Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w57 1/3 blz. 101-108
  • „Het goede nieuws van zijn redding”

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • „Het goede nieuws van zijn redding”
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • HET OUDE NIEUWS BETER GEMAAKT
  • DE KRONINGSPSALM
  • EEN NIEUW LIED
  • WAAR ZIJN DAN ENIGE BLIJKEN VAN REDDING?
  • De tijd om het nieuwe lied te zingen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1958
  • Van dag tot dag het goede nieuws vertellen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
  • Het meest verbreide lied
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1966
  • De zegevierende boodschap van „Het Koninkrijk”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1956
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
w57 1/3 blz. 101-108

„Het goede nieuws van zijn redding”

„Vertelt van dag tot dag het goede nieuws van zijn redding.” — Ps. 96:2, NW.

1. Wat voor vreemds beleefden wij gedurende de 1ste Wereldoorlog, en wat voor soort van nieuws is dit sindsdien voor de wereld geweest?

WIJ MENSEN hebben sinds 1914 vreemde, nog nooit eerder voorgekomen dingen beleefd, welke groot opzien hebben gebaard. In dat jaar brak de eerste echte „wereld”-oorlog uit. De zestien er aan deelnemende natiën en rijken achtten het noodzakelijk hun gehele bevolking te mobiliseren om een zo volledig mogelijk aandeel aan die wereldomvattende worsteling te kunnen hebben. Voor de eerste maal werd er met behulp van vliegtuigen vanuit de lucht gestreden. Toen de strijd in hevigheid toenam, nam men zijn toevlucht tot een oorlog met gifgassen, waardoor de soldaten aan het front er voor hun eigen behoud toe werden genoopt de afzichtelijke gasmaskers te dragen. Een alles vernietigend en langzaam naderbij komend spervuur uit talloze kanonnen en door ballonnen en zeemijnen gevormde versperringen vormden nieuwe onderdelen in de strijd. Parijs werd op ongeveer vijftig kilometer afstand met de eerste, uit enorme Duitse kanonnen afgevuurde, lange-afstandsprojectielen bestookt. Vervolgens deden in september 1916 de eerste bewegende gepantserde vestingen, Britse bewapende tanks met rupsbanden, de gehele wereld versteld staan toen ze snel over het ruwste terrein op de vijand kwamen afrollen, gelijk aardse monsters dood en verderf spuwend en alles op hun pad harteloos verpletterend. Behalve deze tol aan doden waren er nog grote voedseltekorten en hongersnoden, dodelijke plagen en pestilentiën, het verplaatsen van bevolkingsgroepen, woedeuitbarstingen ten gevolge van een intense haat, de vervolging van kleine groepjes die getrouw bleven aan hun geloofsovertuiging en beginselen en de oprichting van de eerste communistische bolsjewistische staat. Sindsdien heeft deze oude wereld louter slecht nieuws gehoord.

2. Hoe is de wereld sedertdien nooit meer dezelfde geweest, zoals door The Encyclopedia Americana wordt bevestigd?

2 Dit laatste staat als een paal boven water. Zij die in en voor 1914 hebben geleefd, weten dat de wereld sindsdien nooit meer dezelfde is geweest. In verband hiermee vermeldt The Encyclopedia Americana het volgende over de in 1914 begonnen wereldoorlog: „Het grote, in 1918 tot een einde gebrachte conflict veranderde niet alleen de grenzen der natiën, maar ook bijna elk belang en het gehele karakter van het menselijke leven. Het veroorzaakte een reusachtige omwenteling onder de tot aan die tijd gangbare grondbeginselen, waarop regeringen, wetten, internationale verhoudingen, de democratie, vrijheden, de handel, industrie, financiën, arbeid, enz., waren gebaseerd. Meer dan een tiental tronen stortten ineen en de vroegere bekleders daarvan zochten hun toevlucht in ballingschap. Op alle terreinen van het menselijk streven waren herwaarderingen en herformuleringen noodzakelijk. 93 percent van de wereldbevolking was in 1918 bij de wereldbrand betrokken; de als neutraal geclassificeerde landen telden een gezamenlijke bevolking van slechts 130.000.000 zielen, terwijl de aan de oorlog deelnemende landen er meer dan 1.700.000.000 hadden.” Dit was waarlijk de eerste wereldoorlog in de menselijke geschiedenis en ze bracht drastische veranderingen met zich. Ondanks de politieke, commerciële en religieuze pogingen om de situatie te verbeteren, is het na de ommekeer in 1914 steeds slechter geworden en blijft ze dit doen. Wij behoeven hier niet aan te halen wat vooraanstaande staatslieden hebben gezegd over de steeds slechter wordende wereldsituatie, want de lezers van De Wachttoren hebben hun sombere verklaringen reeds in de kolommen van dit tijdschrift of elders kunnen lezen.

3. Welke van levensbelang zijnde vragen gaan wij ons stellen omdat ons telkens weer slecht wereldnieuws bereikt, en hoe kunnen wij er op antwoorden?

3 De mensen gaan gebukt onder dit voortdurend slechte nieuws, hetwelk hun geen vaste hoop biedt voor de toekomst, hun toekomst. Het toenemende aantal zelfmoorden, de grote toename in het aantal geesteszieken binnen en buiten de inrichtingen, en eveneens het krankzinnige, woeste en zinneloze jagen naar verstrooiing gevende genoegens getuigen hiervan. Is er dan in deze tijd geen goed nieuws, niet slechts goed nieuws voor een enkeling, een gezin of een beperkte groep van mensen, die door bepaalde belangen aan elkaar zijn verbonden, maar voor de gehele mensheid? Nieuws dat zo belangrijk is dat het de vloed van al het slechte nieuws in de schaduw stelt? Is er geen bron van zulk nieuws? Geen kanaal waardoor ons goed nieuws kan bereiken? Natuurlijk wel! Die bron van goed nieuws laat ons via dit kanaal weten dat wij van deze verschrikkelijke toestanden en de daaruit voortvloeiende gevolgen bevrijd en gered kunnen worden. Ze is dus van het allergrootste belang. Wie of wat is die bron? God! Wel, er zijn er echter zoveel, alleen al in India worden er honderden miljoenen goden genoemd. Welke God daarvan is de goddelijke bron van het enige goede nieuws? Hoe heet hij?

4. Wie laten wij de vraag over Gods naam voor ons beantwoorden? Waarom?

4 Zou De Wachttoren deze van levensbelang zijnde vragen op eigen gezag beantwoorden, dan zouden de antwoorden voor zijn drie miljoen lezers betrekkelijk weinig waarde hebben. Wij zullen het antwoord daarom vragen aan een man wiens naam de gehele wereld al negentien eeuwen lang kent en wiens leven en boodschap op tallozen een blijvend gunstige invloed heeft gehad, namelijk Jezus Christus. Hem en niet de zogenaamde christenheid vragen wij het antwoord te willen geven.

5, 6. (a) Hoe beantwoordde die man de vraag? (b) Hoe verkrijgen Jehovah’s getuigen op aarde het waarlijk goede nieuws?

5 Toen deze Jezus Christus nog maar pas de boodschap van een „koninkrijk des hemels” predikte, stond hij op in de religieuze vergaderplaats waar zijn dorpsgenoten, in wier midden hij tot aan die tijd het grootste deel van zijn dertigjarige leven had doorgebracht, elke zaterdag bijeenkwamen. Hij hield het boek van de 700 jaar oude profetie van Jesaja in zijn hand en las daaruit de eerste twee verzen van het eenenzestigste hoofdstuk voor: „Jehovah’s geest is op mij, omdat hij mij heeft gezalfd om de armen goed nieuws bekend te maken, hij heeft mij uitgezonden om tot de gevangenen bevrijding te prediken en tot de blinden herstel van gezicht, om de onderdrukten bevrijd heen te zenden, om Jehovah’s aangename jaar te prediken.” Daarna zei Jezus tot zijn toehoorders: „Heden wordt deze schriftuurplaats, die gij zo juist hebt gehoord, vervuld.” — Luk. 4:16-21, NW; zie ook Jesaja 61:1, 2.

6 Jezus zei dus dat Jehovah de bron van het goede nieuws was en dat hij Jezus met heilige geest had gezalfd om het goede nieuws te prediken tot arme mensen, gevangenen, blinden, onderdrukten, zachtmoedigen, gebrokenen van hart en treurenden. Behoort u ook tot hen? Jezus ondersteunde zijn prediking voortdurend met aanhalingen uit het geïnspireerde Woord van Jehovah God, de bijbel. In dat boek staat het goede nieuws van Jehovah, de God en Vader van Jezus Christus, op schrift gesteld. Zou Jezus nog verder zijn teruggegaan in het boek van Jesaja, tot hoofdstuk 43:10, 12, dan zou hij het volgende hebben gelezen: „Gij zijt, luidt het woord des HEREN [van Jehovah], mijn getuigen, en mijn knecht, dien Ik verkoren heb, opdat gij het weet en in Mij gelooft en inziet, dat ik dezelfde ben; vóór Mij is er geen God geformeerd en na Mij zal er geen zijn . . . gij toch zijt mijn getuigen, luidt het woord des HEREN [van Jehovah], en Ik ben God” (NBG). Jezus heeft ons gezegd dat hij Gods „trouwe, en waarachtige Getuige” was. Alleen Jehovah’s aardse getuigen verkrijgen het waarlijk goede nieuws, doordat zij zich tot de enige Bron hiervoor, zijn Boek, de bijbel, wenden. Jehovah God heeft geen enkel ander boek of religieus geschrift op aarde met zijn naam ondertekend of er zijn naam aan verbonden. Zijn ware getuigen moeten de Voornaamste Getuige, Jezus Christus, navolgen door hun boodschap op de bijbel, Gods Woord, te baseren. — Openb. 1:5; 3:14.

7. Wat was het door Jezus bekendgemaakte goede nieuws, en wat riepen de mensen derhalve toen hij Jeruzalem binnenreed?

7 Wat was nu eigenlijk het door Jezus bekendgemaakte goede nieuws en zou het ook voor ons in deze tijd goed nieuws kunnen zijn? In de bijbel staat het volgende over zijn levensgeschiedenis opgetekend: „Hij reisde van stad tot stad en van dorp tot dorp, predikte en maakte het goede nieuws van het koninkrijk Gods bekend” (Luk. 8:1, NW). Aan het einde van zijn menselijke leven stond Jezus in de gerechtszaal te Jeruzalem voor de Romeinse bestuurder Pontius Pilatus terecht, en beantwoordde diens vraag, „Zijt gij dan een koning?” als volgt: „Te zeggen dat ik een koning ben, laat ik aan u over. Hiertoe ben ik geboren en hiertoe ben ik in de wereld gekomen, opdat ik van de waarheid getuigenis zou afleggen. Een ieder die aan de zijde der waarheid staat, luistert naar mijn stem” (Joh. 18:37, NW). Enkele uren later op die dag werd Jezus van Nazareth aan een martelpaal genageld en boven zijn hoofd bevestigde men het opschrift: „Jezus de Nazarener, de Koning der joden” (Joh. 19:19, NW). Slechts vier dagen daarvoor was hij Jeruzalem komen binnenrijden zoals vroeger de koningen van de natie Israël bij hun kroning deden, en het jubelende volk dat bevrijd wilde worden van Rome en dat een koning uit de stam Juda en het koninklijke geslacht van David wilde hebben, barstte los in uitroepen als: „Gezegend Hij die komt als de Koning in Jehovah’s naam! Vrede in de hemel en glorie in den hoge!” „Red, bidden wij! Gezegend wie komt in Jehovah’s naam! Gezegend is het komende koninkrijk van onze vader David! Wij bidden, red in den hoge!” „Wij bidden, red de Zoon van David! Gezegend wie komt in Jehovah’s naam! Wij bidden, red hem in den hoge!” — Luk. 19:38; Mark. 11:9, 10 en Matth. 21:9, NW.

8. Hoe verhoorde Jehovah deze smekende uitroepen van hen?

8 Jehovah verhoorde deze smekende uitroepen van het volk en redde zijn koninklijke Zoon Jezus Christus, niet van de schande en wreedheid van de martelpaal, maar van de dood welke hij aan die paal onderging. Op de derde dag na Jezus’ dood wekte Jehovah God hem uit de doden op en binnen vijftig dagen daarna deed hij hem plaats nemen aan zijn rechterhand in de hemel om op de vastgestelde tijd te wachten waarop God het Koninkrijk zou oprichten en alle vijanden in de hemel en op aarde onder de voeten van zijn als Koning aangestelde Zoon zou stellen. — Hand. 2:32-36, NW; Ps. 110:1, 2.

HET OUDE NIEUWS BETER GEMAAKT

9. Hoe is het goede nieuws in deze tijd nog beter geworden, en wat zouden zijn volgelingen, zoals Jezus hun verzekerde, in deze tijd hebben?

9 Negentien eeuwen geleden was de door Jezus en zijn volgelingen bekendgemaakte Koninkrijksboodschap het beste nieuws dat ooit was verkondigd. De armen behoefden er niet voor te betalen, de zachtmoedigen werden er door opgeheven, de gebrokenen van hart verbonden, de religieus-blinden ziende gemaakt, de onderdrukten bevrijd van verdrukking en verslaving in deze wereld, en de over de slechte religieuze toestanden treurenden vertroost. Die Koninkrijksboodschap is nu na negentienhonderd jaar niet minder goed geworden; het is nog steeds goed nieuws. Ja, het is thans echter van nog grotere waarde geworden. Waarom? Omdat het langverwachte koninkrijk Gods in 1914 n. Chr., toen de eerste, de gehele wereld omvattende en veranderende oorlog losbrak, in de hemelen is opgericht, doordat zijn Zoon Jezus Christus, die negentien eeuwen aan zijn rechterhand had gezeten, op Gods troon werd geplaatst en de macht hiervan in handen werd gegeven. Jezus leerde ons er om bidden dat het door hem geregeerde koninkrijk Gods de macht tot deze aarde zou uitbreiden, ten einde aan de hier bestaande goddeloze toestanden een einde te maken: „Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” (Matth. 6:9, 10, NW). Negentien eeuwen geleden maakten Jehovah’s aardse getuigen, namelijk, Jezus en zijn volgelingen, vrijmoedig het goede nieuws van het komende koninkrijk bekend. Wat moeten Jezus’ ware volgelingen, die eveneens Jehovah’s getuigen zijn, thans sinds 1914 doen? Hebben zij de mensen van alle natiën, stammen, geslachten en talen een door God gegeven boodschap, enig goed nieuws te vertellen? Jezus Christus stond hiervoor borg.

10. In wat voor verband voorzeide Jezus het werk van zijn volgelingen in deze tijd, en hoe?

10 Toen hij met de kijk van een geïnspireerde profeet vooruitzag, voorzag en voorzeide hij de gebeurtenissen welke ons geslacht sinds 1914 zijn overkomen. Hij voorzeide de eerste wereldoorlog met de daarmee gepaard gaande hongersnoden, pestilentiën, aardbevingen en religieuze vervolging, welke alle tezamen op aarde een zichtbaar bewijs zouden vormen dat Gods koninkrijk ten slotte aan de macht was gekomen en ten aanzien van de aarde regeerde. Daarop voorzeide Jezus het werk dat zijn volgelingen in die tijd, dus onze tijd, zouden verrichten. Zouden zij het lijden en verdriet en de misdaden op aarde nog meer doen toenemen doordat zij aan wereldoorlogen zouden deelnemen en mensen met een andere religieuze overtuiging zouden vervolgen? Toen Jezus destijds reeds op het vreugdevolle en vertroostende werk van zijn volgelingen duidde, zei hij: „En dit goede nieuws van het koninkrijk zal [na de 1ste Wereldoorlog] op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt met het doel een getuigenis aan alle natiën te geven, en dan zal het volbrachte einde [van dit samenstel van dingen] komen” (Matth. 24:7-14, NW). Voordat dit door oorlog verminkte samenstel van dingen in de strijd van Armageddon volledig zal verdwijnen, moet er eerst getuigenis over het door God opgerichte koninkrijk worden gegeven.

DE KRONINGSPSALM

11. Wat verdient de oprichting van Gods koninkrijk, en waarom?

11 Het oprichten van Gods hemelse koninkrijk over deze opstandige aarde is een kroningslied waardig, een lied waarin de kroning van zijn geliefde Zoon Jezus Christus als de door hem aangestelde Koning over de gehele mensheid wordt bejubeld. Toen Jezus Jeruzalem in 33 n. Chr. op koninklijke wijze binnenreed, lieten de joodse religieuze leiders in de tempel de gelegenheid aan zich voorbijgaan hem een kroon aan te bieden. Zij herkenden hem niet als de beloofde Zoon van de beroemde koning David, die lang geleden te Jeruzalem op de „troon van Jehovah” zat (1 Kron. 29:23, AS). Zij verkeerden niet in dezelfde vreugdevolle stemming als de menigte die Jezus naar de koninklijke stad vergezelde en uitriep: „Wij bidden, red de Zoon van David!”

12. Waarom componeerde koning David een kroningslied voor ons, en waarom moeten wij het thans zingen?

12 De destijds levende koning David toonde dat het passend zou zijn een kroningslied te zingen wanneer Jehovah zijn macht over de gehele aarde zou opnemen. David liet het zichtbare teken van Gods tegenwoordigheid, de gouden Ark des Verbonds, de koninklijke stad Jeruzalem binnenbrengen en in een tent in de nabijheid van zijn koninklijke paleis plaatsen. Bij die gelegenheid componeerde en zong David een kroningslied, dat zijn grootse hoogtepunt bereikte in het thema: „Dat de hemelen blij zijn, de aarde zich verheuge, en men zegge onder de natiën: ’Jehóvah is koning geworden!’” (1 Kron. 16:23-33, NW). Door Jehovah’s heilige geest geleid, bewerkte koning David hetzelfde thema en componeerde een nieuwe psalm. Deze psalm toont aan dat er thans in onze tijd na de oprichting van Gods koninkrijk en nadat hij in 1914 zijn getrouwe en uit de dood opgewekte Zoon op de hemelse troon heeft geplaatst, op grootse schaal een kroningslied gezongen moet worden. In het Boek der Psalmen is dit Psalm 96, welke bekendstaat als een van de Kroningspsalmen. Deze grootse installering en glorierijke kroning vond in de luisterrijke hemelhoven plaats en wij hebben er sinds 1914 de nodige bewijzen van. Daarom moet al het in deze Kroningspsalm gebodene ten uitvoer gebracht worden. Jehovah’s getuigen doen dit thans in geloof. Wat dan wel?

EEN NIEUW LIED

13. Waarvan wordt in Psalm 96:1-3 gewag gemaakt, en welke nieuwste wetenschappelijke uitvindingen zijn niet het nieuws waarvoor wij Jehovah dienen te bezingen?

13 „Zingt Jehovah een nieuw lied, bezingt Jehovah gij [mensen der] ganse aarde. Bezingt Jehovah, zegent zijn naam. Vertelt van dag tot dag het goede nieuws van zijn redding. Verhaalt onder natiën zijn heerlijkheid, onder alle volken zijn wonderbare werken” (Ps. 96:1-3, NW). Alhoewel de waterstofbommen welke een miljoenen tonnen grotere vernietigingskracht hebben dan de normale springstoffen, tot de nieuwste uitvindingen van de moderne wetenschap behoren, moeten wij niet over dit nieuws tot Jehovah zingen. De geleerden hebben zelf toegegeven dat Jehovah God reeds miljarden jaren geleden binnenin de zon thermonucleaire waterstofexplosies liet voorkomen om onze aarde van licht en warmte te voorzien opdat de mens op onze planeet in leven kon blijven. Jehovah heeft de geleerden niet geleid en verlicht bij het uitvinden van bommen, lange-afstandsprojectielen, atoomonderzeeërs en andere militaire werktuigen en commerciële voortbrengselen van de twintigste eeuw. Dit zijn de „wonderbare werken” niet waarvoor wij hem dienen te loven. De geleerden bespotten Jehovah en geven er de voorkeur aan het verstand, waarmee hij de mensen bij de schepping heeft begiftigd, te misbruiken door het in dienst te stellen van de kwaadaardige vijand van God en mensen, Satan de Duivel.

14. Waardoor wordt ons het onderwerp verschaft voor een „nieuw lied,” en waarom?

14 Niet deze moderne wetenschappelijke uitvindingen en ontwikkelingen verschaffen ons het thema voor een nieuw jubellied. Gods koninklijke regering, welke sinds haar geboorte in 1914 op de schouders van zijn reeds lang wachtende Zoon Jezus Christus is gelegd, is het grote en overweldigende onderwerp van een „nieuw lied” dat Jehovah’s volk ter zijner eer zingt. Alhoewel dit goddelijke, door het beloofde Zaad Jezus Christus bestuurde Koninkrijk reeds zesduizend jaar geleden in ’s mensen eerste aardse tehuis in de hof van Eden werd beloofd, was er tot aan 1914 n. Chr. niets in hemel of op aarde wat hiermee vergeleken kon worden (Gen. 3:15). Nog nimmer voor 1914 heeft het gehele levende universum een hoofdorganisatie gekend, waarvan Christus het Hoofd is en waarin de Allerhoogste God Jehovah woont en door middel waarvan hij zijn wil voor het gehele universum laat ten uitvoer brengen (Fil. 2:5-11). Dit is inderdaad glorierijk, zegenrijk nieuws voor alle mensen van goede wil en de heilige engelen. Dit is een nieuw lied waardig, met een geheel nieuw en ander thema, en wanneer men dit beseft, barst men in een luid gezang los! Jehovah heeft dit mogelijk gemaakt doordat hij zijn koninkrijk heeft ingeleid. Het nieuwe lied dient daarom ter zijner ere gezongen te worden.

15. Tot wie wordt het woord gericht als „[mensen der] ganse aarde,” en wat doen zij in vervulling van de psalm?

15 „[Mensen der] ganse aarde” worden aangemoedigd hem te bezingen en zijn naam te zegenen; dat wil zeggen, u die Jehovah in zijn organisatie tot geestelijke Israëlieten heeft gemaakt, om in alle natiën zijn getuigen te zijn. Aan u heeft God het eerst deze waarheden onthuld en u heeft hij het eerst geleerd dit nieuwe lied te zingen. Van tevoren bepaalde hij dat er 144.000 van u, die geestelijke Israëlieten bent, met Jezus Christus in het hemelse koninkrijk verenigd zouden worden, niet op de aardse berg Zion, waar destijds David regeerde, maar op de hemelse of de zetel van de koninklijke regering. Negentien eeuwen heeft de verheerlijkte Jezus daar in de hemel aan zijns Vaders rechterhand gewacht. Nu Gods koninkrijk echter is opgericht, is het merendeel der getrouwe christelijke getuigen van Jehovah, de geestelijke Israëlieten, met de op de berg Zion op de troon geplaatste Christus verheerlijkt. Op welke wijze? Doordat zij uit de dood werden opgewekt tot leven als onsterfelijke geestelijke schepselen in de hemel, die de „goddelijke natuur” hebben verkregen. Van de 144.000 erfgenamen van Gods hemelse koninkrijk is nog maar een klein overblijfsel op aarde. Alle 144.000 echter, zowel het nog op aarde vertoevende overblijfsel als, de zegevierende, uit de dood opgewekte Koninkrijkserfgenamen, bezingen Jehovah’s lof en werken zichtbaar en onzichtbaar samen om de wonderbare, van universeel belang zijnde nieuwe feiten bekend te maken. In het veertiende hoofdstuk van de Openbaring, in de verzen 1-4, wordt ons dit luisterrijke gezicht onthuld.

16. In welk aan Johannes gegeven visioen zag hij dat zij dit deden?

16 Daar schrijft de apostel Johannes, die dit gezicht het eerst zag: „Ik zag, en zie! het Lam [de eens geofferde Jezus Christus] staande op de berg Zion, en met hem honderd vierenveertigduizend, hebbende zijn naam en de naam van zijn Vader op hun voorhoofd geschreven. En ik hoorde een geluid uit de hemel gelijk het geluid van vele wateren en gelijk het geluid van luide donder; en het geluid dat ik hoorde was gelijk dat van zangers die zich begeleiden door op hun harp te spelen. Zij zingen als het ware een nieuw lied vóór de troon [van God] en vóór de vier levende schepselen en de personen op leeftijd; en niemand was in staat zich dat lied eigen te maken dan de honderd vierenveertigduizend, die van de aarde zijn gekocht, Dezen zijn het die zich niet met vrouwen hebben bevlekt; ja, zij zijn maagden. Dezen zijn het die het Lam [Jezus Christus] blijven volgen, waar hij ook gaat. Dezen werden uit het midden der mensheid gekocht als eerstelingen voor God en het Lam.” — NW.

17. Van wie moeten de mensen op aarde dit „nieuwe lied” leren, en waarom?

17 In gehoorzaamheid aan het in Psalm 96:1-3 gegeven bevel treedt het op aarde vertoevende geestelijke overblijfsel, die het lied hebben geleerd, op als een „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse en zingt ze het „nieuwe lied” (Matth. 24:45-47, NW). Alle anderen op aarde, die hiermee wensen in te stemmen, moeten dit totaal nieuwe en andere lied van hen leren, omdat de politici, de financiële en industriële reuzen dezer wereld en zelfs de alleen in naam christelijk zijnde geestelijken der christenheid dit nieuwe lied niet kennen en het ook aan niemand kunnen leren. Jehovah God heeft dit nieuwe lied alleen aan Jezus Christus en zijn 144.000 medeërfgenamen geleerd en alleen zij kunnen bij het zingen voorgaan (Jes. 54:13; Joh. 6:44, 45). Hij heeft hen de laatste negentienhonderd jaar uitgekozen, doordat hij zijn aandacht tot de aarde heeft gericht „ten einde uit hen een volk voor zijn naam,” Jehovah, te nemen (Hand. 15:14, NW). Eeuwenlang hebben de verschillende religieuze stelsels in de christenheid hun zendelingen en missionarissen in de christenheid en in alle natiën daarbuiten werkzaam laten zijn, en toch weten alle bewoners van de aardbol dat het niet de religieuze geestelijken der christenheid of van het jodendom zijn geweest die hen omtrent de naam Jehovah hebben ingelicht of hen hebben geleerd zijn naam te zegenen, zoals Psalm 96:2 (PC) ware christenen gebiedt te doen.

18. Wie hebben in deze tijd Jehovah’s naam onder de aandacht van de mensen in de wereld gebracht en vooral sinds wanneer?

18 Eenendertig jaar geleden was het eerste en voornaamste artikel in de Engelse uitgave van 1 januari 1926 van het tijdschrift De Wachttoren getiteld „Wie zullen Jehovah eren?” Vooral sinds die tijd hebben de getrouwe lezers van dit tijdschrift getoond dat zij het waard zijn de dragers te zijn van de identificerende naam, Jehovah’s getuigen, welke zij in 1931 onder gejubel aannamen. Sinds 1931 weten alle volkeren der aarde dat het christelijke, Jehovah’s naam dragende overblijfsel, die naam onder hun aandacht hebben gebracht en hebben aangetoond om welke grootse redenen die naam geëerd en gezegend dient te worden. De katholieke, protestantse en joodse geestelijken volgen echter Jezus niet na, die tot Jehovah God zei: „Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen die gij mij uit de wereld hebt gegeven.” Zij hebben Jehovah’s getuigen juist bespot en op elke manier getracht hen te verhinderen getuigenis van Gods heilige naam af te leggen. Tevergeefs echter! Jehovah’s getuigen zijn Jezus Christus onwrikbaar blijven volgen (Joh. 17:6, NW). Zij hebben Jehovah’s naam geopenbaard en gehoor gegeven aan het bevel: „Verhaalt onder de natiën zijn heerlijkheid, onder alle volken zijn wonderbare werken” (Ps. 96:3, NW). Zelfs de communistische landen hebben het Jehovah’s getuigen niet kunnen beletten dit goddelijke bevel na te komen. Zelfs daar hebben zij al zingend het blijde nieuws verbreid dat Jehovah’s koninkrijk onder Christus in 1914 in de hemelen werd opgericht.

WAAR ZIJN DAN ENIGE BLIJKEN VAN REDDING?

19. Waarom heeft Gods koninkrijk de natiën er niet van gered in deze vreeswekkende wereldtoestand te geraken?

19 Waaruit blijkt, indien deze goddelijke regering sinds het beginjaar van de 1ste Wereldoorlog aan de macht is, dan dat het reddingen heeft bewerkstelligd? Welk goede nieuws is er dat Jehovah dit heeft gedaan? Waarom staan de natiën, zelfs die der christenheid, vlak bij de afgrond van zelfvernietiging en trachten ze zich te redden van de onvermijdelijke gevolgen van hun groeiende verdeeldheid en het misbruik dat zij maken van de uitvindingen der moderne, wetenschap? Waarom heeft Jehovah hen door middel van zijn koninkrijk niet gered van deze vreeswekkende wereldsituatie? Omdat de feiten tonen dat de natiën geen prijs stellen op het door Christus geregeerde koninkrijk van Jehovah. Daar zij er geen geloof in stellen, zijn zij in het geheel niet de gedachte toegedaan als zou het de grootste zegen zijn die de gehele mensheid ten deel zou kunnen vallen. Ja, zij vrezen het, als was het het ergste wat de mensheid kon overkomen. Vol zelfvertrouwen voelen zij zich onafhankelijk van Gods hemelse koninkrijk, willen er geen deel van zijn en nog minder er door gered worden. Doordat zij de Koninkrijksboodschap van Jehovah’s getuigen verwerpen en hen vervolgen, en tegenwerken, geven zij onmiskenbaar te kennen dat zij tegen het Koninkrijk gekant zijn, wat eveneens wordt bewezen door hun wereldoorlogen, hun Volkenbond en hun Verenigde Naties, door middel waarvan zij de wereld proberen te beheersen. Bijgevolg valt hun geen redding ten deel en vervallen hun zaken van kwaad tot erger.

20. Hoe ervoeren de hemelse engelen een redding door het Koninkrijk?

20 Wij die wel door hem gered zijn, weten echter terdege dat hij ’redt,’ en dit kunnen wij van dag tot dag als goed nieuws bekendmaken. Wij weten dat Satan de Duivel, Gods goddelooste tegenstander, de „god van dit samenstel van dingen” is en dat ’de gehele wereld in de macht van de goddeloze ligt’ (1 Joh. 5:19 en 2 Kor. 4:4, NW). Wij weten dat er in 1914 een nog veel grotere oorlog woedde dan de 1ste Wereldoorlog op aarde, namelijk, een oorlog in de hemel. Neen, geen oorlog met Zeppelins, vliegtuigen, supermensen of mythische „Marsmannen,” maar een oorlog welke in de onzichtbare hemelen door de pas op de troon geplaatste Koning Christus en zijn engelen werd gestreden tegen de valse god, Satan de Duivel, en zijn demonenengelen. Door deze oorlog in de hemel werd de machtspositie van Gods pasgeboren koninkrijk nog verstevigd, daar alle satanische legerscharen werden verslagen en uit die hemelen naar de nabijheid van onze aarde werden geworpen. De hemelse legerscharen waardeerden deze door Gods macht bewerkstelligde redding ten zeerste! Met luide stem riepen zij uit: „Thans zijn de redding, de macht en het koninkrijk van onze God en de autoriteit van zijn Christus verwezenlijkt, want de beschuldiger van onze broeders . . . is nedergeworpen, . . . Weest hierom blijde, gij hemelen en gij die daarin verblijft! Wee de aarde en de zee, want de Duivel is tot u afgekomen, en heeft grote toorn, wetend dat hij een korte tijd heeft” (Openb. 12:7-12; 11:15-18, NW). Nog afgezien van de wereldoorlog die er onder zijn natiën woedde, betekende deze nederlaag in de hemelse oorlog een verschrikkelijke verdrukking voor Satan en zijn wereldorganisatie.

21, 22. Wie waren op aarde de eersten die een redding door het Koninkrijk ervoeren, en hoe?

21 Satan wist echter dat het slechts het begin van de over zijn organisatie komende verdrukking was. Hij wist dat deze verdrukking na „een korte tijd” met een grootse finale zou eindigen, wat voor hem Armageddon zou betekenen, waar hij een verpletterende nederlaag zal lijden doordat zijn gehele organisatie in de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” vernietigd zal worden (Openb. 16:3-16; 19:11 tot 20:3, NW). Door deze „korte tijd” werd die door het pasgeboren koninkrijk gebrachte verdrukking over Satans organisatie verkort. Hij en zijn demonen kunnen daardoor even op adem komen. Die dagen der verdrukking werden echter niet ter wille van hem verkort, doch opdat het overblijfsel van de 144.000 medeërfgenamen van Jezus Christus, „de overigen van haar zaad, die de geboden Gods bewaren, en de getuigenis van Jezus Christus hebben,” gered mochten worden (Openb. 12:17). Gedurende de 1ste Wereldoorlog werd het overblijfsel in de Verenigde Staten van Amerika en de andere oorlogvoerende natiën kwaadaardig mishandeld en beschimpt in een poging hen te desorganiseren, hun getuigeniswerk een halt toe te roepen, hen door schrikaanjaging ertoe te brengen er voor altijd van af te zien en hun reputatie en goede positie voor altijd in de toekomst te gronde te richten. Hun stond niet in de eerste plaats een fysieke dood maar een geestelijke dood te wachten wanneer zij geknecht zouden blijven aan deze wereld, welke in oorlog was gewikkeld met Gods koninkrijk. Was Armageddon toen over de natiën losgebarsten, dan was het overblijfsel, dat zich Gods misnoegen op de hals had gehaald omdat het zijn plichten ten opzichte van Jehovah had verzaakt, wellicht tezamen met de wereldse natiën omgekomen.

22 De ernstige situatie waarin het overblijfsel van Gods uitverkorenen verkeerde, riep om een op grond van barmhartigheid bewerkstelligde redding. Alleen Jehovah kon door bemiddeling van zijn zegevierende Christus die redding verschaffen, hetgeen hij dan ook deed door de verdrukking over Satans organisatie te verkorten en Armageddon tot na een „korte tijd” te laten uitblijven. Jezus voorzeide dit met de volgende woorden: „In die dagen zal er een verdrukking zijn zoals er van het begin der schepping af, welke God heeft geschapen, tot dan niet is geweest en niet meer zijn zal. Indien Jehovah de dagen niet, had verkort, zou er werkelijk geen vlees gered worden; maar ter wille van de uitverkorenen, die hij heeft uitgekozen, heeft hij de dagen verkort.” — Mark. 13:19, 20, NW.

23. Waarom werd het overblijfsel op aarde gered, zoals hun in 1920 werd geopenbaard?

23 Uit de moderne geschiedenis blijkt dat Jehovah God in het voorjaar van 1919, of kort na het einde van de 1ste Wereldoorlog, zelfs de christenheid versteld deed staan door het overblijfsel van zijn getuigen uit hun vernederende gevangenschap aan deze wereld te bevrijden. Het daaropvolgende jaar opende hij hun ogen reeds zodat zij inzagen dat zij waren „gered,” bevrijd en hun aardse leven was gespaard opdat zij het profetische bevel van hun Meester zouden opvolgen: „Wie . . . tot het einde heeft volhard, zal worden gered. En dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt met het doel een getuigenis aan alle natiën te geven, en dan zal het volbrachte einde komen” (Matth. 24:13, 14, NW). Alleen zij bezaten dit „goede nieuws” van het Koninkrijk, dat aan het einde van de „bestemde tijden der natiën” in 1914 in de hemelen was opgericht. Het was het goede nieuws van redding. Dat koninkrijk had in de hemel gestreden om de heilige engelen te redden, zodat zij niet langer door Satan en zijn demonenengelen verontreinigd en bedreigd zouden worden; het had het overblijfsel van de uitverkorenen op aarde gered uit hun geestelijk gevaarlijke toestand en had hen bevrijd en gesterkt voor de hernieuwde dienst van Jehovah en zijn koninkrijk.

24. Wie zijn er sindsdien nog meer op aarde gered, en welk voorrecht is ons daarom thans ten deel gevallen?

24 Er zijn nu sindsdien reeds jaren verstreken, maar de meerderheid van dit geslacht heeft het getuigenis verworpen dat het overblijfsel moest geven voordat het volledige einde van dit samenstel van dingen te Armageddon komt. Toch heeft de prediking van „dit goede nieuws” van het reddende koninkrijk reeds tot gevolg gehad dat er een „grote schare” mensen van goede wil uit „alle natiën, stammen, volken en talen” is gered. Dit was voorzegd en het zou daarom ook stellig geschieden (Openb. 7:9-17, NW). Te Armageddon zal het theocratische koninkrijk zegevieren, het universum zuiveren van Satans organisatie en deze „grote schare” mensen van goede wil gered door de vernietigende verdrukking van Armageddon heen brengen en de nieuwe wereld, het rechtvaardige nieuwe samenstel van dingen dat over de gehele aarde zal heersen, binnenleiden. Na Armageddon zal dat koninkrijk zijn reddende macht nog verder uitstrekken en zelfs de in de herinneringsgraven vertoevende doden redden door hen tijdens de duizendjarige regering van Christus tot leven op aarde op te wekken. Wanneer wij dit alles in aanmerking nemen, kunnen wij terecht sinds 1919 over „zijn redding” spreken en het is het waard dat wij het goede nieuws daarover „van dag tot dag” vertellen. Het is een bijzonder vreugdevol voorrecht met de geredden een aandeel te mogen hebben aan de bekendmaking daarvan.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen