aarde te ontdoen van zelfzuchtige, goddeloze mensen en zo de weg banen voor vredige toestanden onder zijn hemelse Koninkrijksheerschappij. — Psalm 37:10, 11, 29; Daniël 2:44.
Het is duidelijk dat Jehovah geen oorlogsgod is die dorst naar bloed. Aan de andere kant schrikt hij er niet voor terug rechterlijke straf toe te dienen wanneer dat terecht is. Gods liefde voor goedheid schrijft voor dat hij ten behoeve van degenen die hem liefhebben tot handelen overgaat door het goddeloze stelsel dat hen onderdrukt te vernietigen. Wanneer hij dat doet, zal er overal ware vrede gedijen op een aarde waarop de werkelijk zachtmoedigen verenigd Jehovah, „de God van vrede”, aanbidden. — Filippenzen 4:9.
[Illustratieverantwoording op blz. 20]
David en Goliath/The Doré Bible Illustrations/Dover Publications, Inc.