Hadden Jezus en Paulus het altijd over geldelijke aangelegenheden?
VERKEERDE voorstellingen schijnen voor enkele geestelijken de ter beschikking staande middelen te zijn. Toen Malcom Watson van de Lake Park Presbyteriaanse Kerk van Orlando, Florida, derhalve door het budget-comité van zijn gemeente werd gevraagd over geldelijke aangelegenheden te spreken, beschuldigde hij zowel Jezus als Paulus er van dat zij het altijd over geldelijke aangelegenheden hadden. Terwijl hij de collecteschaal „het juiste resultaat van religie” noemde, zeide hij vervolgens:
„’Nadat Paulus had gebouwd op de opstanding van Christus, de opstanding van de gelovige en het verheerlijkte leven in de hemel,’ ging hij direct over op het volgende punt met de woorden: ’Aangaande nu de inzameling.’ ’Maak tussen deze twee punten nooit een onderscheid. Ze behoren bij elkaar. . . . Jezus moet Zijn luisteraars vaak gruwelijk hebben verveeld. Luister, u kunt hun echo nog steeds horen . . . „Hij behoorde over religie te spreken en hier heeft Hij het weer over geld.”’” — Orlando Evening Star, van 15 november 1954.
Niettegenstaande dat wat Watson moge beweren, is er echter geen schijn van bewijs dat Jezus ooit ook maar een woord heeft geuit over het verzamelen van geld, noch heeft hij er ooit over gesproken dat hij geld nodig had ten einde zijn bediening te ondersteunen. Wat Paulus betreft, die gewag maakte van geldinzamelingen, merk in de eerste plaats op dat Paulus zijn betoog over de opstanding niet eindigde door een beroep te doen op geld, maar door een beroep te doen op onzelfzuchtige dienst: „Daarom, mijn geliefde broeders, wordt standvastig, onwrikbaar, altijd volop bezig zijnde in het werk des Heren, wetend dat uw arbeid niet tevergeefs is in verband met de Heer.” — 1 Kor. 15:58, NW.
Vervolgens schreef hij, terwijl hij duidelijk met een nieuw onderwerp begint: „Aangaande nu de inzameling.” In de eerste plaats verbond Paulus het onderwerp van het inzamelen van geld dus niet met de opstanding. En ten tweede was dit geen collecte welke in de gemeente werd gehouden, maar een ieder moest op de eerste dag van de week in zijn eigen huis iets wegleggen. En ten derde was dit geld niet bestemd voor Paulus’ salaris of voor het salaris van anderen of voor het onderhoud van de gemeente, maar voor de behoeftige gemeenten te Jeruzalem en in Judea, welke gemeenten ten gevolge van vervolging in grote moeilijkheden verkeerden. — 1 Kor. 16:1-3, NW.
De predikant van de Lake Park Presbyteriaanse Kerk heeft klaarblijkelijk zowel Jezus als Paulus verkeerd voorgesteld, daar het een zaak van hebzucht en oneerlijkheid is welke hand in hand gaan. Men zou ook kunnen opmerken dat het geen gunstig getuigenis is voor de geletterdheid van zijn gemeente wanneer hij de moed kan opbrengen hen zulke grove verkeerde voorstellingen op de mouw te spelden.