TOORN.
In de bijbel worden de Hebreeuwse en de Griekse woorden die in wezen „neusgaten” (vanwege de heftige ademhaling [of het snuiven] van iemand die boos is), „hitte”, „opwinding”, „toorn”, „woede”, „opbruising [van het gemoed]”, „een natuurlijke opwelling of drang” betekenen, in het Nederlands overeenkomstig hun betekenisnuances en de context met „toorn”, „verontwaardiging”, „gramschap”, „grimmig verzet”, „woede” en „verbolgenheid” vertaald.
GODS TOORN
Toorn kan gerechtvaardigd of ongerechtvaardigd zijn. Gods toorn is altijd gerechtvaardigd, daar deze berust op beginselen die door zijn recht op exclusieve toewijding en zijn onwankelbaar hoog houden van de waarheid alsook zijn liefde voor rechtvaardigheid en voor degenen die rechtvaardigheid beoefenen, worden beheerst. Gods toorn spruit niet voort uit een voorbijgaande gril, zodat hij er later spijt van moet hebben. Jehovah ziet wat er allemaal bij een kwestie betrokken is en kent een situatie door en door (Hebr. 4:13). Hij leest het hart en ziet in hoeverre iemand uit onwetendheid, nalatigheid of met opzet gezondigd heeft; bovendien handelt hij onpartijdig. — Deut. 10:17, 18; 1 Sam. 16:7; Hand. 10:34, 35.
Beginselen waardoor Gods gramschap wordt beheerst
Gods toorn is nooit onbeheerst en altijd in harmonie met zijn eigenschappen liefde, wijsheid en gerechtigheid. Op grond van zijn almacht is hij in staat zijn toorn tot uitdrukking te brengen in de mate waarin hij dat wenst (1 Joh. 4:8; Job 12:13; 37:23). Gods toorn is niet zinloos, maar berust volledig op deugdelijke gronden en blijft nooit zonder uitwerking.
Jehovah’s toorn kan alleen getemperd of bedaard worden wanneer er volledig aan de gerechtigheid wordt voldaan. Gods gramschap is tegen alle onrechtvaardigheid. God duldt geen onrechtvaardigheid, noch geeft hij vrijstelling van straf aan iemand die het verdient (Ex. 34:7; Hab. 1:13). Gods toorn kan echter getemperd of afgewend worden op basis van het slachtoffer van Jezus Christus, die de smarten en de tuchtiging droeg die rechtens zouden moeten komen over degenen die geloof gaan oefenen. — Jes. 53:5.
Hoe toorn tot uitdrukking wordt gebracht
Gods toorn kan direct of indirect tot uitdrukking worden gebracht. Soms gebruikt hij zijn natuurwetten of andere personen als werktuigen om uiting te geven aan zijn toorn. Degenen die zijn morele wetten overtreden, zullen zijn gramschap voelen en ontvangen in zichzelf ’de volledige vergelding die hun voor hun dwaling toekomt’. Zij geraken in een verwerpelijke geestestoestand, wat tot ontaarding, ziekten, twist en de dood leidt (Rom. 1:18, 24, 27-32). Overtreedt iemand de wetten van het land die in overeenstemming met Gods wetten zijn en wordt hij door de regeringsautoriteit gestraft, dan is dat een indirecte uiting van Gods gramschap jegens die persoon (Rom. 13:1-4). Jezus Christus is de voornaamste voltrekker van Gods toorn, en hij zal Gods gramschap jegens de goddelozen volledig tot uitdrukking brengen. — Jer. 30:23, 24; Openb. 19:7-16, 19-21.
Toorn is geen overheersende eigenschap
Jehovah God is echter „langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid” (Ex. 34:6; Num. 14:18). Indien iemand Jehovah vreest en rechtvaardigheid beoefent, zal hij barmhartigheid van hem ontvangen, want de Almachtige is zich van de overgeërfde onvolmaaktheid van de mens bewust en betoont hem op grond hiervan en op basis van Jezus’ slachtoffer barmhartigheid (Ps. 103:13, 14; Gen. 8:21; zie ook Zefanja 2:2, 3). Ter wille van zijn naam en om zijn voornemen met betrekking tot zijn uitverkoren volk te verwezenlijken, houdt hij zijn toorn in (Jes. 48:9; Joël 2:13, 14). Mettertijd wendt Jehovah’s toorn zich af van degenen die hem werkelijk dienen en hun zonde erkennen en van berouw blijk geven (Jes. 12:1; Ps. 30:5). Hij is geen toornige, maar een gelukkige God; hij is niet ongenaakbaar, maar straalt tegenover degenen die op juiste wijze in zijn tegenwoordigheid komen, aangenaamheid, vrede en rust uit (1 Tim. 1:11; Ps. 16:11; vergelijk Openbaring 4:3). Dit verschilt totaal van de toornige, onbarmhartige en wrede karaktertrekken die aan de valse goden van de heidenen worden toegeschreven en in de afbeeldingen van deze goden tot uitdrukking komen.
TOORN VAN MENSEN
De uiting van menselijke toorn kan juist zijn indien ze op beginselen berust. Iemand kan terecht een rechtvaardige verontwaardiging tot uitdrukking brengen. Ons wordt geboden ’een afschuw te hebben van wat goddeloos is’ (Rom. 12:9). De bijbel bevat talloze voorbeelden van gerechtvaardigde verontwaardiging. — Ex. 11:8; 32:19; Num. 16:12-15; 1 Sam. 20:34; Neh. 5:6; Esth. 7:7; zie ook 2 Samuël 12:1-6.
De toorn van mensen is echter zeer vaak ongerechtvaardigd en dikwijls onbeheerst. Er bestaan veelal onvoldoende gronden voor en er wordt lucht aan gegeven zonder op gepaste wijze rekening te houden met de gevolgen. Nadat Jehovah Nineve had gespaard, was Jona misnoegd, „en hij ontbrandde in toorn”. Het ontbrak Jona aan barmhartigheid en hij moest door Jehovah worden terechtgewezen (Jona 4:1-11). Koning Uzzia van Juda werd woedend toen de priesters van Jehovah hem terechtwezen, en hij liet zijn overmoedige handelwijze niet varen, waarvoor hij werd gestraft (2 Kron. 26:16-21). Naämans onbezonnen trots leidde ertoe dat hij verontwaardigd en woedend werd, waardoor hij bijna een zegen van God verbeurde. — 2 Kon. 5:10-14.
Beheersing absoluut vereist
Uitbarstingen van toorn worden evenals losbandig gedrag, afgoderij, beoefening van spiritisme en drinkgelagen gerangschikt onder de verfoeilijke werken van het vlees, die verhinderen dat iemand Gods koninkrijk beërft (Gal. 5:19-21). Toornige spraak past leden van de gemeente niet. Christenen wordt geboden langzaam te zijn met betrekking tot gramschap, want de gramschap van een man bewerkt niet Gods rechtvaardigheid (Jak. 1:19, 20). Zij krijgen de raad ’plaats te geven aan de gramschap’ en de wraak aan Jehovah over te laten (Rom. 12:19). Iemand die tot gramschap geneigd is, kan niet als opziener in de gemeente van God worden gebruikt. — Tit. 1:7.
Hoewel iemand nu en dan toornig kan zijn en soms zelfs terecht, mag hij het niet zo ver laten komen dat hij zondigt door voeding te geven aan de toorn of in een geërgerde stemming te blijven. Hij dient niet toe te laten dat de zon over zo’n situatie ondergaat, omdat hij daardoor de Duivel de gelegenheid zou geven hem te overweldigen (Ef. 4:26, 27). Vooral wanneer het tot een uitbarsting van toorn tussen christelijke broeders komt, dient men de juiste stappen te ondernemen om de vrede te herstellen of de aangelegenheid op de door God voorgeschreven wijze recht te zetten (Lev. 19:17, 18; Matth. 5:23, 24; 18:15; Luk. 17:3, 4). De Schrift geeft de raad in dit opzicht op onze omgang te letten en niet om te gaan met iemand die snel toornig is of woedeuitbarstingen heeft, waardoor wij het vermijden in een levensgevaarlijke strik te geraken. — Spr. 22:24, 25.
Toen Jezus Christus als mens op aarde was, gaf hij ons een volmaakt voorbeeld. In de verslagen over zijn leven wordt er niet eenmaal over gesproken dat hij een onbeheerste woedeuitbarsting had of wegens de wetteloosheid, weerspannigheid en aanvallen van Gods vijanden geprikkeld was en zijn ergernis op zijn volgelingen of anderen afreageerde. Bij één gelegenheid was hij „diepbedroefd” over de ongevoeligheid van het hart van de Farizeeën en keek hen vol verontwaardiging aan. Vervolgens verrichtte hij een genezing (Mark. 3:5). Toen hij bij een andere gelegenheid degenen uitdreef die Gods tempel verontreinigden en ook de wet van Mozes overtraden door Jehovah’s huis tot een huis van koopwaar te maken, deed hij dat niet in een onbeheerste, ongerechtvaardigde vlaag van toorn. De Schrift geeft veeleer te kennen dat het daarbij om een juist gerichte ijver voor het huis van Jehovah ging. — Joh. 2:13-17.
De schadelijke gevolgen vermijden
Toorn heeft niet alleen een nadelige uitwerking op onze geestelijke gezondheid, maar oefent ook een diepgaande invloed op ons organisme uit. Toorn kan een verhoging van de bloeddruk, veranderingen in de bloedvaten, ademhalingsstoornissen, leveraandoeningen en veranderingen in de galafscheiding veroorzaken, alsook de alvleesklier beïnvloeden. Toorn en woede zijn sterke gevoelens, waarvan artsen zeggen dat ze astma, oogaandoeningen, huidziekten, netelroos, maagzweren en gebits- en spijsverteringsproblemen bevorderen, verergeren of zelfs veroorzaken. Woede en verbolgenheid kunnen het denkproces verstoren, zodat men geen logische gevolgtrekkingen kan maken noch een gezond oordeel kan vormen. Na een woedeuitbarsting volgt vaak een periode van zware depressiviteit. Het is daarom verstandig — niet alleen in religieus, maar ook in fysiek opzicht — zijn toorn te bedwingen en vrede na te streven alsook liefde te betonen. — Spr. 14:29, 30; Rom. 14:19; Jak. 3:17; 1 Petr. 3:11.