Wanneer het ergste gebeurt
Het verhaal van het ontroerende geloof van een jong meisje
ONZE dochter Elise werd in 1962 in Helsinki (Finland) geboren. Haar komst bracht ons en haar oudere broer Esa veel vreugde. Elise was leergierig, en mijn man en ik leerden haar lezen voordat zij naar school ging. Zij had ook aanleg voor muziek, evenals de andere leden van ons gezin.
Toen Elise drie jaar oud was, lieten wij haar inschrijven op een kleuterschool waar muziekonderwijs werd gegeven. Op ongeveer achtjarige leeftijd kon zij zo goed viool spelen dat zij op bruiloften Vivaldi’s Concert in a kleine terts ten beste kon geven. Wij vormden een gezinsorkest. Mijn man speelde altviool, Esa cello en Elise viool. Het leek erop dat Elise een buitengewoon begaafd violiste zou worden.
Hoeveel belangstelling wij ook voor muziek hebben, wij legden nog meer nadruk op de geestelijke ontwikkeling van onze dochter, door van kindsbeen af de bijbel met haar te bestuderen. Daarom ging zij tegen de tijd dat zij vijf jaar oud was, zelfstandig van huis tot huis en bood zij de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! aan. Een van onze buren was een beetje geïrriteerd, want zij vond het niet juist dat zo’n jong kind dit werk deed.
De vrouw zei tegen Elise: „Moet een klein meisje als jij met mij over de bijbel komen praten? Je kunt die tijdschriften zelf niet eens lezen!”
„Ja hoor, dat kan ik wel”, antwoordde Elise waarop zij een paragraaf uit het tijdschrift dat zij aanbood, voorlas en uitlegde. Wij waren verrukt toen wij dit hoorden. Wij waren ook blij haar reactie op te merken toen de gemeente plannen maakte om een nieuwe Koninkrijkszaal te bouwen. Zij haalde al haar spaargeld, een bedrag van 15 mark (ƒ 7,50), van de bank en schonk het voor dit doel aan de gemeente.
EEN SCHRIKBARENDE ONTDEKKING
Op een zomerdag in 1972, toen Elise tien jaar oud was, kwamen wij thuis van een uitstapje. Ik merkte een vreemd knobbeltje op haar neus op. Het was vrij klein, maar het begon te groeien. Ik ging dus met haar naar het Medisch Centrum in Puotinharju. Een specialist vertelde mij dat hij nog nooit eerder zo’n knobbeltje op een neus had gezien en adviseerde ons naar de oorkliniek van de universiteit te gaan. Een paar dagen later waren wij opgelucht toen wij de diagnose hoorden: Niet kwaadaardig.
Er werden medicijnen voorgeschreven en men verzekerde ons dat het gezwel spoedig zou verdwijnen. Dat gebeurde echter niet. Na twee weken waarin geen vooruitgang werd geconstateerd, gingen wij opnieuw met Elise naar de dokter. Deze keer werd zij in het ziekenhuis opgenomen en op 24 september onderging zij een operatie. Toen hoorden wij het droevige nieuws: „Uw dochtertje heeft kanker.”
EEN MOEDIG GEVECHT OM HAAR LEVEN
Men vermoedde dat de kanker zich naar Elises amandelen had uitgebreid. Deze werden dus verwijderd. Daar de kanker zich bleef uitbreiden, werden er in de daaropvolgende maanden verdere operaties verricht in een poging de ziekte tot staan te brengen. Elise hield een dagboek bij, dat wij nog steeds hebben. In de herfst van 1973 schreef zij:
„Nadat ik drie operaties had gehad, moest ik wachten op een plaats in de afdeling plastische chirurgie. Ik werd al gauw opgenomen en ik vond het heel naar om weer in het ziekenhuis te zijn. Maar er was één leuk vriendinnetje, Ritva, die een oogoperatie had gehad. Wij speelden vaak verstoppertje met Pekka en Tiina. Ik heb Ritva drie boeken gegeven: Naar de Grote Onderwijzer luisteren, Is de bijbel werkelijk het Woord van God? en De waarheid die tot eeuwig leven leidt. Ritva heeft ze allemaal gelezen. Ik vind deze herfst de akeligste herfst van mijn leven.”
U kunt u voorstellen wat een verdriet deze herhaaldelijke verminkende operaties ons allen bezorgden. Elises dagboek geeft weer hoe zij heeft geleden en wat een pijn zij heeft gehad. Toch komen tegelijkertijd haar sterke geloof en haar onbevreesdheid naar voren. Haar dagboek vertelt verder:
„In januari [1974] werd ik voor de vierde keer geopereerd en werd er een grote snee in mijn wang gemaakt. Een paar dagen zat mijn hele hoofd, ook mijn oren, in het verband. Op mijn linkeroor zat wat minder verband, en daarom moest ik de hoorn van de telefoon bij dat oor houden. Toen het verband werd weggehaald zag ik er vreselijk uit, en toen de hechtingen vlak bij mijn oog eruit werden gehaald, was ik bang dat mijn oog weggenomen zou worden. Op 19 januari kwam ik uit het ziekenhuis. Het was een gelukkige dag.”
Al die tijd toonden onze christelijke broeders en zusters. met inbegrip van haar medespelers in het congresorkest, hun belangstelling en vormden zij een aanmoediging. Ook haar klasgenootjes en onderwijzers waren heel vriendelijk en behulpzaam. Zij zonden haar veel cadeautjes en deden alles wat zij konden om haar te laten voelen dat zij geaccepteerd werd en erbij hoorde. Maar dikwijls deed Elise meer om haar vriendjes en vriendinnetjes te vertroosten, dan zij deden om haar te vertroosten.
Zij vertelde hun dat zij, ook al zou zij misschien sterven, alleen maar een tijdje zou „slapen” en dan in het paradijs wakker zou worden. „De nieuwe wereld zal beginnen zodra ik ben gestorven, omdat je niets merkt van de tijd die voorbijgaat wanneer je slaapt”, zei ze. Het was voor haar vriendjes en vriendinnetjes moeilijk hun emoties in bedwang te houden wanneer zij onze dochter zagen lijden en haar toch zo kalm en vol vertrouwen over Gods belofte van de opstanding hoorden spreken.
Wij gaven de hoop niet op dat de kanker op de een of andere manier tot staan gebracht zou kunnen worden. In maart 1974 werd er begonnen met kobaltbestraling, gevolgd door een medicijnenkuur. Elise sprak hier ook in haar dagboek over:
„Door de bestraling werd ik erg zwak. Deze behandeling duurde drie weken. Het ergste heb ik echter nog niet verteld. In mei, op de dag voordat de schoolvakantie begon, kreeg ik medicijnen waardoor ik zo zwak werd dat er de hele maand juni nog geen straaltje hoop scheen te zijn. Drie weken lang at ik bijna niets en had ik nauwelijks de kracht om uit bed te komen. Ik viel vijf kilo af en al mijn haar viel uit. Maar ik had een poppenhuis; pappie had het heel mooi gemaakt.
Gelukkig was ik in juli iets beter en kon ik het districtscongres bijwonen. Tijdens het congres voelde ik me goed en vanaf die tijd was ik tamelijk opgewekt. In augustus werd ik weer een week lang met medicijnen behandeld, maar deze keer werd ik niet zo ziek. Mijn medicijnenkuur moet twee jaar duren.”
Al deze pogingen hadden echter slechts in beperkte mate succes, en Elises toestand verergerde. Toen zij besefte dat zij spoedig zou sterven, deelde zij haar speelgoed aan haar vriendjes en vriendinnetjes uit. Zij herinnerde hen eraan dat zij hen na haar opstanding weer zou terug zien. Haar viool gaf zij echter niet weg, omdat zij hoopte dat zij in de nieuwe ordening weer in ons gezinsorkest zou kunnen spelen.
Gedurende deze hele periode gaf Elise ook veel getuigenis aan haar onderwijzers, klasgenootjes, doktoren en verpleegsters. Zij liet twaalf exemplaren van het boek Is dit leven alles wat er is? achter met haar eigen handtekening erin. Zij wilde dat deze na haar dood gegeven zouden worden aan het medische personeel dat haar zo goed had geholpen. Elises geval kreeg grote bekendheid in Helsinki. Maar uiteindelijk stierf zij op 4 januari 1976, toen zij nog geen veertien jaar oud was.
EEN VERRASSENDE VERGADERING
Anderhalf jaar later woonden mijn man en ik de districtsvergadering in het IJsstadion in Helsinki bij, toen er iemand naar ons toe kwam en vroeg: „Kent u mij nog?” Eerst konden wij hem in onze geest niet thuisbrengen, maar toen herkenden wij de man als een van de doktoren die Elise in een bepaald stadium behandeld hadden. Zonder zijn witte doktersjas zag hij er anders uit, en hij had zijn baard afgeschoren. Wat was er gebeurd?
Elise had met hen gesproken, zoals zij met alle andere doktoren had gesproken, en aangezien hij erg vriendelijk was en enige belangstelling voor de bijbel scheen te tonen, hadden wij hem verder getuigenis gegeven. Wij hadden Elise geleerd voor haar vriendjes en vriendinnetjes en voor degenen die zij graag mocht, te bidden, en in ons avondgebed noemde zij zo dikwijls deze dokter en bad zij dat hij de waarheid over Gods voornemens mocht leren kennen. Deze dokter vertelde ons nu hoe het geloof van onze dochter tijdens haar ziekte in het terminale stadium een diepe indruk op hem had gemaakt.
„Zij gaf me het boek Ware vrede en zekerheid”, legde hij uit, „maar ik had het druk en zette het op de boekenplank. In die tijd ging het met mijn huwelijk niet al te best, en in een poging de situatie te verbeteren, besloot ik me los te maken van de zware verantwoordelijkheid die ik in de röntgenkliniek in Helsinki had. Daarom verhuisden wij naar Aland, waar ik een algemene praktijk in het Gezondheidscentrum begon.
De verhuizing zelf verbeterde ons gezinsleven niet, maar al gauw werd mijn vrouw door een plaatselijke Getuige bezocht, en zij nam wat lectuur. Toen herinnerde zij zich dat wij het boek dat Elise mij had gegeven, nog hadden en zij pakte het van de boekenplank en las het door. Zij was er meteen van overtuigd dat dit de waarheid was, en de plaatselijke Getuige begon een bijbelstudie met haar. Eerst was zij een beetje bang om mij erover te vertellen, omdat zij dacht dat ik haar zou verbieden de bijbel te bestuderen. Maar ik zei: ’Alles wat ons gezinsleven kan verbeteren, is goed.’ Ik wilde kennis maken met de Getuige, en dit werd spoedig geregeld. Het resultaat was dat ik uiteindelijk ook aan de studie deelnam. De bijbelse beginselen verbeterden de situatie in ons gezin en gaven ons een nieuwe kijk op de waarden van het leven. In 1976 werden wij gedoopt en mijn vrouw is nu gewone pionierster. Drie van onze vier kinderen zijn verkondigers van het ’goede nieuws’ en de jongste, die zeven jaar oud is, gaat geregeld met ons mee in de velddienst.”
U kunt u wel voorstellen wat een aanmoediging het voor ons was dit te horen! Het gebed van onze dochter scheen op de best mogelijke manier verhoord te zijn. Als Elise dit eens wist! Wanneer de opstanding plaatsvindt, zullen wij haar heel fijne dingen te vertellen hebben.
Hoewel het de donkerste dag in mijn leven was toen de dokter zei: „Uw dochtertje heeft kanker”, was Elises strijd om in leven te blijven toch een aanmoediging. Het was hartverwarmend te zien hoe een vast geloof in Jehovah God en zijn bijbelse beloften zelfs het leven van een jong kind zo krachtig kon beheersen. Ik zal nooit vergeten wat Elise zei: „Het zal zijn alsof ik maar één nacht slaap, en ik zal wakker worden in de nieuwe wereld.” — Ingezonden.
[Illustratie van Elise op blz. 29]
[Illustratie op blz. 29]
Het leek alsof de zon werd verduisterd toen een dokter zei: „Uw dochtertje heeft kanker.”