TEKOA
(Tekoa).
Een stad in het gebied van Juda, die gewoonlijk geïdentificeerd wordt met Chirbet Tekoe, dat 16 km ten Z. van Jeruzalem en ca. 820 m boven de zeespiegel ligt. Ten O. daarvan strekt zich de wildernis van Juda uit, waartoe waarschijnlijk ook de „wildernis van Tekoa” (waar de Ammonieten, de Moabieten en de strijdkrachten van het gebergte Seïr tijdens de regering van Josafat een verpletterende nederlaag leden) behoorde (2 Kron. 20:20, 24). Koning Rehabeam, Davids kleinzoon, herbouwde en versterkte Tekoa, en daarna heeft de stad klaarblijkelijk eeuwenlang als een voorpost in het verdedigingssysteem van Juda gediend (2 Kron. 11:5, 6; vergelijk Jeremia 6:1). Ikkes, de vader van Ira, een van Davids sterke mannen, stamde uit Tekoa (1 Kron. 11:26, 28). Ook de wijze vrouw die van Joab de opdracht kreeg om voor Absalom een goed woord te doen bij David, kwam uit deze stad (2 Sam. 14:1-21). En in de 9de eeuw v.G.T. was de profeet Amos daar schapenfokker. — Amos 1:1.
De in de geslachtsregisters van Juda genoemde Tekoa (1 Kron. 2:3, 24; 4:5) kan een zoon van Ashur geweest zijn. In 1 Kronieken 4:5-7 wordt Tekoa echter niet vermeld onder de zeven zonen van Ashurs twee vrouwen, hetgeen doet vermoeden dat Ashur niet de vader was van een zoon Tekoa genaamd, maar mogelijk de stichter van deze stad of de stamvader van haar inwoners is geweest.