Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g97 8/2 blz. 18-21
  • Ik zaaide met tranen maar oogstte met vreugde

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Ik zaaide met tranen maar oogstte met vreugde
  • Ontwaakt! 1997
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Een tijd van vreugde
  • Een verdrietige tijd
  • Kracht met tranen
  • Opnieuw vreugde
  • Meer vreugde, meer tranen
  • Lessen die ik geleerd heb
  • Een hechte band met de Hoorder van het gebed
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2012
  • Niet aan dovemans oortjes
    Ontwaakt! 1997
  • „Aangezien wij deze bediening hebben . . ., geven wij de moed niet op”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1995
  • Hoe ik Gods liefdevolle zorg heb ervaren
    Ontwaakt! 1995
Meer weergeven
Ontwaakt! 1997
g97 8/2 blz. 18-21

Ik zaaide met tranen maar oogstte met vreugde

„GENIET in zonnig Spanje van uw welverdiende rust!” Miljoenen Europeanen zijn op die verleidelijke uitnodiging ingegaan en erheen verhuisd. Toen ik 59 jaar werd, besloot ook ik alles te verkopen en van Engeland naar Spanje te verhuizen, maar het was mij om iets meer dan zon en vrije tijd te doen.

Ik koos voor Santiago de Compostela — een van de vochtigste steden van Spanje — omdat het mijn bedoeling was als volle-tijdprediker te dienen in plaats van mijn gemak ervan te nemen in de zon. Tweeëntwintig jaar daarvoor hadden omstandigheden mij genoopt een punt te zetten achter mijn evangelisatiewerk in Spanje, waar ik heen was gegaan omdat de behoefte aan dat werk daar groter was. Het was altijd mijn bedoeling geweest terug te gaan, en nu was ik daar eindelijk in geslaagd.

De omschakeling viel mij echter niet zo gemakkelijk als ik gedacht had. De eerste maand was een nachtmerrie! Ik kan me niet herinneren dat ik ooit zo moe ben geweest. Ik woonde in een flat op de vijfde etage, zonder lift. Elke dag sleepte ik mij voort langs de glooiende straten van Santiago en ging ik talloze keren trap op trap af om het goede nieuws tot zo veel mogelijk mensen te prediken. Na die uitputtende maand werd ik door twijfels overvallen. Had ik de juiste beslissing genomen? Was ik gewoon te oud voor dit soort activiteit?

Maar in de tweede maand merkte ik dat mijn kracht terugkwam. Ik kreeg weer nieuwe energie, ongeveer zoals dat bij een lange-afstandsloper gebeurt. In feite brak er nu een van de gelukkigste periodes van mijn leven aan. Ik begon de vreugde te ervaren van het oogsten, na vele jaren met tranen gezaaid te hebben (Psalm 126:5). Daar ga ik u nu over vertellen.

Een tijd van vreugde

Mijn vrouw Pat en ik verhuisden in 1961 naar Spanje. De predikingsactiviteit van Jehovah’s Getuigen was daar destijds niet officieel erkend. Niettemin kregen wij een toewijzing voor de zonnige stad Sevilla, waar slechts zo’n 25 personen een aandeel hadden aan de prediking.

Op een dag sprak ik tijdens het prediken met een Fransman die een huis stond te schilderen. De dag daarop stapte er een dame op mijn vrouw en mij af en vroeg of wij de vorige dag met een schilder hadden gesproken. Ze zei dat het haar man was, Francisco. Hij had haar zo’n nauwkeurige beschrijving van ons gegeven dat zij ons onmiddellijk herkende. „Hij is nu thuis, mocht u hem willen bezoeken”, vertelde zij ons.

Wij gingen onmiddellijk op deze uitnodiging in en het duurde niet lang of het hele gezin bestudeerde de bijbel met ons. Enige tijd later keerde Francisco om economische redenen naar Frankrijk terug. Wij maakten ons zorgen. Zou hij het contact met de Getuigen verliezen? Kort na zijn vertrek ontvingen wij echter een brief van hem die ons geruststelde. Hij schreef dat zijn nieuwe baas hem had uitgehoord over het aantal godsdiensten dat er in Spanje bestond.

„Nu, er zijn er twee, de katholieke en de protestantse”, zei Francisco voorzichtig. Omdat ons werk nog niet wettelijk erkend was, leek het hem onverstandig meer te zeggen.

„Weet je dat zeker?”, vroeg zijn baas.

„Nu, eigenlijk zijn er drie,” antwoordde Francisco, „en ik behoor tot de derde — Jehovah’s Getuigen.”

„Daar ben ik blij om”, reageerde zijn baas. „Ik ben een dienaar in je gemeente!” Diezelfde avond was Francisco op de gemeentevergadering van Jehovah’s Getuigen.

In 1963 werden wij van Sevilla naar Valencia overgeplaatst en kort daarna naar Barcelona. Daar kreeg ik een opleiding voor de reizende dienst, waarna wij naar Valencia werden teruggestuurd om in die streek in die tak van dienst te werken. Maar na enkele jaren in dat heerlijke veld van activiteit kreeg Pat moeilijkheden met het bewaren van haar evenwicht. Kort daarna had zij moeite met lopen. Zo brak er een tijd aan waarin wij ’met tranen zaaiden’. — Psalm 126:5.

Een verdrietige tijd

Met tegenzin verlieten wij Spanje om in Engeland geneeskundige hulp te zoeken. De oorzaak van Pats symptomen? Multipele sclerose, een degeneratieve ziekte waardoor iemand steeds meer gehandicapt raakt. Mettertijd kan door bijverschijnselen en complicaties de dood volgen.

Het viel ons heel zwaar ons leven aan te passen en deze ziekte te aanvaarden. Maar bij dat alles leerden wij hoe waar de woorden van de psalmist zijn: „Jehovah zelf zal hem [ieder die de geringe consideratie betoont] schragen op een divan van ziekte.” — Psalm 41:3.

Zo’n tien jaar lang verhuisden we van het ene huis naar het andere. Pat was erg gevoelig voor lawaai en wij probeerden een ideale plek om te wonen voor haar te vinden, maar beseften uiteindelijk dat dit onmogelijk was. Pat moest wennen aan het gebruik van een rolstoel. Hoewel zij in staat was te koken en zich van allerlei andere taken te kwijten, ging zij gebukt onder haar gebrek aan mobiliteit. Omdat zij altijd heel actief was geweest, was deze invaliditeit een voortdurende bron van emotionele stress voor haar.

Kracht met tranen

Ik leerde hoe ik Pat kon helpen bij het opstaan, bij het zitten gaan, bij het wassen en aankleden, en bij het in en uit bed stappen. Het geregeld bijwonen van christelijke vergaderingen was een ware uitdaging. Het vergde een reusachtige inspanning om ons klaar te maken. Maar wij wisten dat omgang met onze christelijke broeders de enige manier was waarop wij geestelijk sterk konden blijven.

Elf jaar lang heb ik Pat thuis verzorgd, terwijl ik overdag als technisch tekenaar werkte. Ten slotte beseften wij dat zij wegens de achteruitgang van haar gezondheid gespecialiseerde verzorging nodig had die ik niet kon geven. Dus verbleef zij voortaan door de week in een ziekenhuis en verzorgde ik haar in het weekend thuis.

Elke zondag na de lunch nam ik Pat mee naar de openbare lezing en de Wachttoren-studie, die zo langzamerhand de enige vergaderingen waren die zij nog kon bijwonen. Daarna bracht ik haar terug naar het ziekenhuis. Die gang van zaken was voor mij bijzonder vermoeiend, maar het was de moeite waard, want Pat bleef er geestelijk sterk door. Soms vroeg ik me af hoe lang ik dit vol zou kunnen houden, maar Jehovah gaf mij de kracht om door te gaan. Elke zaterdagochtend ging ik als gids met een groepje prediken voordat ik Pat uit het ziekenhuis ophaalde. Ik merkte dat mijn christelijke routine mij in die traumatische tijd op de been hield.

Intussen deed Pat wat zij kon om het goede nieuws te prediken. In het ziekenhuis kon zij twee bijbelstudies beginnen met verpleegkundigen die haar verzorgden. Een van hen, Hazel genaamd, kwam zover dat zij zich aan Jehovah opdroeg. Helaas heeft Pat niet bij Hazels doop aanwezig kunnen zijn omdat zij kort daarvoor stierf, op 8 juli 1987.

Pats dood betekende zowel een opluchting als verdriet. Het was een opluchting dat er een eind aan haar lijden was gekomen, maar ik was intens verdrietig over het verlies van mijn levensgezellin. Haar dood liet een enorme leegte achter.

Opnieuw vreugde

Hoe vreemd het ook mag lijken, Pat en ik hadden al besloten wat ik daarna zou gaan doen. Omdat wij beiden wisten dat haar leven ten einde liep, bespraken wij hoe ik Jehovah na haar dood het beste zou kunnen dienen. Onze gezamenlijke beslissing was dat ik naar Spanje terug zou gaan, de toewijzing die wij hadden moeten opgeven.

Drie maanden na Pats dood reisde ik naar het bijkantoor van Jehovah’s Getuigen in Spanje om te informeren waar ik het beste zou kunnen dienen. Ik kreeg een aanstelling als speciale pionier en werd toegewezen aan de oude, regenachtige stad Santiago de Compostela.

Niet lang daarna kreeg ik een briefje van het bijkantoor met het adres van een geïnteresseerde man, een zekere Maximino. Na drie weken lang geprobeerd te hebben hem thuis te treffen, ontmoette ik hem eindelijk. Maximino, die portier was bij een plaatselijk ziekenhuis, had het traktaat Leven in een vredige nieuwe wereld gekregen en vervolgens verzocht om het boek U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven.a Toen ik hem bezocht, had hij het boek al drie keer gelezen. Hij excuseerde zich dat hij niet veel in de bijbel had gelezen — het ’oude gedeelte’ maar één keer en het ’nieuwe gedeelte’ twee keer. Dat alles had hij gedaan in afwachting van het bezoek dat iemand hem zou brengen.

