Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 324-326
  • Echtscheiding

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Echtscheiding
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • ECHTSCHEIDINGSCERTIFICAAT
  • HERTROUWEN VAN GESCHEIDEN PARTNERS
  • HET WEGZENDEN VAN HEIDENSE VROUWEN
  • JOZEFS OVERWEGING OM TE SCHEIDEN
  • OMSTANDIGHEDEN WAARIN ECHTSCHEIDING IN ISRAËL UITGESLOTEN WAS
  • DE ENIGE GROND VOOR ECHTSCHEIDING ONDER CHRISTENEN
  • Echtscheiding
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1962
  • Huwelijksverplichtingen en echtscheiding
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1956
  • Echtscheiding — Wat zegt de bijbel werkelijk?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1988
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 324-326

ECHTSCHEIDING.

De wettelijke en schriftuurlijke ontbinding van het huwelijk. Derhalve het verbreken van de huwelijksband tussen man en vrouw.

Alhoewel onder de Israëlieten bij wijze van concessie echtscheiding op diverse gronden was toegestaan, stelde Jehovah God er regels voor vast in de wet die hij door bemiddeling van Mozes aan Israël gaf. In Deuteronomium 24:1 lezen wij: „Ingeval een man een vrouw neemt en haar werkelijk als echtgenote tot zijn bezit maakt, dan moet het geschieden dat indien zij geen gunst in zijn ogen zou vinden, omdat hij iets onwelvoeglijks van haar zijde heeft ontdekt, hij in dat geval voor haar een echtscheidingscertificaat moet uitschrijven en haar dat ter hand moet stellen en haar uit zijn huis moet wegzenden.” Wat er precies met „iets onwelvoeglijks” (letterlijk: „de naaktheid van iets”) werd bedoeld, wordt niet uitdrukkelijk vermeld.

Met betrekking tot deze ’onwelvoeglijkheid’ werden er door de twee rabbijnenscholen die er voor en tijdens de dagen dat Jezus Christus op aarde was bestonden, uiteenlopende zienswijzen op na gehouden. De school van Sjammai verstond er overspel onder. Dit kon er echter niet mee bedoeld zijn, aangezien in de wet die God aan Israël had gegeven, duidelijk bepaald was dat personen die zich schuldig maakten aan overspel, ter dood gebracht moesten worden en dat de kwestie niet eenvoudig met een echtscheiding afgedaan kon worden (Deut. 22:22-24). De oudere rabbijnenschool, die van Hillel I en zijn volgelingen, was van mening dat de uitdrukking betrekking had op een aantal onbeduidende dingen. Volgens hun ruime toepassing duidde de term op fouten, mismaaktheden en tekortkomingen van de zijde van de vrouw, waartoe zelfs het laten aanbranden van het eten of het verkeerd kruiden ervan werd gerekend.

Hoewel in Deuteronomium 24:1 niet specifiek wordt gezegd op grond van welke ’onwelvoeglijkheid’ een Hebreeuwse man zich van zijn vrouw mocht laten scheiden, waren er aanvankelijk ongetwijfeld ernstige zaken bij betrokken, zoals misschien dat de vrouw blijk gaf van grove minachting voor haar man of schande over het huisgezin bracht. Aangezien in de Wet uitdrukkelijk werd gezegd: „Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf”, kan men redelijkerwijs niet aannemen dat een man onbenullige fouten ongestraft zou kunnen aangrijpen als een excuus om zich van zijn vrouw te laten scheiden. — Lev. 19:18.

In de dagen van Maleachi handelden vele joodse echtgenoten verraderlijk jegens hun vrouw door zich op allerlei gronden van hun vrouw te laten scheiden, waarbij zij zich mogelijk van de vrouw van hun jeugd ontdeden teneinde jongere, heidense vrouwen te kunnen trouwen. In plaats dat de priesters Gods wet hoog hielden, lieten zij dit tot groot misnoegen van Jehovah toe (Mal. 2:10-16). Dat joodse mannen ten tijde dat Jezus Christus op aarde was, vele gronden voor echtscheiding aanvoerden, blijkt uit de vraag die de Farizeeën aan Jezus stelden: „Is het een man geoorloofd zich op elke willekeurige grond van zijn vrouw te laten scheiden?” — Matth. 19:3.

Bij de Israëlieten was het gebruikelijk dat een man een bruidsprijs betaalde voor het meisje dat zijn vrouw zou worden, en zij werd als zijn eigendom beschouwd. Hoewel de vrouw vele zegeningen en voorrechten genoot, vervulde zij een ondergeschikte rol in de huwelijksverbintenis. Wat haar positie was, blijkt verder uit Deuteronomium 24:1-4, waar werd uiteengezet dat de man zich van zijn vrouw mocht laten scheiden maar waar niets werd gezegd over het omgekeerde geval. Daar zij als zijn eigendom werd beschouwd, kon zij niet van hem scheiden. Het eerste in de wereldlijke geschiedenis opgetekende geval van een vrouw in Israël die van haar man trachtte te scheiden, was dat van Salome, de zuster van koning Herodes. Zij zond haar man, de bestuurder van Idumea, een scheidbrief tot ontbinding van hun huwelijk (De joodse geschiedenis, XV, vii, 10). Dat een echtscheidingsprocedure op initiatief van de vrouw reeds tijdens Jezus’ verblijf op aarde niet ongebruikelijk was, of dat hij een dergelijke ontwikkeling voorzag, blijkt wellicht uit Christus’ woorden: „Indien een vrouw, nadat zij zich van haar man heeft laten scheiden, ooit een ander trouwt, pleegt zij overspel.” — Mark. 10:12.

ECHTSCHEIDINGSCERTIFICAAT

Uit het feit dat er in latere tijd misbruik werd gemaakt van de concessie inzake echtscheiding die aanvankelijk in de Mozaïsche wet werd gedaan, dient niet geconcludeerd te worden dat het voor een Israëlitische man een gemakkelijke zaak was zich van zijn vrouw te laten scheiden. Hiertoe moest hij formele stappen ondernemen. Er moest een document worden opgemaakt, ofte wel ’een echtscheidingscertificaat worden uitgeschreven’. De man die tot de echtscheiding besloot, moest zijn vrouw dit certificaat ’ter hand stellen en haar uit zijn huis wegzenden’ (Deut. 24:1). Hoewel in de Schrift geen aanvullende details over deze procedure worden verschaft, hield deze wettelijke stap klaarblijkelijk ook in dat er officieel aangestelde mannen werden geraadpleegd, die eerst zouden trachten een verzoening te bewerkstelligen. De tijd die gemoeid was met het opstellen van het certificaat en de wettelijke uitvoering van de echtscheiding zou de man in de gelegenheid stellen op zijn beslissing terug te komen. Er zou een grond voor de echtscheiding moeten zijn. En wanneer de regeling op juiste wijze werd toegepast, zou dit er vanzelfsprekend toe bijdragen dat men niet overhaast tot echtscheiding overging. Voorts werden aldus ook de rechten en belangen van de vrouw beschermd.

HERTROUWEN VAN GESCHEIDEN PARTNERS

In Deuteronomium 24:1-4 werd ook met betrekking tot de gescheiden vrouw gestipuleerd: „Zij moet zijn huis verlaten en heengaan en de vrouw van een andere man worden.” Dit betekende dat zij vrij was om te hertrouwen. Tevens werd er gezegd: „Indien de laatste man haar is gaan haten en hij voor haar een echtscheidingscertificaat heeft uitgeschreven en haar dat ter hand heeft gesteld en haar uit zijn huis heeft weggezonden, of ingeval de laatste man die haar tot vrouw heeft genomen sterft, zal de eerste eigenaar van haar, die haar heeft weggezonden, haar niet weer mogen terugnemen om hem tot vrouw te worden, nadat zij verontreinigd is; want dat is iets verfoeilijks voor het aangezicht van Jehovah, en gij moogt het land dat Jehovah, uw God, u tot erfdeel geeft, niet doen zondigen.” De vroegere echtgenoot mocht de gescheiden vrouw niet terugnemen, misschien om te verhinderen dat er tussen hem en deze hertrouwde vrouw gekonkeld kon worden teneinde een scheiding van haar tweede man te forceren, of om diens dood te veroorzaken, waardoor zij weer met haar vorige echtgenoot kon trouwen. Indien haar vroegere huwelijkspartner haar terugnam, zou dit iets onreins zijn in Gods ogen, en de eerste echtgenoot zou zichzelf tot een dwaas maken omdat hij haar had weggezonden als een vrouw in wie hij „iets onwelvoeglijks” had gevonden en haar vervolgens, nadat zij wettelijk aan een andere man had toebehoord en door hem als zijn vrouw was gebruikt, wederom terugnam.

Ongetwijfeld droeg het feit dat de oorspronkelijke echtgenoot geen tweede huwelijk met zijn gescheiden vrouw mocht aangaan nadat zij aan een andere man was gaan toebehoren, ook al liet die man zich van haar scheiden of stierf hij, ertoe bij dat de echtgenoot die een echtscheiding overwoog, serieus nadacht voordat hij een eind aan het huwelijk maakte (Jer. 3:1). Er werd echter niets gezegd waaruit bleek dat het hem verboden was opnieuw met zijn gescheiden vrouw te trouwen indien zij na de wettelijke verbreking van hun huwelijksband niet hertrouwd was.

HET WEGZENDEN VAN HEIDENSE VROUWEN

Voordat de Israëlieten het Beloofde Land binnentrokken, werd hun gezegd geen echtverbintenissen met de heidense bewoners van het land aan te gaan (Deut. 7:3, 4). Niettemin hadden de joden in de dagen van Ezra buitenlandse vrouwen genomen, en in gebed tot God bekende Ezra hun schuld in deze zaak. Als reactie op zijn dringende verzoek en in erkenning van hun dwaling zonden de mannen van Israël die buitenlandse vrouwen hadden genomen, hen „met zonen” heen (Ezra 9:10–10:44). Van christenen echter, die uit allerlei natiën kwamen (Matth. 28:19), werd niet verlangd dat zij zich van hun huwelijkspartner lieten scheiden indien deze geen aanbidder van Jehovah was, en zoals uit de geïnspireerde raad van Paulus blijkt, was het zelfs niet wenselijk dat zij hun niet-gelovige huwelijkspartner in de steek lieten (1 Kor. 7:10-28). Wanneer het er echter op aankwam een nieuw huwelijk te sluiten, kregen christenen de raad „alleen in de Heer” te trouwen. — 1 Kor. 7:39.

JOZEFS OVERWEGING OM TE SCHEIDEN

Terwijl Maria aan Jozef ten huwelijk was beloofd, bleek zij voordat zij verenigd waren, zwanger te zijn door heilige geest. Vervolgens zegt het verslag: „Daar Jozef, haar man, echter rechtvaardig was en haar niet in het openbaar tentoon wilde stellen, was hij van plan in het geheim van haar te scheiden” (Matth. 1:18, 19). Aangezien een verloving destijds onder de joden een bindende overeenkomst was, is het woord „scheiden” hier op zijn plaats.

Hoewel Mattheüs niet in bijzonderheden treedt met betrekking tot de procedure die Jozef van plan was te volgen, geeft hij wel te kennen dat Jozef Maria op een barmhartige wijze wilde bejegenen. Dat Jozef „van plan [was] in het geheim van haar te scheiden”, maakte hem niet tot een onrechtvaardig man, want hij deed dit veeleer omdat hij „rechtvaardig was en haar niet in het openbaar tentoon wilde stellen”. — Matth. 1:19.

OMSTANDIGHEDEN WAARIN ECHTSCHEIDING IN ISRAËL UITGESLOTEN WAS

Volgens de wet die God aan Israël gaf, waren er omstandigheden waarin echtscheiding onmogelijk was. Zo kon het voorkomen dat een man een vrouw nam, betrekkingen met haar had en haar vervolgens ging haten. Hij zou valselijk kunnen beweren dat zij geen maagd was toen hij met haar trouwde en zou haar aldus ten onrechte van geruchtmakende daden beschuldigen en haar een slechte naam bezorgen. Wanneer de ouders van het meisje dan het bewijs leverden dat hun dochter ten tijde van haar huwelijk wel een maagd was, zouden de mannen van de stad de valse beschuldiger streng moeten onderrichten. Zij zouden hem een geldboete opleggen van 100 zilveren sikkelen en die aan de vader van het meisje geven, en zij zou de vrouw van de man blijven, want er werd gezegd: „Hij zal haar gedurende al zijn dagen niet door echtscheiding mogen ontslaan” (Deut. 22:13-19). Ook als werd ontdekt dat een man een maagd had gegrepen die niet verloofd was en hij betrekkingen met haar had gehad, gold de bepaling: „De man die bij haar heeft gelegen, [moet] de vader van het meisje vijftig zilveren sikkelen geven, en zij zal zijn vrouw worden, ten gevolge van het feit dat hij haar vernederd heeft. Hij zal haar gedurende al zijn dagen niet door echtscheiding mogen ontslaan.” — Deut. 22:28, 29.

DE ENIGE GROND VOOR ECHTSCHEIDING ONDER CHRISTENEN

In zijn Bergrede zei Jezus dat „een ieder die zich van zijn vrouw laat scheiden, behalve wegens hoererij, haar aan overspel blootstelt, en al wie een gescheiden vrouw trouwt, pleegt overspel” (Matth. 5:32). Hierdoor toonde Christus aan dat indien een man zich van zijn vrouw laat scheiden om andere redenen dan hoererij van haar zijde, hij haar in de toekomst aan overspel blootstelt. De reden hiervoor is dat er niet op juiste gronden een verbreking van de huwelijksband tussen de niet-overspelige vrouw en haar echtgenoot heeft plaatsgevonden en zij niet vrij is om met een andere man te trouwen en seksuele betrekkingen met een andere echtgenoot te hebben. Toen Christus zei dat al wie ’een gescheiden vrouw trouwt, overspel pleegt’, doelde hij op een vrouw die gescheiden was op andere gronden dan „wegens hoererij”. Ook al was zo’n vrouw wettelijk gescheiden, dan was zij toch schriftuurlijk niet gescheiden.

Net als Mattheüs (Matth. 19:3-9) heeft ook Markus de woorden opgetekend die Jezus tot de Farizeeën sprak betreffende echtscheiding. Hij citeerde Christus als volgt: „Al wie zich van zijn vrouw laat scheiden en een ander trouwt, pleegt overspel jegens haar, en indien een vrouw, nadat zij zich van haar man heeft laten scheiden, ooit een ander trouwt, pleegt zij overspel” (Mark. 10:11, 12). Soortgelijke woorden vinden wij opgetekend in Lukas 16:18, waar staat: „Een ieder die zich van zijn vrouw laat scheiden en een ander trouwt, pleegt overspel, en wie een van een man gescheiden vrouw trouwt, pleegt overspel.” Op zichzelf genomen, schijnen deze verzen elke echtscheiding van de zijde van Christus’ volgelingen te verbieden of op zijn minst te kennen te geven dat een gescheiden persoon niet het recht zou hebben te hertrouwen behalve na de dood van de gescheiden huwelijkspartner. Wij moeten Jezus’ woorden zoals die door Markus en Lukas zijn opgetekend, echter begrijpen in het licht van de vollediger verklaring die door Mattheüs is opgetekend. Hij verbindt er nog de zinsnede aan „behalve op grond van hoererij” (Matth. 19:9; zie ook Mattheüs 5:32), waaruit blijkt dat wat Markus en Lukas schreven toen zij Jezus’ woorden over echtscheiding aanhaalden, van toepassing is indien er een andere grond voor het verkrijgen van de echtscheiding is dan overspel van de zijde van de ontrouwe huwelijkspartner.

Men is echter schriftuurlijk niet verplicht zich van een overspelige doch berouwvolle huwelijkspartner te laten scheiden. Een christelijke echtgenoot of echtgenote kan in zo’n geval barmhartigheid betonen, net zoals Hosea zijn overspelige vrouw Gomer teruggenomen schijnt te hebben en zoals Jehovah barmhartigheid betoonde jegens het berouwvolle Israël, dat zich schuldig had gemaakt aan geestelijk overspel. — Hos. hfdst. 3.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen