PENTATEUCH
(Pe̱ntateuch).
Onder dit vernederlandste Griekse woord (dat „vijf schriftrollen” of „vijfdelig boek” betekent) verstaan wij de eerste vijf boeken van de bijbel — Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri, Deuteronomium.
SCHRIJVER
Nergens vinden wij één tekst waarin staat dat Mozes de hele Pentateuch heeft geschreven, maar door de hele stof heen komen wij duidelijke uitspraken tegen die laten zien dat Mozes de schrijver was (Ex. 17:14; 24:4; 34:27; Num. 33:2; Deut. 31:9, 19, 22, 24-26). Bovendien zijn er veel gedeelten waarvan de woorden rechtstreeks aan Mozes toegeschreven worden, te beginnen met zijn eerste opgetekende gesprek (Ex. 2:13, 14) tot aan zijn laatste zegen voor het volk (Deut. 33:1-29), met inbegrip van enkele van zijn langere toespraken (Deut. 1:1; 5:1; 27:1; 29:2; 31:1) en opmerkelijke liederen (Ex. 15:1-19; Deut. 31:30–32:43). In 20 van de 27 hoofdstukken van Leviticus wordt ons in de openingsverzen verteld dat wat volgt, de woorden van Jehovah zijn die hij tot Mozes sprak opdat deze op zijn beurt het volk daaromtrent kon inlichten. Hetzelfde geldt voor meer dan 50 gevallen in het boek Numeri. Met uitzondering van de laatste verzen van Deuteronomium blijkt dus uit de gegevens in de Pentateuch zelf dat Mozes werkelijk de schrijver ervan is.
Vele andere teksten in de bijbel bevestigen dat de Pentateuch door Mozes werd opgetekend (Joz. 1:7; Recht. 3:4; 2 Kon. 18:6; Mal. 4:4). Mannen als David (1 Kon. 2:1-3), Daniël (9:11), Ezra (6:18), Nehemia (8:1), Jezus (Mark. 12:26; Luk. 16:29; Joh. 7:19), Lukas (24:27) en Johannes (1:17) schrijven dit werk aan Mozes toe. Nog duidelijker zijn de woorden van Jezus, die erkende dat Mozes de schrijver was (Mark. 10:3-5; Joh. 5:46, 47), hetgeen de Sadduceeën eveneens erkenden. — Mark. 12:18, 19.