Hij vertelde me ook dat hij naar de Koninkrijkszaal was gegaan met de bedoeling een van onze vergaderingen bij te wonen. Maar omdat hij erg verlegen was, was hij de vergaderplaats niet binnengestapt. Ik begon een bijbelstudie met hem en diezelfde week woonde hij de vergaderingen bij. Hij dronk de waarheid in, maar het viel hem ontzettend moeilijk zijn tabaksverslaving te overwinnen. Met Jehovah’s hulp lukte het hem uiteindelijk het roken op te geven en hij is nu een gedoopte Getuige.

Meer vreugde, meer tranen

Net een jaar na mijn terugkeer naar Spanje werd ik weer uitgenodigd om als reizend opziener te dienen. Maar voordat ik die toewijzing opnam, kreeg mijn leven een onverwachte wending. Ik ontmoette een pionierster die Paquita heette en in de omgeving van Santiago diende. Zij was een weduwe die al jarenlang in de volle-tijddienst was. Al gauw ontdekten wij dat we veel gemeen hadden. In 1990, net zes maanden nadat ik met de reizende dienst was begonnen, trouwden wij — opnieuw vreugde.

Net als ik had Paquita ’gezaaid met tranen’. Haar eerste toewijzing als speciale pionierster was getekend door een tragedie. Terwijl haar man meubels vervoerde naar Orense, hun nieuwe woonplaats, kwam hij om bij een verkeersongeluk — een tegemoetkomende vrachtwagen kwam op zijn rijbaan terecht. Paquita en haar tienjarige dochtertje waren al in Orense toen zij het nieuws van zijn dood hoorden. Ondanks het verschrikkelijke verlies begon Paquita twee dagen na de begrafenis zoals gepland met haar nieuwe toewijzing.

De jaren verstreken en Paquita bleef in de volle-tijddienst. Toen voltrok zich opnieuw een tragedie. Dit keer kostte een auto-ongeluk haar dochter, die toen 23 jaar was, het leven. Het verdriet was groot en het rouwproces duurde lang. Zoals voorheen waren haar christelijke routine en de steun die zij van medechristenen kreeg onmisbaar voor haar herstel. Ik leerde Paquita kennen in 1989, net twee jaar na de dood van haar dochter.

Sinds ons huwelijk in 1990 hebben wij in Spanje in de reizende dienst gestaan. Hoewel deze laatste paar jaar een van de meest voldoening schenkende periodes in ons leven zijn geweest, betreuren wij het niet beproevingen te hebben doorgemaakt. Wij zijn ervan overtuigd dat ze ons in positieve zin hebben gevormd. — Jakobus 1:2-4.

Lessen die ik geleerd heb

Ik geloof dat zelfs de zwaarste beproevingen positieve kanten hebben, omdat ze ons lessen leren. Bovenal hebben beproevingen mij het belang van empathie geleerd, een onontbeerlijke hoedanigheid voor een christelijke opziener. Niet lang geleden bijvoorbeeld sprak ik met een christelijke broeder die een invalide zoon heeft. Ik kon volkomen begrijpen wat een grote inspanning het elke week voor hem was, zijn zoon naar alle vergaderingen mee te nemen. Na ons gesprek bedankte hij me en zei dat het de eerste keer was dat iemand echt de moeilijkheden waarmee hij en zijn vrouw te kampen hadden, begrepen had.

Nog een belangrijke les die ik heb geleerd, is op Jehovah te vertrouwen. Als alles goed gaat, kunnen wij geneigd zijn ons op onze eigen kracht en bekwaamheid te verlaten. Maar wanneer een zware beproeving jaar na jaar aanhoudt en je het in eigen kracht niet aankunt, leer je op Jehovah te steunen (Psalm 55:22). Gods helpende hand heeft mij in staat gesteld op de been te blijven.

Natuurlijk wil dat niet zeggen dat alles altijd vlekkeloos verliep. Ik moet toegeven dat ik tijdens de ziekte van mijn eerste vrouw soms kwaad en gefrustreerd werd om mijn situatie, vooral wanneer ik moe was. Later voelde ik me dan schuldig wegens mijn gevoelens. Ik sprak erover met een meelevende ouderling die professionele ervaring had met de behandeling van patiënten met langdurige ziekten. Hij verzekerde me dat ik het goed deed in mijn omstandigheden en dat het heel normaal is dat onvolmaakte mensen op dat punt fouten maken wanneer zij aan langdurige emotionele stress onderhevig zijn.

Hoewel Paquita en ik nu immens van onze volle-tijddienst genieten, denk ik niet dat wij onze zegeningen ooit als iets vanzelfsprekends zullen beschouwen. Jehovah heeft ons in veel opzichten beloond en ons voldoening schenkend werk te doen gegeven, werk dat wij samen kunnen doen. In de loop van de jaren hebben wij allebei met tranen gezaaid, maar nu oogsten wij, Jehovah zij dank, met vreugdegeroep. — Verteld door Raymond Kirkup.

[Voetnoten]

a Uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.

[Illustratie op blz. 21]

Paquita en ik genieten samen van onze dienst

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen