Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 1359-1362
  • Samenstelsels van dingen

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Samenstelsels van dingen
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • VERSCHILLENDE ’TIJDPERKEN’, ’TOESTANDEN’ OF ’SAMENSTELSELS VAN DINGEN’
  • EEN ONRECHTVAARDIG TIJDPERK OF SAMENSTEL VAN DINGEN
  • HET KOMENDE SAMENSTEL VAN DINGEN
  • GOD ’ORDENT’ DE „AI·OʹNES”
  • IN DE HEBREEUWSE GESCHRIFTEN
  • Samenstelsels van dingen
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Samenstel van dingen
    Verklarende woordenlijst
  • Leeftijd
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Nieuwe samenstelsels van dingen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehova’s koninkrijk 1951
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 1359-1362

SAMENSTELSELS VAN DINGEN.

De uitdrukking „samenstel van dingen” is een weergave van de betekenis van de Griekse term aiʹon in meer dan 30 van de keren dat dit woord in de christelijke Griekse Geschriften voorkomt.

Over de betekenis van aiʹon zegt R. C. Trench in zijn boek Synonyms of The New Testament (1961, 9de druk blz. 202, 203): „Evenals kosmos [wereld] heeft het [aiʹon] een primaire, fysische betekenis en dan, daaraan toegevoegd, een secundaire, ethische betekenis. In de primaire [betekenis] duidt het op tijd — kort of lang — zoals deze ononderbroken voortduurt; . . . maar hoofdzakelijk op tijd als de omstandigheid waaronder alle geschapen dingen bestaan, en de maat waarin hun bestaan wordt gemeten; . . . Op deze manier op tijd duidend, gaat het nu duiden op alles wat in de wereld bestaat en aan tijdsomstandigheden onderworpen is; . . . en verder, in meer ethische zin, de gang en loop van de aangelegenheden van deze wereld.” Ter ondersteuning van deze laatstgenoemde betekenis citeert hij de Duitse geleerde C. L. W. Grimm, die de volgende definitie geeft: „De totaliteit van datgene wat zich in de voortgang van de tijd uiterlijk manifesteert.”

De grondbetekenis van aiʹon is derhalve „tijdperk, eeuw” of „periode van bestaan”, en in de Schrift duidt het vaak op een lange tijdsruimte (Hand. 3:21; 15:18), met inbegrip van een oneindig lange tijdsruimte d.w.z., voor altijd, eeuwig. — Mark. 3:29; 11:14; Hebr. 13:8.

Wanneer in een bepaalde tekst het accent eerder ligt op de bijzondere kenmerken van een tijdsperiode dan op de tijd op zich, kan aiʹon passend met „samenstel van dingen” of „toestand” weergegeven worden. A Greek and English Lexicon to the New Testament door Parkhurst (blz. 17) vermeldt bij de bespreking van het gebruik van ai·oʹnes (meervoud) in Hebreeën 1:2, onder meer de uitdrukking „dit samenstel van dingen”.

De woorden van de apostel in Galaten 1:4 tonen dat aiʹon heel goed met „samenstel van dingen” of „toestand” weergegeven kan worden: „Hij heeft zichzelf voor onze zonden gegeven om ons te bevrijden van het tegenwoordige goddeloze samenstel van dingen [aiʹon], volgens de wil van onze God en Vader.” Sommige vertalingen geven aiʹon hier met „tijdperk, eeuw” weer, maar het is duidelijk dat Christus’ loskoopoffer er niet toe diende christenen van een tijdperk of tijdsruimte te bevrijden, want zij leefden voort in hetzelfde tijdperk als de rest van de mensheid. Zij werden echter bevrijd van de toestand of het samenstel van dingen dat gedurende die tijdsperiode bestond en waardoor de betreffende periode werd gekenmerkt. — Vergelijk Titus 2:11-14.

Om deze reden schreef de apostel aan de christenen in Rome: „Wordt niet langer naar dit samenstel van dingen gevormd, maar wordt veranderd door uw geest te hervormen” (Rom. 12:2). Het was niet de tijdsperiode op zich waarnaar de mensen uit die tijd zich vormden, schikten of richtten, maar het waren de maatstaven, praktijken, manieren, gewoonten, opvattingen, de levensstijl en andere kenmerken waardoor die tijdsperiode werd gekenmerkt. In Efeziërs 2:1, 2 zegt de apostel over degenen aan wie hij schrijft, dat zij ’dood waren in hun overtredingen en zonden, waarin zij eens hadden gewandeld overeenkomstig het samenstel van dingen [„overeenkomstig de leefwijze”, LV; „overeenkomstig den loop”, NBG] van deze wereld’. Commentaar gevend op deze tekst laat The Expositor’s Greek Testament (Deel III, blz. 282, 283) uitkomen dat tijd niet de enige of voornaamste factor is die hier door aiʹon tot uitdrukking wordt gebracht. Ter ondersteuning van de weergave „loop” voor aiʹon wordt in dit werk gezegd: „. . . dat woord brengt de drie gedachten over van richting, ontwikkeling en beperkte voortduring. Deze loop van een wereld die slecht is, is zelf slecht, en er in overeenstemming mee te leven, betekent in overtredingen en zonden te leven.”

VERSCHILLENDE ’TIJDPERKEN’, ’TOESTANDEN’ OF ’SAMENSTELSELS VAN DINGEN’

In Hebreeën 1:2 wordt over Jezus gesproken als degene door bemiddeling van wie God „de samenstelsels van dingen [meervoud van aiʹon; „alle ordeningen van bestaan”, NEB, uitg. van 1970]” heeft gemaakt. Er zijn dus verscheidene samenstelsels van dingen of toestanden die bestaan hebben of zullen bestaan. De door God door bemiddeling van zijn Zoon tot bestaan gebrachte samenstelsels van dingen zijn vanzelfsprekend rechtvaardige samenstelsels.

Door middel van het Wetsverbond voerde God bijvoorbeeld datgene in wat sommigen wellicht het Israëlitische of joodse tijdperk noemen. Doch ook hier weer werd deze periode van de geschiedenis (wat Gods betrekkingen met de mensheid betreft) gekenmerkt door de toestand en de karakteristieke kenmerken die het Wetsverbond met zich bracht. Tot deze kenmerken behoorden een priesterschap, een stelsel van offers en voedselvoorschriften alsook van aanbidding in de tabernakel en de tempel met de daaraan verbonden feesten en sabbatten; al deze stelsels vormden profetische beelden en schaduwen van toekomstige dingen. Bovendien bestond er een nationaal stelsel, waar uiteindelijk een menselijke koning deel van uitmaakte. In 33 G.T. nagelde God het Wetsverbond in feite aan de martelpaal van zijn Zoon. Daarna werd het door God officeel verouderd gemaakt door een nieuw verbond in te voeren, waarin de christelijke discipelen werden opgenomen. — Kol. 2:13-17; Hebr. 8:13.

Klaarblijkelijk om deze reden zegt Hebreeën 9:26 over Christus dat hij „zich in het besluit van de samenstelsels van dingen eens voor altijd [heeft] gemanifesteerd om zonde weg te doen door middel van het slachtoffer van zichzelf”. Niettemin eindigden de karakteristieke kenmerken van dat tijdperk pas volledig in 70 G.T., toen Jeruzalem en zijn tempel werden verwoest en de joden werden verstrooid. Deze catastrofe maakte voorgoed een einde aan de joodse priesterschap, de offers en de aanbidding in de tempel, zoals die in de Wet voorgeschreven waren, hoewel het laatste Judese bolwerk (te Masada) pas drie jaar later, of in 73 G.T., voor de Romeinen viel; ook de door God in het leven geroepen joodse nationale ordening hield op te bestaan. Dit is ongetwijfeld de reden waarom de apostel vele jaren na de dood van Christus, maar nog voor de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen, over bepaalde gebeurtenissen in de geschiedenis van Israël kon spreken met de woorden: „Deze dingen nu bleven hun overkomen als voorbeelden en ze werden opgeschreven tot een waarschuwing voor ons, tot wie de einden van de samenstelsels van dingen gekomen zijn.” — 1 Kor. 10:11; vergelijk Mattheüs 24:3; 1 Petrus 4:7.

Op grond van zijn loskoopoffer en het nieuwe verbond dat erdoor werd bekrachtigd, werd Jezus Christus door God gebruikt om een ander samenstel van dingen in te voeren, dat in de eerste plaats de gemeente van gezalfde christenen betrof (Hebr. 8:7-13). Dit luidde een nieuw tijdperk in, waarin de door het Wetsverbond afgeschaduwde werkelijkheden gestalte krijgen. Het werd gekenmerkt door een bediening van verzoening, versterkte werkingen van Gods heilige geest, aanbidding door middel van een geestelijke tempel met geestelijke slachtoffers (1 Petr. 2:5) (in plaats van een letterlijke tempel en dierenoffers), openbaringen van Gods voornemen en een verhouding tot God welke voor degenen die in het nieuwe verbond opgenomen werden, een nieuwe levensweg beduidde. Dit waren allemaal karakteristieke kenmerken van het samenstel van dingen dat door Christus werd ingeluid.

EEN ONRECHTVAARDIG TIJDPERK OF SAMENSTEL VAN DINGEN

Toen Paulus aan Timotheüs schreef over degenen die „rijk [waren] in het tegenwoordige samenstel van dingen”, bedoelde hij ongetwijfeld niet het joodse samenstel van dingen of het joodse tijdperk, want Timotheüs had tijdens zijn bediening niet alleen met joodse christenen, maar ook met vele heidense christenen te maken, en het is niet waarschijnlijk dat de rijkdom van de een of andere heidense christen nauw verband hield met het joodse samenstel van dingen (1 Tim. 6:17). Zo bedoelde Paulus ook toen hij over Demas zei dat hij hem verlaten had „omdat hij het tegenwoordige samenstel van dingen liefhad”, kennelijk niet dat Demas het joodse samenstel van dingen had liefgehad, maar veeleer dat hij de bestaande toestand in de wereld in het algemeen en de wereldse levenswijze liefhad. — 2 Tim. 4:10; vergelijk Mattheüs 13:22.

De wereldse aiʹon of het wereldse samenstel van dingen bestond reeds voor de invoering van het Wetsverbond, liep parallel met de aiʹon van dat verbond en duurde nog voort na het einde van de aiʹon of de door dat verbond ingeleide toestand of situatie. De wereldse aiʹon begon kennelijk enige tijd na de Vloed, toen zich een onrechtvaardige levenswijze ontwikkelde, die door zonde en opstand tegen God en zijn wil gekenmerkt werd. Daarom kon Paulus ook zeggen dat „de god van dit samenstel van dingen” — waar duidelijk Satan de Duivel mee bedoeld werd — de geest van de ongelovigen had verblind (2 Kor. 4:4; vergelijk Johannes 12:31). Ja, Satans heerschappij en invloed zijn het die de wereldse aiʹon grotendeels gevormd hebben en er zijn karakteristieke kenmerken en geest aan gegeven hebben. (Vergelijk Efeziërs 2:1, 2.) In een commentaar op Romeinen 12:2 staat in The Expositor’s Greek Testament (Deel II, blz. 688): „Zelfs een schijnbare of oppervlakkige gelijkvormigheid aan een stelsel dat door zo’n geest wordt beheerst, zou fataal zijn voor het leven van een christen, hoeveel te meer een werkelijke aanpassing aan de levens- en denkwijze ervan.” Deze wereldse aiʹon zou nog lang na de tijd van de apostel voortbestaan.

Toen Jezus de gelijkenis van de zaaier verklaarde, zei hij bijvoorbeeld in Mattheüs 13:37-43: „Het veld is de wereld [koʹsmos] . . . De oogst is een besluit van een samenstel van dingen [aiʹon] . . . Zoals daarom het onkruid wordt verzameld en met vuur wordt verbrand, zo zal het ook gaan in het besluit van het samenstel van dingen.” Sommige vertalingen, zoals de Groot Nieuws Bijbel, gebruiken in deze verzen „wereld” ter vertaling van zowel koʹsmos als aiʹon. Het is echter duidelijk dat de boer in de illustratie niet het „veld” verbrandt, dat de „wereld” voorstelt, maar alleen het onkruid. Derhalve is het niet de „wereld” [koʹsmos] die eindigt of ’tot een besluit’ komt, maar het „samenstel van dingen” (aiʹon). Alexander Campbells vertaling (1835) geeft deze gedeelten als volgt weer: „Het veld is de wereld: . . . De oogst is het besluit van deze toestand; . . . zo zal het ook zijn bij het besluit van deze toestand.”

Jezus toonde aan dat de tarwe ware gezalfde christenen, echte discipelen, afbeeldde, terwijl het onkruid namaakchristenen afbeeldde. Derhalve zou het besluit van het samenstel van dingen, dat hier als de oogsttijd wordt aangeduid, in dit geval noch op het besluit van het joodse samenstel van dingen betrekking hebben noch op het besluit van de „toestand” waarin de „tarwe” en het „onkruid” ongestoord te zamen opgroeiden, maar moet het betrekking hebben op het einde van hetzelfde samenstel van dingen waarnaar de apostel Paulus later verwees, namelijk het „tegenwoordige”, door Satans heerschappij gekenmerkte „samenstel van dingen” (1 Tim. 6:17). Zo wordt ook door de verdere illustratie van Jezus over het sleepnet en de scheiding van de vissen getoond hoe het „zal . . . gaan in het besluit van het samenstel van dingen: de engelen zullen uitgaan en de goddelozen uit het midden der rechtvaardigen afscheiden” (Matth. 13:47-50). Ongetwijfeld herinnerden de discipelen zich wat Jezus had gezegd toen zij hem enige tijd later de vraag stelden: „Wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen?” (Matth. 24:3) Jezus’ belofte om helemaal tot het besluit van het samenstel van dingen met zijn discipelen te zijn in hun werk dat bestond in het maken van discipelen, moet ook betrekking hebben op het besluit van de toestand die tengevolge van Satans heerschappij was ontstaan. — Matth. 28:19, 20.

HET KOMENDE SAMENSTEL VAN DINGEN

In Mattheüs 12:32 worden Jezus’ woorden aangehaald, toen hij zei dat iemand die tegen de heilige geest spreekt, „niet in dit samenstel van dingen noch in het toekomende” vergeven zal worden. Men zou hier misschien uit kunnen opmaken dat er gedoeld wordt op het joodse samenstel van dingen en het toen nog toekomstige samenstel van dingen dat Christus door middel van het nieuwe verbond zou invoeren. Alles wijst er echter op dat hij veeleer doelde op het tegenwoordige goddeloze samenstel van dingen en op een samenstel van dingen dat aan het besluit van dat goddeloze samenstel van dingen ingeluid zou worden. Hij had het over diezelfde toekomstige toestand toen hij beloofde dat degenen die huis en familie zouden verlaten ter wille van Gods koninkrijk, „vele malen meer [zouden] ontvangen in deze tijdsperiode [kaiʹros, wat „bestemde tijd” betekent], en in het komende samenstel van dingen [aiʹon] eeuwig leven” (Luk. 18:29, 30). Dat komende samenstel van dingen zou ook de tijdsperiode kenmerken waarin de mensen een opstanding zouden krijgen en de gelegenheid zouden ontvangen onder Gods kinderen gerekend te worden (Luk. 20:34, 35). De meervoudsvorm (ai·oʹnes) wordt in Efeziërs 2:7 gebruikt met betrekking tot de „komende samenstelsels van dingen”, waarin de gezalfde christenen „in eendracht met Christus Jezus” een allesovertreffende demonstratie van Gods onverdiende goedheid zullen ervaren. (Vergelijk Efeziërs 1:18-23; Hebreeën 6:4, 5.) Hieruit blijkt dat er binnen het totale „komende samenstel van dingen” meerdere samenstelsels van dingen of toestanden zullen zijn, evenals het samenstel van dingen onder het Wetsverbond met elkaar verband houdende, parallel lopende stelsels omvatte, zoals in het voorgaande getoond is.

GOD ’ORDENT’ DE „AI·OʹNES”

Nadat Jehovah God besloten had op welke wijze hij aan alle opstand een einde zou maken en in de weg zou voorzien om mensen die het verdienden, met hem te verzoenen, kon hij ’van het begin af de afloop vertellen, en van oudsher de dingen die niet gedaan zijn’, zoals hij dit later ten aanzien van Israël herhaaldelijk heeft gedaan (Jes. 46:10, 11). Op grond van zijn voorkennis kon Jehovah ’door zijn woord de samenstelsels van dingen ordenen’, zoals in Hebreeën 11:3 staat.

Veel bijbelcommentators passen de woorden uit Hebreeën 11:3 uitsluitend of in de eerste plaats op de schepping van het zichtbare universum toe. Maar in zijn voorafgaande woorden bespreekt de geïnspireerde schrijver hoe er „ten aanzien van de mannen uit de oudheid” door hun geloof „getuigenis [werd] afgelegd” (vs. 2), en in zijn volgende woorden gaat de schrijver op ditzelfde thema door. Ofschoon de woorden uit vers 3 als een tussen haakjes geplaatste uitspraak opgevat zouden kunnen worden, is het waarschijnlijker dat ze in plaats daarvan een homogene gedachte tot uitdrukking brengen, d.w.z. een onderdeel vormen van hetzelfde specifieke thema of punt dat ontwikkeld wordt. De geïnspireerde schrijver noemt voorbeelden van getrouwe mensen uit de periode voorafgaande aan de Vloed, uit het patriarchale tijdperk en uit de tijdsperiode toen Israël in een verbondsverhouding met God stond. Door middel van de door Hem veroorzaakte ontwikkelingen gedurende al deze verschillende tijdsperioden en door datgene wat Hij daardoor tot stand bracht en bereikte, werkte God progressief aan de grootse en uiteindelijke verwezenlijking van zijn voornemen. De elkaar opvolgende „samenstelsels van dingen” die daardoor werden voortgebracht, waren niet het resultaat van louter natuurkrachten of natuurlijke omstandigheden, net zomin als de profetieën omtrent toekomstige gebeurtenissen en toestanden door „enige eigen uitlegging” ontstonden (2 Petr. 1:20, 21). Die mannen uit de oudheid moesten dus het geloof hebben — en dat hadden zij ook — dat de onzichtbare God de aangelegenheden inderdaad op ordelijke wijze leidde, dat hij de onzichtbare Schepper van de verschillende samenstelsels van dingen was en dat zij het doel dat zij nastreefden, de „vervulling van de belofte” (Hebr. 11:39), op Gods bestemde tijd heel beslist zouden bereiken.

De geïnspireerde schrijver laat echter zien dat voordat deze „mannen uit de oudheid” de volledige verwezenlijking van hun hoop zouden ervaren, het door het nieuwe verbond tot stand gebrachte samenstel van dingen zijn verloop moest hebben en volledig gerealiseerd moest zijn. (Vergelijk Hebreeën 11:39, 40; 12:1, 18-28.) Toch verheugden deze mannen zich door hun geloof en doordat zij zich door Gods Woord lieten leiden op deze ontwikkelingen van Gods voornemen, voorzagen vele van deze ontwikkelingen en werden zelfs ooggetuigen van de invoering van enkele „samenstelsels van dingen” die God had voorzegd. (Vergelijk Hebreeën 11:13-16, 22, 24-27; Johannes 8:56; 1 Petrus 1:10-12.) Gods onzichtbare leiding bij het formeren van zulke „samenstelsels van dingen” kon door mensen die geen geloof hadden, niet ’gezien’ of begrepen worden. — Vergelijk 1 Korinthiërs 2:14.

IN DE HEBREEUWSE GESCHRIFTEN

De Hebreeuwse term cheʹledh komt qua betekenis overeen met aiʹon en heeft in enkele teksten betrekking op „duur” (Job 11:17; Ps. 39:5; 89:47) in de zin van iemands levensduur, maar in andere gevallen schijnt er voornamelijk op de kenmerken van een tijdsperiode gedoeld te worden, zodat de term met „samenstel van dingen” kan worden weergegeven (Ps. 17:13, 14; 49:1). Sommige vertalingen gebruiken het woord „wereld” ter vertaling van de in deze laatste teksten gebruikte term, maar deze weergave van cheʹledh gaat min of meer voorbij aan de betekenis die erin opgesloten ligt, namelijk die van tijd die voortduurt.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen