Het wonder van de opstanding
„Christus nu echter is uit de doden opgewekt, de eersteling dergenen die in de dood zijn ontslapen. Want aangezien de dood door een mens is, is ook de opstanding van de doden door een mens. Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in de Christus allen levend gemaakt worden. Doch een ieder in zijn eigen rang: Christus de eersteling, daarna zij die de Christus toebehoren gedurende zijn tegenwoordigheid. Vervolgens, het volbrachte einde, wanneer hij het koninkrijk aan zijn God en Vader overgeeft, wanneer hij alle heerschappij en alle autoriteit en macht heeft vernietigd.” — 1 Kor. 15:20-24, NW.
1. Aan wie wordt de eer toegeschreven voor de hoop op een opstanding? Wanneer werd ze voor het eerst te kennen gegeven?
ALLEEN Jehovah God kon het denkbeeld van een opstanding vormen. Zijn macht alleen kon zulk een wonderbaarlijke daad verrichten. De opstanding werd niet door mensen uitgevonden. In de allereerste profetie, die door Jehovah zelf werd uitgesproken, werd de hoop op een opstanding gegeven. Toen God tot de slang sprak, zeide hij: „Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw en tussen uw zaad en haar zaad. Hij zal u in het hoofd vermorzelen en gij zult hem in de hiel vermorzelen” (Gen. 3:15, NW). Hier maakte hij de wonderbaarlijke belofte bekend, die later waar bleek te zijn, dat het „zaad,” nadat het door de slang vermorzeld zou zijn in de dood, wederom zou leven ten einde hem te vernietigen. Dit zou een opstanding van het „zaad” vereisen.
2. Hoe trachten de Duivel en zijn valse religiën de hoop op een opstanding krachteloos te maken, en met welk gevolg?
2 De Slang, de Duivel, had de valse hoop op menselijke onsterfelijkheid in de geest van Eva geplant. De leugen van de Duivel is sindsdien gebruikt als een basis op grond waarvan de opstanding hetzij geheel wordt geloochend hetzij krachteloos wordt gemaakt door de leerstelling te verwarren zodat de vertroosting en hoop die ze biedt, wordt weggenomen. Want wie verkrijgt enige werkelijke vertroosting uit de valse religieuze verklaring van een geestelijke, die bij de begrafenis van een geliefde zegt dat deze niet werkelijk dood is, maar in de een of andere schimmenwereld voortleeft, hetzij in gelukzaligheid hetzij in een brandende hel? Ons gezonde verstand zegt ons dat hij dood is. Maar wanneer wij geloven dat hij levend is, kunnen wij denken: „Misschien lijdt hij wel.” Of: „Indien hij in de hemel is, waarom liet God hem dan eerst hier op aarde zijn? Wat is het doel van dit alles?” Wij worden in verwarring gebracht, en de vaagheid en tegenstrijdigheid veroorzaken geestelijke zielsangst. Terzelfder tijd berooft dit valse denkbeeld ons van de stellige kennis en deugdelijke vertroosting die in de Schrift wordt gegeven van de ware hoop op een opstanding. Indien wij slechts in de Bijbel zouden willen kijken, zouden wij te weten komen dat onze geliefde niet lijdt, maar een opstanding te wachten staat te midden van veel betere toestanden in de nieuwe wereld. Wij zouden God danken dat zijn bestemming niet afhankelijk is van de plaats waar een geestelijke hem zou wanen, maar van Gods barmhartigheid en oordeel.
3. In welke opzichten beantwoorden de plannen van mensen niet aan Jehovah’s beloften?
3 Wij kunnen niet volledig gelukkig zijn zonder de hoop op een opstanding. Wij allen hebben het leven zeer lief. Hoe kunnen wij gelukkig zijn wanneer wij geloven dat wij alleen in dit leven hoop hebben? De apostel Paulus drukte het gevoelen in de volgende woorden uit: „Indien wij in dit leven alleen op Christus hebben gehoopt, zijn wij van alle mensen het meest te beklagen” (1 Kor. 15:19, NW). Deze wereld kan rijkdom en genoegen, medische en wetenschappelijke vooruitgang bieden, terwijl ze misschien onze levensduur enkele jaren kan verlengen, maar ze veronderstelt zelfs nog niet dat ze er toe in staat is de mens voor eeuwig te doen leven, laat staan dat ze hoop op leven kan bieden voor hen die zijn gestorven. Daarom dienen wij ons vertrouwen op Gods koninkrijk te stellen en niet op een door mensen ontworpen plan der Verenigde Naties. Ook al zouden zij vrede, betere levensstandaarden en voorspoed kunnen brengen, wat dan nog? Zij zouden deze dingen op zijn hoogst slechts enkele jaren aan een ieder van ons kunnen brengen. Het Koninkrijk zal aan zijn onderdanen blijvend leven geven onder toestanden waarvan de mens niet heeft kunnen dromen, tezamen met de wonderbaarlijke verwezenlijking van het terugbrengen van de doden opdat dezen zich voor eeuwig in zulke dingen kunnen verheugen.
HOE DE NOODZAAK VAN EEN OPSTANDING ONTSTOND
4. Hoe ontstond de noodzaak van een opstanding?
4 Hoe ontstond de noodzaak van een opstanding? In het begin was ze niet noodzakelijk. De opstanding was geen deel van Gods oorspronkelijke voornemen jegens de mensheid, want het was niet de bedoeling dat de mens zou doodgaan. De dood is iets onnatuurlijks voor mensen, iets wat door de zonde werd ingevoerd, en de opstanding werd toegevoegd om dit onvermogen voor rechtvaardige mensen te niet te doen. Adam Eva waren volmaakt en zij hadden eeuwig leven voor zich indien zij gehoorzaam zouden zijn. Hun kinderen zouden natuurlijk hun volmaaktheid erven en zouden de aarde met lieflijke, gehoorzame mensen vullen, die geen vrees voor de dood zouden hebben terwijl zij ziekte en pijn niet zouden kennen. Maar Satan de Duivel bracht het eerste mensenpaar er toe zich buiten de grenzen van veilige vrijheid te begeven, welke door hun Schepper voor hen waren vastgesteld. Adam en Eva volgden de loopbaan van opzettelijke ongehoorzaamheid en openlijke opstand, verbeurden de gelegenheid ouders te zijn een levende maatschappij van mensen en kweekten in plaats daarvan een geslacht op waarin de dood regeerde. Aldus ontstond de noodzaak van een opstanding ten einde koning dood te niet te doen voor hen die het verlangen zouden hebben een levensweg te volgen welke tegengesteld is aan die van hun opstandige ouders. — Gen. 3:4-6; Rom. 5:12, 14, 19.
5. Waarom is het volkomen redelijk het wonder van de opstanding als waar te aanvaarden?
5 Natuurlijk is de opstanding een wonder, iets wat boven het vermogen van de mens uit gaat om tot stand te kunnen brengen of zelfs te kunnen begrijpen. Maar waarom dient dat iemand er van terug te houden de opstanding te aanvaarden? Het leven zelf is een wonder, dat door de mensen niet wordt begrepen, maar wij aanvaarden het als een werkelijkheid. Dan is er het wonder van de geboorte, het wonder der schepping, het wonderbaarlijke feit dat leven hier op de aarde bestaat en blijkbaar op geen van haar zusterplaneten. Al deze wonderbaarlijke dingen die boven ons vermogen gaan om ze te kunnen beheersen of zelfs te kunnen doorgronden, nemen wij aan. Al deze dingen zijn voorzieningen welke door een liefderijke Schepper tot welzijn van ons zijn getroffen. De opstanding is noodzakelijk om dat goede voornemen jegens ons volledig te maken.
EEN BEWEZEN, BETROUWBARE LEERSTELLING
6. Waar vinden wij het sterkste bewijs van Jezus’ opstanding?
6 Waarom kunnen wij zo zeker zijn van de opstanding? Geloof moet zijn gebaseerd op aanwijzingen die door betrouwbare autoriteiten worden bevestigd. Wij hebben zulke aanwijzingen voor de opstanding. De voornaamste hiervan is het getuigenis dat door de apostelen en discipelen van Jezus Christus wordt afgelegd. Paulus, die eerst een gewelddadige tegenstander van Christus was en niet in diens opstanding geloofde, getuigde dat hij een glimp van de opgestane, verheerlijkte Zoon van God had ontvangen en zeide: „indien nu Christus wordt gepredikt, dat hij uit de doden is opgewekt, hoe kunnen sommigen onder u dan zeggen dat er geen opstanding van de doden is? Indien er werkelijk geen opstanding van de doden is, is Christus ook niet opgewekt. . . . bovendien worden wij ook valse getuigen van God bevonden, want wij hebben tegen God getuigenis afgelegd dat hij de Christus heeft opgewekt, maar die hij niet heeft opgewekt indien de doden werkelijk niet opgewekt zullen worden. . . . Buitendien, indien Christus niet is opgewekt, is uw geloof nutteloos, en gij zijt nog in uw zonden. . . . Christus nu echter is uit de doden opgewekt” (1 Kor. 15:12-20, NW). Zie voor het verslag waarin zijn getuigenis staat opgetekend over de wonderbaarlijke gebeurtenis dat Christus na zijn opstanding aan hem is verschenen, Handelingen 9:1-9; 22:6-11; 26:12-18.
7, 8. Geef enkele bewijzen dat de ooggetuigen van Jezus’ opstanding niet het slachtoffer waren van zinsbedrog of dat het een doorgestoken kaart was van hun zijde.
7 Jezus’ opstanding wordt uit de mond van veel meer dan twee of drie getuigen bevestigd — door meer getuigen dan vele andere volledig aanvaarde gebeurtenissen der geschiedenis. Wij beschikken over de volgende feiten, waardoor de beschuldiging dat het bedrog was, dat zijn lichaam werd gestolen, zoals werd beweerd door de vijanden die hem ter dood hadden gebracht, of dat het ingebeeld zinsbedrog of doorgestoken kaart was, volkomen wordt weerlegd: De getuigen waren geen mensen die macht of invloed hadden, zodat zij de Romeinse wachten die bij Jezus’ graf stonden geplaatst, konden overmannen of omkopen. Het was zeer onwaarschijnlijk dat het doorgestoken kaart was daar er zo velen bij betrokken waren, vooral wanneer het ging om iets waar zij geen persoonlijk voordeel bij zouden hebben. Dat zij getuigenis aflegden van de opstanding kon geen zelfzuchtige beweegreden hebben; het stelde hen bloot aan lijden en de dood. Zij gaven hun getuigenis juist daar waar de verbitterdste vijanden waren, waar bedrog stellig ontdekt kon worden. En zij wachtten niet, maar getuigden destijds, toen de woede van de Joden het felst was. Indien het bovendien slechts een gezicht of verbeelding was geweest, zou het tot de dingen hebben behoord die zij hadden verwacht; maar dit was een grote verrassing voor hen in hun wanhopige en terneergeslagen toestand — iets wat zij niet hadden verwacht. Het was waarlijk juist datgene wat hun de moed gaf om getuigenis af te leggen, welk getuigenisgeven onder de hevigste vervolging niet gebroken kon worden.
8 Wanneer iemand de verslagen over Jezus’ opstanding leest, welke in de vier evangeliën staan opgetekend, zal hij dadelijk de harmonie in deze verslagen opmerken en tevens ondervinden dat er in het geheel geen sprake is van doorgestoken kaart. Dat een groot aantal mensen er getuigenis van heeft afgelegd en dat de opstanding zeer spoedig daarna juist in die omtrek door velen meer werd aanvaard, wordt door de Bijbel bevestigd en wordt erkend door schrijvers van wereldse geschiedenis, zoals Josephus. — Hand. 2:41; 4:4.
9. Welke andere bewijzen hebben wij dat de leer van de opstanding waar is?
9 En wat valt er te zeggen over de opstandingen van Lazarus, Jaïrus’ dochtertje en de zoon van de weduwe van Naïn? (Joh. 11:43, 44; Mark. 5:41, 42; Luk. 7:14, 15). Deze werden door velen gezien, waardoor getuigenis werd afgelegd van Jehovah’s macht in dit opzicht. Ja, Gods macht was in de dagen van de profeten Elia en Elisa op deze wijze getoond (1 Kon. 17:21, 22; 2 Kon. 4:32-35). Abraham geloofde in een opstanding (Hebr. 11:19). De opstanding werd in de Hebreeuwse Geschriften herhaaldelijk beloofd. Wij hebben een menigte getuigen die getuigenis afleggen van de waarheid dat Jehovah de wonderbaarlijke macht bezit opstandingen te doen geschieden. — Jes. 25:8; 53:10-12; Job 14:13, 14; Dan. 12:13; vergelijk Exodus 3:15 met Lukas 20:37, 38.
HET DOEL VAN DE OPSTANDING
10, 11. Welke voornemens of doeleinden worden door de opstanding gediend?
10 Daar Jehovah de grote God is die een voornemen heeft of een doel voor ogen houdt, heeft hij een doel met de opstanding. Toen Adam had gezondigd, had Jehovah de macht om een nieuw geslacht voort te brengen, dat de aarde zou bevolken. De opstanding laat echter niet alleen zijn onbeperkte macht zien maar getuigt ook van zijn liefde en barmhartigheid, en rechtvaardigt hem als de Bewaarder van hen die hem dienen. Daar hij de macht heeft op te wekken, kan hij aantonen dat zijn dienstknechten zelfs tot in de dood getrouw aan hem zullen zijn. Hij kan Satan antwoorden door hem tot het uiterste te laten gaan, zodat deze zelfs enkelen doodt in een vergeefse poging om zijn valse beschuldigingen te ondersteunen. Dat Jehovah’s dienstknechten bereid zijn zelfs het leven zelf in zijn dienst op te geven, bewijst dat hun dienst niet uit zelfzuchtige overwegingen, maar uit liefde wordt gedaan. Het bewijst eveneens dat zij hem erkennen als de Almachtige, die in staat is hen op te wekken, de Opperste Souverein en de God van liefde. Het bewijst dat zij zich aan Jehovah hebben opgedragen wegens zijn wonderbaarlijke hoedanigheden. Aldus wordt Satan op de grondigste wijze veroordeeld als een leugenaar in zijn uitdaging aan Jehovah’s oppermacht en zijn uitdaging dat Jehovah’s schepselen hem niet op grond van zuivere liefde zijn toegewijd. — Job 1:9-11; 2:4, 5.
11 Ten tijde van het oordeel in Eden nam Jehovah zich iets nieuws voor. De opstanding zou noodzakelijk zijn om dit tot stand te brengen. Dit was een nieuwe schepping, een koninklijke theocratische organisatie van 144.001 koningen als het voornaamste gedeelte van zijn universele organisatie. Dezen zouden worden gekozen uit mensen die tot in de dood blijk zouden geven van onverbreekbare rechtschapenheid — een regering bestaande uit leden op wie het universum zich altijd zou kunnen verlaten voor recht, rechtvaardigheid en een vasthouden aan Jehovah’s leiding en beginselen van waarheid. Door de opstanding kon Jehovah ook zijn eniggeboren Zoon, degene in het universum die hem het naast aan het hart ligt en zijn Voornaamste Uitvoerende Dienaar, tot het uiterste beproefd laten worden en wederom tot de hemel verhogen, ditmaal tot onsterfelijk leven opdat hij de Voorloper en het Hoofd van al zijn 144.000 koninklijke broeders kon zijn (Rom. 8:29; Kol. 1:18; Openb. 14:1). In werkelijkheid wordt door bemiddeling van deze Ene de weg geopend tot een opstanding voor anderen. Zijn dood en opstanding zijn een fundament van hoop voor allen die leven wensen. Hierop komt Paulus neer in zijn betoog: „Christus nu echter is uit de doden opgewekt, de eersteling dergenen die in de dood zijn ontslapen. Want aangezien de dood door een mens is, is ook de opstanding van de doden door een mens. Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in de Christus allen levend gemaakt worden.” — 1 Kor. 15:20-22, NW.
DE EERSTE OPSTANDING
12. Wat was Jehovah’s grootste wonder?
12 In de Bijbel worden duidelijk twee soorten van opstanding beschreven: allereerst, de hemelse; ten tweede, de aardse. In het vijftiende hoofdstuk van Eén Korinthe bespreekt Paulus hoofdzakelijk de hemelse opstanding, waarvan Christus de eerste was. Wat een wonder is deze opstanding! Het is de eerste opstanding, het eerst in tijd en het eerst in belangrijkheid (Openb. 20:6). Jehovah had vele wonderen verricht door engelen te scheppen, die grotere kracht en macht bezitten dan de mens. Zijn allereerste schepping, zijn eniggeboren Zoon, die daarna door hem werd gebruikt als Mede-Schepper, was zijn grootste scheppingswerk tot op die tijd. Maar dit woog niet op tegen zijn wonderbaarlijke, van macht getuigende werk op 16 Nisan, van het jaar 33 n. Chr., toen hij Jezus Christus opwekte als de „eerstgeborene uit de doden” — de eerste die uit de doden werd opgewekt tot eeuwig leven.
13. Hoe werd Jehovah’s macht op grootse wijze ten toon gespreid door de opstanding van Jezus?
13 Denkt u zich eens in hoe Jehovah’s opperste wijsheid en onbeperkte macht samenwerkten om Jezus tot onsterfelijkheid op te wekken, hem een goddelijk organisme te geven en hem de nauwkeurige afbeelding van Jehovah zelf te maken, hoger dan enig ander schepsel, ver boven zijn vorige positie (Fil. 2:9; Hebr. 1:3). Bovendien was de opgestane Jezus dezelfde persoonlijkheid als hij bij zijn dood was geweest. Jehovah’s macht wordt nog meer beseft wanneer wij bedenken dat hij hier de op één na grootste persoonlijkheid in het universum wederom in het leven riep. Wat een wonderbaarlijke vruchten van de geest had de Zoon ontwikkeld gedurende de duizenden jaren van zijn voormenselijke hemelse dienst voor Jehovah! Hoe heeft hij hieraan nog meer toegevoegd door zijn aardse dienst onder Satans beproeving, waar ’hij gehoorzaamheid heeft geleerd uit hetgeen hij heeft geleden’! (Hebr. 5:8) Welnu, geen jota van zijn hoedanigheden van bewezen, onverbreekbare rechtschapenheid was verloren gegaan toen Jehovah hem opwekte en zijn persoonlijkheid herschiep. Wat een wonderbaarlijke prestatie!
14. Zal dit verbazingwekkende wonder worden herhaald? Licht dit toe.
14 Dit grote wonder nu zal 144.000 maal worden herhaald doordat de medeleden van het lichaam van de Christus tot onsterfelijkheid opgewekt zullen worden (1 Petr. 1:4; 1 Joh. 3:2). Ja, zij kunnen zeggen: „De Here Jezus Christus, die ons vernederde lichaam zal herscheppen opdat het overeenkomstig zijn glorierijk lichaam gemaakt wordt naar de werking van de kracht die hij bezit, ten einde alles aan zich te onderwerpen.” — Fil. 3:20, 21, NW.
15. (a) Wanneer geschiedde de opstanding van Christus’ lichaamsleden? (b) Wat valt er te zeggen over hen die tegenwoordig nog op aarde zijn?
15 De tijd van hun opstanding wordt in de volgende woorden getoond: „In de Christus [zullen] allen levend gemaakt worden. Doch een ieder in zijn eigen rang: Christus [Jezus] de eersteling, daarna zij die de Christus toebehoren gedurende zijn tegenwoordigheid” (1 Kor. 15:22, 23, NW). Zijn tegenwoordigheid als onsterfelijke, regerende Koning is thans een feit. Sedert 1918 heeft hij zijn aandacht op deze lichaamsleden gericht, en de dode leden heeft hij opgewekt. Paulus voorzeide het in de volgende woorden: „Want de Heer zelf zal uit de hemel nederdalen met een bevelende oproep, met de stem van een aartsengel en met Gods bazuin, en zij die dood zijn in eendracht met Christus, zullen eerst opstaan.” Christus Jezus, die ook de titel van „Michaël, de aartsengel” draagt, richt nadat hij Satan en diens engelen uit de hemel heeft geworpen, zijn aandacht op deze doden en wekt hen op gedurende de tijd van de grote, op het geluid van een bazuin gelijkende aankondiging van het opgerichte Koninkrijk (Judas 9; Openb. 12:7, 10). Van die tijd af behoeven de leden van het overblijfsel van dit lichaam, die nog op aarde zijn, wanneer zij getrouw sterven, niet in de doodsslaap te wachten, maar zij worden op hetzelfde moment dat de dood zijn intrede doet, opgewekt om zich, evenals hun medeërfgenamen met Christus, in onsterfelijkheid te verheugen. Paulus verklaart deze opeenvolging van gebeurtenissen, zeggende: „Daarna zullen wij, de levenden, die levend zijn overgebleven, tezamen met hen in de wolken worden weggenomen om de Heer in de lucht te ontmoeten; en aldus zullen wij altijd met de Heer zijn.” „Ziet! ik vertel u een heilig geheim: Wij zullen niet allen in de dood ontslapen, maar wij zullen allen worden veranderd, in een ogenblik, in een oogwenk, gedurende de laatste bazuin. Want de bazuin zal klinken, en de doden zullen onverderfelijk worden opgewekt, en wij zullen worden veranderd.” — 1 Thess. 4:16, 17; 1 Kor. 15:51, 52, NW.
DE AARDSE OPSTANDING
16. Voor welke anderen is er hoop, zoals Jezus aantoonde?
16 Er zijn ook anderen voor wie de opstanding hoop biedt, personen die God eveneens in zijn herinnering bewaart als mensen die de voordelen van een opstanding waardig zijn. Jezus toonde dat er anderen waren toen hij zeide: „Verwondert u hierover niet, want het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen en zullen uitkomen, zij die het goede hebben gedaan, tot een opstanding des levens, zij die het verachtelijke hebben beoefend, tot een opstanding des oordeels.” — Joh. 5:28, 29, NW.
17. Wie ontvangen een opstanding ten leven?
17 Zij die de hemelse opstanding tot onsterfelijkheid ontvangen, behoren stellig tot degenen die ten leven worden opgewekt. Maar er zijn er velen die in de oudheid hun getrouwheid hebben bewezen en die hebben geweigerd compromissen met Satans wereld aan te gaan, opdat zij een opstanding onder het Koninkrijk zouden verkrijgen. Deze opstanding zou beter zijn dan de opstandingen welke in hun tijd waren geschied, voordat het rantsoen door de Messias was betaald, en voordat zijn Koninkrijk begon (Hebr. 11:10, 35). Dan zijn er sedert de oprichting van Christus’ koninkrijk in 1914 n. Chr., enkelen van zijn „grote schare” zachtmoedige mensen die getrouw aan hem zijn gestorven en misschien nog aldus zullen sterven voordat de oorlog van Armageddon Satans samenstel van dingen volkomen wegvaagt (Matth. 25:34-40; Openb. 7:9). Sommigen van de „grote schare” dienen thans in de positie van „vorsten,” verantwoordelijke dienaren in Gods Nieuwe-Wereldmaatschappij (Jes. 32:1). Aan mannen uit de oudheid werd die belofte eveneens gegeven (Ps. 45:17). De redelijke gevolgtrekking zou zijn, dat de getrouwe mensen uit de oudheid en degenen van de tegenwoordige andere schapen die sterven, vroeg in de nieuwe wereld een opstanding zullen ontvangen, opdat zij met de overlevenden van Armageddon een aandeel zullen hebben in hun werk dat er in bestaat de aarde tot een paradijs te maken. De opstanding die zij zullen ontvangen, zal eveneens een opstanding ten leven zijn, omdat zij met een goed begin te voorschijn zullen komen daar zij hun leven reeds in hoge mate in gehoorzaamheid aan God hebben gevormd. Het standpunt dat zij zullen innemen wanneer zij te voorschijn komen, zal geen twijfelachtig standpunt zijn, maar zij zullen onmiddellijk wederom de weg gaan bewandelen van gehoorzaamheid en overeenstemming met nieuwe-wereld-gewoonten. Zij zouden ook „rechtvaardigen” zijn, zoals Paulus hen in Handelingen 24:15 (NW) noemt.
18. Wie ontvangen een opstanding des oordeels?
18 Maar hoe staat het met de „onrechtvaardigen,” of „zij die het verachtelijke hebben beoefend,” die tot een „opstanding des oordeels” zullen uitkomen? Dit zal een deel van de aardse opstanding zijn en zal hen omvatten die de weg om Jehovah te dienen, niet hebben gekend, maar wier hart heeft kunnen verlangen naar de beginselen van dat wat rechtvaardig is. De kwaaddoener tot wie Christus sprak, is een voorbeeld van zulke personen (Luk. 23:39-43). Zij hebben niet datgene beoefend wat God aangenaam was en tot leven leidde, maar de verlangens van hun hart waren goed en zij hadden een liefde voor rechtvaardigheid, hetgeen God gedenkt. Sommigen hebben in het verleden misschien zelfs goede wil getoond jegens Gods dienstknechten. Zulke personen moeten uitkomen ten oordeel en de uitslag voor hen hangt af van hun gehoorzaamheid aan de goddelijke regelingen waardoor Gods nieuwe wereld wordt bestuurd. Dit zal geschieden nadat de paradijstoestanden ver gevorderd zijn, zoals Christus aan de kwaaddoener heeft beloofd.
„HET VOLBRACHTE EINDE”
19. Hoe heeft de opstanding een aandeel in het ten slotte rechtvaardigen van Jehovah’s woord en naam?
19 In overeenstemming met Openbaring 20:5 zal vóór het einde van de duizendjarige regering van Christus echter aan niemand op aarde eeuwig leven worden geschonken. Wanneer hij dit punt des tijds bereikt en de gehoorzame mensheid tot werkelijke volmaaktheid heeft opgeheven, is zijn priesterlijke werk ten aanzien van hen gedaan. De dood ten gevolge van Adam is dan vernietigd doordat alle onvolmaaktheid is verwijderd. De aarde is gevuld en verfraaid overeenkomstig Jehovah’s oorspronkelijke voornemen. Christus treedt dan terzijde om hen in hun volmaaktheid voor het aangezicht van Jehovah zelf te laten staan, zoals Adam in Eden. Dit is „het volbrachte einde, . . . wanneer hij alle heerschappij en alle autoriteit en macht heeft vernietigd” (1 Kor. 15:24, NW). Vervolgens wordt de beproeving toegepast dat Satan voor een kleine tijd wordt losgelaten, en zij die pal staan voor Jehovah’s theocratische regering, worden rechtvaardig verklaard, terwijl hun een blijvende plaats in die wereld zonder einde wordt verleend. Alsdan komen „de overigen der doden” in de volste betekenis van het woord „tot leven” (Openb. 20:5, NW). Dan is Jehovah God waarlijk ’alles voor iedereen,’ want de beslissing met betrekking tot een permanent leven of vernietiging berust geheel bij hem voor een ieder van de bewoners der aarde. Door de opstanding worden Jehovah’s naam en voornemens gerechtvaardigd. Gelukkig zijn zij die de voordelen er van ontvangen!