Wees niet snel geneigd iemands goede bedoelingen in twijfel te trekken
HOE snel is de mens er in zijn onvolmaaktheid van nature toe geneigd de goede bedoelingen van anderen in twijfel te trekken! Een kind neemt uit waardering voor zijn onderwijzeres een geschenk voor haar mee, maar zijn klasgenoten zijn wellicht gauw geneigd hem van zelfzuchtige motieven te beschuldigen, en verdenken hem ervan dat hij bij zijn onderwijzeres in een goed blaadje wil komen. Klein en kinderachtig? Zeker, maar misschien is er ook wel een beetje zelfzucht, een zeker gebrek aan liefde betrokken bij deze geneigdheid zijn goede bedoelingen in twijfel te trekken.
Ja, het is liefdeloos, snel geneigd te zijn de goede bedoelingen van anderen in twijfel te trekken, en volwassenen vertonen die neiging soms evenzeer als kinderen. In onze dagelijkse omgang dienen wij anderen echter heel graag goede bedoelingen toe te schrijven, hun vriendelijk gezind te zijn en in twijfelgevallen gaarne bereid te zijn hun motieven in hun voordeel uit te leggen.
Wanneer dus een echtgenoot zijn vrouw gelukkig wil maken door haar met een bos bloemen of een doos bonbons te verrassen, laat zij dan blij zijn met die liefdesbetuiging; laat zij, als er geen gegronde reden voor bestaat, zich niet beginnen af te vragen wat zijn bedoeling hiermee is, bijvoorbeeld of hij zich soms aan de een of andere dwaasheid heeft schuldig gemaakt en het nu probeert goed te maken! Hoe liefdeloos en hoe dwaas! En toch zijn er vrouwen die zo denken en handelen — en ook mannen trouwens!
Wij zullen worden geholpen niet zo snel de goede bedoelingen van anderen in twijfel te trekken als wij ons te binnen brengen dat het in de bijbel herhaaldelijk Satan de Duivel is die zo handelt. Zo was Satan, toen Jehovah God zijn aandacht op de rechtvaardige Job richtte, gauw geneigd de motieven die Job had om God te dienen, in twijfel te trekken. Doch ondanks alle pogingen die Satan in het werk stelde, werd het bewijs geleverd dat hij het bij het verkeerde eind had en Job getrouw was. — Job 1:7-22; 42:7-17; Openb. 12:10.
Tot hen die werkelijk het nadir, ofte wel het dieptepunt bereikten in hun geneigdheid de goede bedoelingen van anderen in twijfel te trekken, behoorden dergelijke mensen als de atheïst Marquis de Sade, wiens filosofie hierop neerkwam dat hij aan elke eerbare menselijke handeling een laag motief toeschreef. Om slechts één voorbeeld te geven: ouders verdienen volgens hem geen respect en dankbaarheid, want door hun nageslacht te verwekken en daarna groot te brengen, hebben zij eenvoudig zelfzuchtige instincten en motieven gevolgd. De Schepper, Jehovah God, heeft er echter, door de mens naar zijn beeld en gelijkenis te maken, wel degelijk voor gezorgd dat dit schepsel in staat is een hoog niveau van edelheid, goedheid en onbaatzuchtigheid te bereiken. — Gen. 1:26, 27.
Snel geneigd te zijn de goede bedoelingen van anderen in twijfel te trekken is dwaas, want het kan iemand van veel geluk beroven. Speciaal wanneer het om iemands christelijke broeders gaat, is het veel beter te ontdekken dat men zich vergist heeft doordat men te edelmoedig en te goed van vertrouwen dan doordat men te kritisch en te wantrouwend is geweest. Door goed van vertrouwen in plaats van wantrouwend te zijn, zal men geen nodeloze misverstanden veroorzaken en niet toegeven aan de verleiding dingen te zeggen of te doen waar men later spijt van heeft! Ja, zowel voor het lichaam als voor de geest is het goed hoopvol gestemd te zijn en van anderen goede dingen te willen verwachten.
De bijbel verschaft ons een voorbeeld hoe dwaas het is gauw geneigd te zijn andermans goede bedoelingen in twijfel te trekken, en wel in 2 Samuël 10:1-19. Koning David van Israël zond op een keer zijn condoléances naar de koning van Ammon wegens de dood van diens vader. Die koning was echter snel geneigd de goede bedoelingen van koning David in twijfel te trekken en hield koppig vast aan zijn verkeerde standpunt waarbij hij zelfs zover ging dat hij een naburige koning ertoe bracht oorlog te voeren tegen koning David. Uiteindelijk maakte de koning van Ammon zichzelf en zijn volk alleen maar ongelukkig. — 2 Sam. 12:26-31.
In de strijd tegen de neiging de goede bedoelingen van anderen in twijfel te trekken, is het goed te bedenken dat het hier wellicht een soort rivaliteit, ofte wel wedijver betreft. Hoe dan? Welnu, door snel geneigd te zijn de goede bedoelingen van iemand anders in twijfel te trekken, is men bezig die ander naar beneden te halen en daardoor te trachten zichzelf in vergelijking met die persoon te verhogen. Mogelijk zou dit onbewust kunnen gebeuren, want het menselijk hart is bedrieglijk. — Jer. 17:9.
Door snel geneigd te zijn de goede bedoelingen van anderen in twijfel te trekken, matigt men zich meer aan dan waartoe men in werkelijkheid in staat is. Jezus Christus, de Zoon van God, was in staat de motieven van anderen snel te doorgronden en te beoordelen, zoals de Evangelieverslagen aantonen. Ook met de apostel Petrus was dit het geval, omdat hij op wonderbaarlijke wijze door de heilige geest hiertoe in staat werd gesteld, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de geschiedenis van Ananías en Saffíra, die hij als huichelachtige leugenaars aan de kaak stelde. God heeft echter thans niemand op aarde met zulk een macht begiftigd. — Matth. 22:17, 18; Hand. 5:1-11.
In het bijzonder zal empathie, het vermogen zich gemakkelijk in de omstandigheden van een ander te verplaatsen, ertoe bijdragen dat men ervoor oppast niet snel geneigd te zijn de goede bedoelingen van anderen in twijfel te trekken. Gewoonlijk rekenen wij onszelf de verdienste toe goede motieven te hebben voor wat wij zeggen en doen, niet waar? Waarom zouden wij anderen dan niet eveneens goede motieven voor hun woorden en handelingen toeschrijven? Het komt er in werkelijkheid op neer dat wij anderen behandelen zoals wij graag willen dat zij ons behandelen. Wij zouden niet graag willen dat anderen snel geneigd zijn onze goede bedoelingen in twijfel te trekken, of wel soms? — Matth. 7:12.
Niet dat het altijd verkeerd is de motieven van anderen in twijfel te trekken. Per slot van rekening moeten wij beseffen dat men ten gevolge van eigenbelang in de zakenwereld nu eenmaal de neiging heeft te overdrijven, de waarheid geweld aan te doen of zich met gewetenloze praktijken bezig te houden. De uitdrukking „De koper zij gewaarschuwd!” is er slechts een voorbeeld van hoe men in zulke gevallen zijn gezonde verstand dient te gebruiken. Ook is er een passende tijd en gelegenheid om over motieven of bedoelingen zijn oordeel uit te spreken, nadat deze door openlijke handelingen aan het licht zijn gekomen, bijvoorbeeld wanneer een overtreder voor een gerechtelijk comité van een christelijke gemeente wordt gedaagd. Er zij echter opgemerkt dat er in een dergelijk geval geen sprake is van een snelle geneigdheid de goede bedoelingen van anderen in twijfel te trekken. — 1 Kor. 5:1-13; Jud. 4-19.
Laten wij evenwel, afgezien van zulke uitzonderingen, telkens wanneer wij ons afvragen wat de motieven of bedoelingen van onze collega’s op ons werk, van onze gezinsleden of onze naasten binnen de christelijke gemeente zijn, edelmoedig en welwillend zijn, goed van vertrouwen en bereid om, ingeval wij twijfelen, de bedoelingen van anderen in hun voordeel uit te leggen. Bedenk dat het God is die ’het hart aanziet’. Wij kunnen echter ons eigen hart lezen, dus laten wij, ’boven al wat te bewaren is, ons hart behoeden’ en ons ervan vergewissen dat onze eigen motieven en bedoelingen steeds zuiver zijn. — 1 Sam. 16:7; Spr. 4:23.