Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g96 8/1 blz. 19-23
  • Hoe ik toch een doel in mijn leven vond

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Hoe ik toch een doel in mijn leven vond
  • Ontwaakt! 1996
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • De droevige gevolgen van criminaliteit
  • Pogingen tot verbetering
  • Doelloos verder
  • Het leven op zee als huurling
  • Een glimp van de zin van het leven
  • Een teleurstellende thuiskomst
  • Engeland en de toneelschool
  • Doelloosheid eindelijk voorbij
  • Een heel andere thuiskomst
  • „U hebt het verkeerde nummer gekozen”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2001
  • Een leven lang vreugde in het doen van Gods wil
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2008
  • Ik vond voldoening in het dienen van God
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1993
  • Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1989
    Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1989
Meer weergeven
Ontwaakt! 1996
g96 8/1 blz. 19-23

Hoe ik toch een doel in mijn leven vond

STELT u zich mijn ontzetting en onbehagen voor toen ik heel vroeg op een ochtend onverwacht werd gewekt door twee forse mannen die mijn slaapkamer doorzochten. Mijn moeder stond er bleek en hulpeloos bij, kennelijk hevig geschokt. De mannen waren rechercheurs.

Ik wist onmiddellijk wat zij zochten. Hoewel ik me brutaal en uitdagend voordeed, was ik innerlijk bang. Ik besefte dat de politie haar net aantrok rond onze bende van jeugdige dieven in New Jersey (VS). De rechercheurs gaven me nors orders me aan te kleden en voerden me vervolgens af naar het hoofdbureau van politie voor ondervraging.

Hoe was ik in deze ellendige situatie verzeild geraakt? Het was al begonnen toen ik nog heel jong was. Halverwege mijn tienerjaren beschouwde ik mezelf al als een geharde jeugdcrimineel. In de jaren ’60 vonden veel jongeren het „cool” zich tegen de gevestigde orde te verzetten en ik was het daar van ganser harte mee eens. En zo hing ik op mijn zestiende rond in een biljartlokaal in de buurt omdat ik van de middelbare school gestuurd was. Hier kwam ik in aanraking met een jeugdbende die inbraken pleegde. Na meegedaan te hebben aan een paar betrekkelijk kleine karweitjes, begon ik plezier te krijgen in de opwinding en sensatie en vond ik het in feite elke keer weer enorm spannend.

Zo pleegden wij negen maanden lang de ene inbraak na de andere. Als bende concentreerden wij ons voornamelijk op kleine kantoren, waar vaak grote geldbedragen werden bewaard. Hoe meer inbraken wij pleegden zonder betrapt te worden, des te brutaler werden wij. Ten slotte besloten wij een bijkantoor van de provinciale bank te beroven.

Voor de eerste keer begon het fout te gaan. Hoewel wij ons zonder enige moeite toegang tot de bank wisten te verschaffen, brachten wij een frustrerende nacht binnen door omdat wij alleen de geldladen van de kassiers konden forceren. Een ernstiger probleem was dat het Federal Bureau of Investigation (de FBI) op onze inbraak bij de bank gezet werd. Met de FBI op ons spoor duurde het niet lang of wij werden allemaal gearresteerd.

De droevige gevolgen van criminaliteit

Persoonlijk werden mij 78 inbraken ten laste gelegd en tot mijn ontzetting werden de details van elk ervan hardop aan het hof voorgelezen. Dit, gevoegd bij alle publiciteit over onze misdaden in de plaatselijke krant, had een rampzalige uitwerking op mijn ouders. Maar de vernedering en schande die ik over hen bracht, deed mij toen niet zo veel. Ik werd veroordeeld tot een straftijd van onbepaalde duur in een staatsheropvoedingsgesticht, wat had kunnen betekenen dat ik in verzekerde bewaring bleef totdat ik 21 jaar was. Grotendeels als resultaat van de inspanningen van een bekwaam advocaat werd ik echter overgebracht naar een speciale tuchtschool.

Hoewel op die manier gevangenisstraf was vermeden, was een voorwaarde wel dat ik uit mijn eigen omgeving en bij al mijn vroegere kameraden vandaan gehaald zou worden. Met dat doel werd ik ingeschreven op een privé-school in Newark, een school speciaal voor probleemjongeren zoals ik. Daarnaast werd van mij geëist dat ik wekelijks een gesprek met een psycholoog had voor professionele hulp. Aan al deze voorwaarden werd door mijn ouders voldaan — waarvoor zij zich zware financiële offers getroostten.

Pogingen tot verbetering

Ongetwijfeld als gevolg van alle publiciteit die onze rechtszaak had gekregen, verscheen er in de krant van onze woonplaats een redactioneel artikel met als titel „Over het sparen van de roede gesproken”. In dit artikel werd kritiek geuit op de schijnbaar zachtzinnige behandeling die de bende had gekregen. Het commentaar in dit artikel was het eerste wat mijn geweten wist te raken. Dus knipte ik dat artikel uit de krant en zwoer bij mezelf dat ik eens, op de een of andere manier, alle pijn, schande en kosten die ik mijn ouders had bezorgd, zou goedmaken.

Eén manier, dacht ik, om mijn ouders te bewijzen dat ik kon veranderen, zou zijn om samen met mijn oorspronkelijke klas het eindexamen van de middelbare school af te leggen. Ik begon te studeren zoals ik nog nooit gestudeerd had. Het resultaat was dat toen ik aan het eind van het schooljaar, in aanwezigheid van mijn reclasseringsambtenaar, weer voor de rechter verscheen die mij veroordeeld had, er een glimlach op zijn strenge gezicht verscheen bij het zien van de zeer goede cijfers die ik elk kwartaal had behaald. Nu stond de weg dus voor me open om terug te keren op mijn oude middelbare school, en het jaar daarop deed ik met goed gevolg eindexamen.

Doelloos verder

Het was nu 1966 geworden, en terwijl veel van mijn klasgenoten mee gingen vechten in de oorlog in Vietnam, vertrok ik naar het Concord College in West Virginia. Daar maakte ik kennis met drugs, vredesdemonstraties en een heel nieuwe cultuur die mij vraagtekens deed zetten bij traditionele waarden. Ik zocht iets, maar ik wist niet wat. Toen de Thanksgiving-vakantie aanbrak, liftte ik in plaats van naar huis te gaan, in zuidelijke richting over de Blue Ridge Mountains naar Florida.

Ik had nog nooit veel gereisd en ik genoot met volle teugen van het zien van alles wat zo anders en nieuw voor me was — dat wil zeggen, tot Thanksgiving Day, toen ik in de gevangenis van Daytona Beach belandde wegens landloperij. Ik schaamde me te diep om contact op te nemen met mijn ouders, maar dat deden de gevangenisautoriteiten wel. Opnieuw trof mijn vader regelingen om een fikse boete te betalen in plaats van me een gevangenisstraf te laten uitzitten.

Ik ben daarna niet op de universiteit gebleven. In plaats daarvan ging ik, met niets dan één koffer en een pasgewekte reislust, weer op pad, doelloos heen en weer liftend langs de oostkust van de Verenigde Staten, met af en toe een baantje om in mijn onderhoud te voorzien. Mijn ouders wisten bijna nooit waar ik uithing, hoewel ik hen van tijd tot tijd bezocht. Tot mijn verbazing schenen zij altijd blij mij te zien, maar ik had geen rust.

Nu ik niet langer studeerde, verloor ik mijn studentenclassificatie, die mij vrijstelling van militaire dienst had verleend. Mijn dienstplichtstatus werd nu 1-A en het was slechts een kwestie van tijd voor ik opgeroepen zou worden voor inlijving in het leger. Ik moest er niet aan denken aan een straffe discipline onderworpen te zijn en mijn pasverworven vrijheid kwijt te raken. Dus besloot ik het land per schip te verlaten. Daarbij deed zich de gelegenheid tot een nieuwe loopbaan voor. Zou dat dan eindelijk mijn ware levensdoel kunnen zijn?

Het leven op zee als huurling

Een oude vriend van onze familie was kapitein bij de Amerikaanse koopvaardij. Hij vertelde me over een onlangs gestart opleidingsprogramma voor scheepsmachinisten. Ik werd onmiddellijk aangenomen voor een ingekort programma van twee jaar, dat het tweeledige voordeel had dat het vrijstelling van militaire dienstplicht verleende en vooruitzichten bood op de rang van scheepsofficier. Ik haalde mijn diploma in 1969 en monsterde in San Francisco als officier derde klas op mijn eerste schip aan. Wij voeren onmiddellijk naar Vietnam met een lading munitie. De tocht was saai en toen wij Singapore bereikten, monsterde ik af.

In Singapore monsterde ik aan op een schip dat onder buitenlandse vlag voer met niet bij een vakbond aangesloten arbeidskrachten. Dit schip werd gebruikt om langs de kust van Vietnam te varen, van de baai van Cam Ranh in het zuiden naar Da Nang in het noorden, dicht bij de gedemilitariseerde zone. Hier verstomde het weergalmende dreunen van de onophoudelijke bombardementen geen moment. Financieel was dit echter geen slechte route, en met bonussen wegens oorlogsgevaar en iedere keer dat wij rechtstreeks onder vuur genomen werden nog een extra toelage, bleek ik meer dan $35.000 per jaar te verdienen als huurling. Ondanks deze voor mij nieuwe weelde vond ik mijn leven nog steeds doelloos en vroeg ik me af waar het nu eigenlijk om ging in het leven — waar stevende ik op af?

Een glimp van de zin van het leven

Na een bijzonder angstaanjagende aanval van vijandelijk vuur begon Albert, mijn stoker, mij te vertellen hoe God binnenkort vrede op aarde zou brengen. Ik spitste mijn oren bij deze ongewone informatie. Toen wij vervolgens naar Singapore terugvoeren, vertelde Albert me dat hij een van Jehovah’s Getuigen was geweest maar niet meer actief was. Daarop probeerden wij samen de plaatselijke Getuigen in Singapore te lokaliseren. Niemand scheen ons te kunnen helpen, maar net de avond voordat wij vertrokken, vond Albert een uitgave van De Wachttoren in de lobby van een hotel. Daar stond een adres op gestempeld. Wij hadden echter geen tijd om het te verifiëren want de ochtend daarop voeren wij naar Sasebo in Japan, waar het schip voor twee weken het droogdok in moest.

Daar betaalden wij de bemanning uit en Albert ging zijns weegs. Maar slechts een week later ontving ik tot mijn verrassing een telegram van hem waarin stond dat er het weekend daarop een congres van Jehovah’s Getuigen in Sasebo gehouden zou worden. Ik besloot eens te gaan kijken wat het voor een congres was.

Die dag — 8 augustus 1970 — zal me altijd bijblijven. Ik arriveerde per taxi op het congresterrein en kwam bij het uitstappen tussen honderden Japanners terecht, allemaal onberispelijk gekleed. Hoewel de meesten van hen helemaal geen Engels spraken, leek het wel of zij me allemaal een hand wilden geven. Zoiets had ik nog nooit gezien, en hoewel ik geen woord van het Japanse programma begreep, besloot ik dat ik de dag daarop weer zou gaan — alleen maar om te zien of mij dezelfde begroeting ten deel zou vallen. En dat gebeurde!

Wij contracteerden een nieuwe bemanning en waren een week later weer terug op zee, op weg naar Singapore. Het eerste wat ik bij aankomst deed, was een taxi nemen naar het adres dat op De Wachttoren gestempeld stond. Een vriendelijke vrouw kwam het huis uit en vroeg of zij iets voor me kon doen. Ik liet haar het adres op De Wachttoren zien en zij nodigde mij onmiddellijk binnen. Daarop maakte ik kennis met haar man en hoorde dat zij zendelingen waren uit Australië, Norman en Gladys Bellotti. Ik legde uit hoe ik aan hun adres was gekomen. Ik voelde me bijzonder welkom bij hen en zij beantwoordden veel van mijn vragen, waarna ik vertrok met een boodschappentas vol bijbelse lectuur. In de volgende maanden las ik, terwijl wij langs de kust van Vietnam voeren, veel van die boeken, waaronder De waarheid die tot eeuwig leven leidt.

Nu kreeg ik voor de allereerste keer het gevoel dat mijn leven echt zin en richting had. Op de volgende reis terug naar Singapore monsterde ik af.

Een teleurstellende thuiskomst

Voor de eerste keer ook had ik echt zin om naar huis te gaan. En dus kwam ik enkele weken later heel opgewonden weer thuis, vol verlangen mijn ouders alles over Jehovah’s Getuigen te vertellen. Zij deelden mijn enthousiasme niet. Dat was begrijpelijk, want mijn gedrag was geen aanbeveling. Ik was nog maar een paar weken thuis toen ik, in een vlaag van woede, een plaatselijke nachtclub kort en klein sloeg. Ik kwam bij in een gevangeniscel.

Ik begon nu te geloven dat er niet echt hoop was dat ik ooit zou veranderen en mijn drift zou leren beheersen. Misschien zou ik altijd een dwarsliggende rebel blijven. Ik had niet het gevoel dat ik nog langer thuis kon blijven. Ik moest weg. En dus boekte ik enkele dagen later passage op een Noors vrachtschip dat naar Engeland voer.

Engeland en de toneelschool

Ik had het naar mijn zin in Engeland, maar hoe aan werk te komen was het probleem. Daarom besloot ik auditie te doen bij verscheidene toneelscholen, en tot mijn verbazing werd ik aangenomen door The London School of Dramatic Art. Mijn twee jaar in Londen bracht ik door met veel drinken, uitgaan en, natuurlijk, het gebruiken van allerlei drugs.

Plotseling besloot ik dat het leuk zou zijn weer eens bij mijn familie in de Verenigde Staten op bezoek te gaan. Maar kunt u zich voorstellen hoe mijn opvallende verschijning hen deze keer geschokt moet hebben? Ik droeg een zwarte cape met aan de hals twee gouden leeuwekoppen verbonden met een gouden ketting, een vest van rood fluweel en een zwartfluwelen, met leer afgezette broek waarover ik kniehoge laarzen droeg. Geen wonder dat mijn ouders duidelijk niet onder de indruk waren en dat ik me volkomen misplaatst voelde in hun conservatieve omgeving! Dus keerde ik naar Engeland terug, waar ik in 1972 afstudeerde in de toneelkunst. Nu had ik weer een doel bereikt. Maar opnieuw was er de knagende, steeds terugkerende vraag: Wat nu? Nog steeds voelde ik de behoefte aan een echt doel in mijn leven.

Doelloosheid eindelijk voorbij

Niet lang daarna begon er voor mijn gevoel eindelijk wat stabiliteit in mijn leven te komen. Het begon met de vriendschap met mijn buurvrouw Caroline. Zij was een onderwijzeres uit Australië en een conservatief, stabiel type — precies het tegenovergestelde van mijn persoonlijkheid. Wij waren al twee jaar bevriend zonder dat er sprake was van verliefdheid. Toen Caroline voor drie maanden naar Amerika ging, regelde ik het wegens onze goede vriendschap zo, dat zij enkele weken bij mijn ouders kon logeren. Die hebben zich waarschijnlijk afgevraagd waarom zij iets te maken wilde hebben met een figuur als ik.

Kort nadat Caroline vertrokken was, vertelde ik mijn vrienden dat ik ook naar huis ging, en zij gaven een grote afscheidsfuif. Maar in plaats van naar Amerika terug te gaan, ging ik slechts naar South Kensington (Londen), waar ik een souterrainflat huurde en naar het bijkantoor van Jehovah’s Getuigen in Londen opbelde. Ik was gaan beseffen hoe ik mijn leven verder moest invullen. Binnen een week kreeg ik bezoek van een geweldig echtpaar, dat onmiddellijk regelingen trof voor een geregelde bijbelstudie met mij. Doordat ik al publikaties van de Getuigen had gelezen, was ik nu erg leergierig en ik vroeg om twee studies per week. Gezien mijn enthousiasme nodigde Bob me al snel uit voor de Koninkrijkszaal en het duurde niet lang of ik woonde alle wekelijkse vergaderingen bij.

Toen ik ontdekte dat Jehovah’s Getuigen niet roken, besloot ik onmiddellijk met die gewoonte te stoppen. Maar hoe stond het met mijn uiterlijke verschijning? Ik wilde niet langer uit de toon vallen, dus kocht ik een gekleed overhemd, een stropdas en een kostuum. Al gauw kwam ik in aanmerking voor de van-huis-tot-huisprediking, en hoewel ik in het begin flink zenuwachtig was, begon ik er plezier in te krijgen.

Caroline stond een grote verrassing te wachten als zij terugkwam, dacht ik. Dat bleek een volslagen understatement te zijn! Zij kon niet geloven dat ik in zo’n korte tijd zo veranderd was — in mijn kleding en uiterlijke verzorging en in zo veel andere opzichten. Ik legde uit hoe mijn bijbelstudies mij geholpen hadden en nodigde haar uit ook bijbelstudie te nemen. Hoewel zij aanvankelijk haar bedenkingen had, stemde zij ten slotte toe, op voorwaarde dat zij alleen met mij zou studeren. Ik vond het geweldig te zien hoe snel zij erop inging, en het duurde niet lang voordat zij de waarheid van de bijbel begon in te zien.

Na een paar maanden besloot Caroline naar Australië terug te gaan en zij hervatte haar bijbelstudie in Sydney. Ik bleef in Londen totdat ik gedoopt kon worden, wat zeven maanden later het geval was. Nu wilde ik weer terug naar de Verenigde Staten om heel mijn familie te bezoeken. Maar deze keer was ik vastbesloten het niet te bederven!

Een heel andere thuiskomst

Mijn verbijsterde ouders wilden weten wat er nu weer aan de hand was — ik zag er te keurig uit! Maar ik was blij dat ik me nu echt thuis voelde. Hoewel mijn ouders vanzelfsprekend verwonderd waren over mijn opzienbarende verandering, waren zij tactvol en reageerden zij met hun gebruikelijke vriendelijkheid en verdraagzaamheid. In de maanden die volgden, had ik het voorrecht de bijbel met hen te bestuderen. Ik begon een studie met mijn twee oudere zussen, die ongetwijfeld ook onder de indruk waren van mijn veranderde manier van leven. Ja, dit was een echte thuiskomst!

In augustus 1973 volgde ik Caroline naar Australië, waar ik haar tot mijn genoegen samen met 1200 anderen gedoopt zag worden op het internationale congres van Jehovah’s Getuigen in 1973. Het weekend daarna trouwden wij in Canberra, de nationale hoofdstad van Australië. Hier heb ik de afgelopen twintig jaar als volle-tijdprediker gewerkt en veertien jaar als ouderling in de plaatselijke gemeente gediend.

Eensgezind hebben wij drie kinderen grootgebracht — Toby, Amber en Jonathan. Hoewel de normale gezinsproblemen ons niet bespaard blijven, lukt het me nog steeds als pionier in de volle-tijdprediking te staan en tegelijkertijd in de materiële behoeften van ons gezin te voorzien.

In de Verenigde Staten zijn mijn ouders thans opgedragen dienstknechten van Jehovah, en hoewel zij nu allebei in de tachtig zijn, hebben zij nog steeds een aandeel aan de prediking van het Koninkrijk. Mijn vader is dienaar in de bediening in de plaatselijke gemeente. Mijn twee oudere zussen zijn ook ijverig in Jehovah’s dienst.

Wat ben ik Jehovah God innig dankbaar dat mijn vele jaren van doelloos zwerven nu ruimschoots tot het verleden behoren! Niet alleen heeft hij mij de beste manier helpen vinden om mijn leven te gebruiken, maar hij heeft mij ook gezegend met een eensgezind en liefdevol gezin. — Verteld door David Zug Partrick.

[Illustratie op blz. 23]

David met Caroline, zijn vrouw

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen