Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 1205-1206
  • Paal, hangen aan een

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Paal, hangen aan een
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • JEZUS WERD AAN EEN PAAL GEHANGEN
  • FIGUURLIJK GEBRUIK
  • Paal, Hangen aan een
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Martelpaal
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Martelpaal
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Is Jezus aan een kruis gestorven?
    Ontwaakt! 1975
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 1205-1206

PAAL, HANGEN AAN EEN.

Het bevestigen van een dood of levend slachtoffer aan een paal. De terechtstelling van Jezus Christus is het bekendste geval (Luk. 24:20; Joh. 19:14-16; Hand. 2:23, 36). In de oudheid gingen de natiën bij deze strafvoltrekking volgens diverse methoden te werk.

De Assyriërs, die bekendstonden om hun wrede oorlogvoering, voltrokken aan gevangenen de doodstraf door hen met hun naakte lichaam op een puntige paal te spietsen die door het onderlijf van het slachtoffer in de borstholte doordrong. Er zijn diverse monumentale reliëfs gevonden — o.a. één die de belegering en verovering van Lachis door de Assyriërs uitbeeldt — waarop deze methode van aan een paal spietsen wordt getoond. — 2 Kon. 19:8.

Ook de Perzen gebruikten de paal als een instrument voor terechtstellingen. Volgens sommigen was het bij de Perzen gebruikelijk het slachtoffer eerst te onthoofden of de huid af te stropen. Darius de Grote verbood de herbouw van de tempel in Jeruzalem te belemmeren en een ieder die deze verordening overtrad, moest aan een balk gehangen worden die uit zijn eigen huis was gerukt (Ezra 6:11). Tijdens de regering van Darius’ zoon, Ahasveros (Xerxes I), werden twee deurwachters van het paleis aan een paal opgehangen, de gebruikelijke straf die door de Perzen aan verraders werd toegediend (Esth. 2:21-23). Haman en zijn tien zonen werden insgelijks aan een paal opgehangen (Esth. 5:14; 6:4; 7:9, 10; 9:10, 13, 14, 25). Herodotus (III, 125, 159; IV, 43) voert eveneens voorbeelden aan van mensen die door de Perzen aan een paal gehangen werden.

Volgens de joodse wet moesten degenen die zich schuldig hadden gemaakt aan zulke gruwelijke misdaden als godslastering of afgoderij eerst gestenigd, onthoofd of op een andere wijze ter dood gebracht worden; vervolgens stelde men hun dode lichamen als een waarschuwend voorbeeld voor anderen aan palen of bomen tentoon (Deut. 21:22, 23; Joz. 8:29; 10:26; 2 Sam. 21:6, 9). De Egyptenaren hebben hun misdadigers waarschijnlijk ook eerst gedood, voordat zij hen aan een paal hingen, zoals te kennen wordt gegeven door de profetische woorden die Jozef tot de overste van Farao’s bakkers sprak: „Farao [zal] uw hoofd van u omhoogheffen, en hij zal u stellig aan een paal hangen.” — Gen. 40:19, 22; 41:13.

Naar verluidt hebben de Grieken en Romeinen deze vorm van strafvoltrekking overgenomen van de Feniciërs, en pas in de dagen van Constantijn werd dit gebruik in het rijk afgeschaft. Een Romeins burger werd heel zelden aan een paal gehangen, want dit was een straf die gewoonlijk aan slaven en misdadigers van het laagste allooi werd toegediend. Aan een paal gehangen te worden, werd zowel door de joden als de Romeinen als een symbool van vernedering en schande beschouwd, als iets wat voor vervloekten bestemd was. — Deut. 21:23; Gal. 3:13; Fil. 2:8.

Zo de joden in de eerste eeuw al het recht hadden om iemand op religieuze gronden aan een paal te hangen (een punt waaromtrent enige twijfel bestaat), konden zij dat beslist niet doen bij overtredingen op andere gronden; alleen een Romeinse functionaris zoals Pontius Pilatus had deze bevoegdheid (Joh. 18:31; 19:10). Niettemin waren hoofdzakelijk de joden, en vooral hun overpriesters en regeerders, er verantwoordelijk voor dat Christus aan een paal werd gehangen. — Mark. 15:1-15; Hand. 2:36; 4:10; 5:30; 1 Kor. 2:8.

De Romeinen bonden het slachtoffer soms aan de paal vast, zodat het wel enige dagen kon duren voordat zijn fysieke uithoudingsvermogen het tengevolge van de folterende pijn, dorst, honger en blootstelling aan de zon begaf. Zoals in het geval van Jezus was het bij de Romeinen gebruikelijk de handen (en waarschijnlijk ook de voeten) van de aangeklaagde aan een paal te nagelen (Joh. 20:25, 27; Luk. 24:39; Ps. 22:16, NW, Stud., voetn.; Kol. 2:14). Aangezien anatomen de pols altijd tot de hand hebben gerekend, zijn enkele artsen van mening dat de spijkers in de pols tussen de handwortelbeentjes werden geslagen om het uitscheuren te voorkomen; de handen hadden namelijk kunnen uitscheuren als de spijkers door de handpalmen waren gedreven. — Zie Arizona Medicine, maart 1965, blz. 184.

Het bericht vermeldt niet of de boosdoeners die naast Jezus hingen, aan de paal genageld of er eenvoudig aan vastgebonden waren. Indien zij slechts vastgebonden waren, verklaart dit wellicht waarom zij, toen men bij Jezus de dood reeds had vastgesteld, nog in leven waren, zodat hun benen gebroken moesten worden (Joh. 19:32, 33). Nadat hun benen gebroken waren, trad spoedig de verstikkingsdood in, omdat zij — zoals enkelen vermoeden — het lichaam niet meer konden oprichten en bijgevolg de borstspieren niet meer konden ontspannen. Natuurlijk kan dit niet worden aangevoerd als de doorslaggevende reden waarom de boosdoeners langer leefden dan Jezus, want zij hadden niet de mentale en fysieke kwellingen doorgemaakt die Jezus had ondergaan. Zijn vijanden hadden hem voordien de hele nacht aan een zwaar verhoor onderworpen, terwijl hij bovendien door de Romeinse soldaten was geslagen, misschien wel zo hevig dat hij zijn eigen martelpaal niet kon dragen, zoals gebruikelijk was. — Mark. 14:32–15:21; Luk. 22:39–23:26.

JEZUS WERD AAN EEN PAAL GEHANGEN

In de meeste bijbelvertalingen staat dat Christus „gekruisigd” werd, en niet dat hij „aan een paal gehangen” werd. De reden hiervoor is dat men algemeen gelooft dat het martelwerktuig waaraan hij werd gehangen, een „kruis” was dat uit twee stukken hout bestond en niet slechts een eenvoudige paal of staak. Volgens de overlevering, niet volgens de Schrift, droeg de veroordeelde ook niet de beide delen van het kruis, maar slechts de dwarsbalk, patibulum of antenna genoemd. Op deze wijze trachten sommigen de moeilijkheid te omzeilen dat de last veel te zwaar geweest zou zijn als één man die over een afstand van een halve kilometer van de burcht Antonia naar Golgotha had moeten dragen of achter zich aan had moeten slepen.

Wat hadden de bijbelschrijvers zelf echter over deze aangelegenheden te zeggen? Zij gebruikten 27 maal het Griekse zelfstandig naamwoord stauʹros en 44 maal het werkwoord stauʹro·o, terwijl zij bovendien 5 maal het werkwoord su·stauʹro·o (het voorvoegsel su betekent „met”) en eenmaal het werkwoord a·na·stauʹro·o (aʹna betekent „weer”) gebruikten. Zij gebruikten ook 5 maal het Griekse woord xuʹlon, dat hout betekent, als aanduiding voor het martelwerktuig waaraan Jezus werd genageld.

Het woord stauʹros draagt noch in het klassieke Grieks noch in het koiʹne-Grieks de gedachte over van een „kruis” dat uit twee balken bestaat. Het betekent louter een rechtopstaande paal, staak of pijler, zoals die voor een omheining, ompaling of palissade gebruikt zou kunnen worden. In Douglas’ New Bible Dictionary (1962) staat op bladzijde 279 onder „Kruis”: „Het Gr. woord voor ’kruis’ (stauros, werkwoord stauroō) betekent in de eerste plaats een rechtopstaande paal of balk, en ten tweede een paal die als straf- en terechtstellingswerktuig werd gebruikt.”

Het feit dat Lukas, Petrus en Paulus ook het woord xuʹlon als synoniem voor stauʹros gebruikten, vormt een verder bewijs dat Jezus aan een rechtopstaande paal zonder dwarsbalk werd gehangen, want dat beduidt xuʹlon in deze speciale betekenis (Hand. 5:30; 10:39; 13:29; Gal. 3:13; 1 Petr. 2:24). Xuʹlon komt ook in de Griekse Septuaginta in Ezra 6:11 (2 Esdras 6:11) voor, waar gesproken wordt over een eenvoudige balk waaraan een wetsovertreder gehangen moest worden.

De Nieuwe-Wereldvertaling brengt derhalve getrouw deze grondgedachte van de Griekse tekst over door stauʹros met „martelpaal” en het werkwoord stauʹro·o met „aan een paal hangen”, d.w.z. aan een paal of staak vastmaken, weer te geven. Op deze wijze wordt stauʹros niet met de traditionele in de kerk gebruikelijke kruisen verward. (Zie MARTELPAAL.) De vermelding in de Schrift dat één man zoals Simon van Cyrene een martelpaal kon dragen, is alleszins redelijk, want als de paal een doorsnede van 15 cm had en 3,60 m lang was, woog hij waarschijnlijk iets meer dan 45 kg. — Mark. 15:21.

Merk op wat W. E. Vine over dit onderwerp te zeggen heeft: „STAUROS (σταυρóς) betekent in de eerste plaats een rechtopstaande paal of staak. Daaraan werden boosdoeners genageld om terechtgesteld te worden. Zowel het zelfstandig naamwoord als het werkwoord stauroō, aan een staak of paal vastmaken, zijn oorspronkelijk te onderscheiden van de kerkelijke vorm van een kruis dat uit twee balken bestaat.” De Griekse geleerde Vine maakt vervolgens melding van de Chaldeeuwse oorsprong van het uit twee balken bestaande kruis en zet uiteen hoe het in de 3de eeuw G.T. door de christenheid van de heidenen werd overgenomen en tot symbool van Christus’ terechtstellingswerktuig werd gemaakt. — An Expository Dictionary of New Testament Words, herdruk 1966, Deel I, blz. 256, 257.

FIGUURLIJK GEBRUIK

De Schrift legt niet alleen grondig getuigenis af van het feit dat de Heer Jezus Christus letterlijk aan de paal werd gehangen (1 Kor. 1:13, 23; 2:2; 2 Kor. 13:4; Openb. 11:8), maar spreekt ook, zoals in Galaten 2:20, in figuurlijke, metaforische zin over een aan de paal hangen. Door Christus’ dood aan de paal is de oude persoonlijkheid van zijn volgelingen ter dood gebracht (Rom. 6:6). „Bovendien hebben zij die Christus Jezus toebehoren, het vlees met zijn hartstochten en begeerten aan de paal gehangen”, schrijft Paulus en voegt er later aan toe dat door bemiddeling van Christus „de wereld voor mij aan een paal is gehangen en ik voor de wereld”. — Gal. 5:24; 6:14.

Afvalligen hangen in feite ’de Zoon van God voor zichzelf opnieuw aan een paal en stellen hem aan openbare schande bloot’; zij doen dit doordat zij net als Judas tegen Gods regeling voor redding in opstand komen. — Hebr. 6:4-6.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen