Wanneer men NIET goed voor zichzelf moet zijn
WIE doet er geen moeite voor goed of vriendelijk voor zichzelf te zijn? En wie heeft geen waardering voor de goedheid en vriendelijkheid van anderen? Niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt en koestert het. Zou het echter ook kunnen zijn dat men ten onrechte goed voor zichzelf is? Ja, dat zou het geval kunnen zijn als men dingen kortzichtig beziet in plaats dat men ze met het oog op de verre toekomst beziet.
Neem bijvoorbeeld de corpulente lijdster aan suikerziekte. Het zou dom zijn wanneer zij zou toegeven aan haar verlangen naar snoepgoed. Door tijdelijk goed voor zichzelf te zijn, verergert zij de situatie op de lange duur. Dit geldt ook voor de alcoholicus. Door kortzichtig goed voor zichzelf te zijn en te blijven drinken, bespoedigt hij de dag dat hij het gelag moet betalen.
Iemand die zich er niet toe liet brengen kortzichtige goedheid jegens zichzelf ten toon te spreiden, was niemand minder dan Jezus Christus. Bij een zekere gelegenheid vertelde hij zijn discipelen wat hem te wachten stond en toonde hij hun aan „dat hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden van de zijde van de oudere mannen en overpriesters en schriftgeleerden, en dat hij gedood en op de derde dag opgewekt zou worden”. Toen de apostel Petrus dit hoorde, „nam [hij] hem terzijde en begon hem te bestraffen, terwijl hij zei: ’Wees goed voor uzelf, Heer; u zult deze bestemming geenszins hebben.’ Maar zich omkerend, zei [Jezus] tot Petrus: ’Ga achter mij, Satan! Gij zijt een struikelblok voor mij, want gij denkt niet Gods gedachten, maar die der mensen.’” — Matth. 16:21-23.
Het is duidelijk dat Jezus Christus een krachtige mening over deze kwestie had. Anders zou hij niet zo’n nadrukkelijk gebaar en zulke krachtige woorden hebben gebruikt. Hij besefte ongetwijfeld dat Petrus hem hier ertoe trachtte te verleiden de weg van de minste weerstand te volgen, evenals de Duivel zelf Jezus aan het begin van diens bediening op een overeenkomstige wijze had proberen te verleiden. — Matth. 4:1-10.
Ja, een verlicht geweten kan u te verstaan geven dat u aan tafel matig moet zijn met betrekking tot voedsel en drank. Of u zult, na veel vallen en opstaan, misschien tot de conclusie zijn gekomen dat u zichzelf flink in de greep moet houden met betrekking tot genoegens of ontspanning, ten einde voldoende rust of slaap te krijgen. Indien dit zo is, zult u moeten vasthouden aan datgene waarvan u weet dat dit het beste voor u is en niet moeten toelaten dat goedbedoelende vrienden u ertoe brengen de smalle weg van wijsheid en verstandig overleg te verlaten. In de wereld zegt men wel: „Doe maar rustig aan!” Een ware Vriend van de mensheid en de grootste Onderwijzer die ooit op aarde heeft geleefd, heeft evenwel precies het tegenovergestelde gezegd. Toen hij zijn volgelingen raad gaf, zei hij tot hen: „Spant u krachtig in.” — Luk. 13:24.
Zonder een zinvol doel is het leven in werkelijkheid leeg en ijdel. En zonder ijverige, gedisciplineerde krachtsinspanningen wordt niets bereikt wat de moeite waard is. Een muziekleerling die zich ten doel stelt in een symfonieorkest te spelen of een concertmusicus te worden, kan niet goed voor zichzelf zijn wanneer het op oefenen aankomt. Hij moet urenlang oefenen, zich concentreren, streng voor zichzelf zijn en zich veel genoegens ontzeggen als hij zijn doel wil bereiken. Hetzelfde geldt in meerdere of mindere mate voor elke andere vaardigheid die men zich eigen wil maken. Hiervoor moeten gedisciplineerde krachtsinspanningen in het werk gesteld worden.
Vooral een opgedragen christen moet er voor oppassen dat hij niet te goed voor zichzelf is als hij juist streng voor zichzelf zou moeten zijn. Hoe gemakkelijk is het niet om guur weer als een excuus te gebruiken om van christelijke vergaderingen weg te blijven of geen actief aandeel te hebben aan het predikingswerk en het maken van discipelen! Een tv-programma zou ons ertoe kunnen verlokken de verplichtingen van de christelijke bediening te verzaken. Populaire tijdschriften of romannetjes zouden zo boeiend kunnen zijn dat ze ons ertoe brengen onze geestelijke behoeften te veronachtzamen. Al zulke kortzichtige vormen van goedheid jegens onszelf zullen op de duur onvermijdelijk schadelijke gevolgen hebben.
Is het ook mogelijk niet goed voor zichzelf te zijn op een manier die geen nut afwerpt? Ja, als wij ernaar streven rijk te worden, kan liefde voor geld ons tot hard werk, overmatige inspanning en oneerlijkheid leiden. Deze liefde kan ons ertoe brengen wetten te overtreden of kan een zenuwinstorting tot gevolg hebben. Dat men beslist niet goed voor zichzelf is wanneer men aldus rijkdommen nastreeft, blijkt duidelijk uit Gods Woord, want daarin wordt gezegd: „Zij . . . die besloten zijn rijk te worden, vallen in verzoeking en een strik en vele zinneloze en schadelijke begeerten, die de mensen in vernietiging en verderf storten.” Zij doorboren „zich overal met vele pijnen”. — 1 Tim. 6:9, 10.
Het tweede grote gebod dat Jezus Christus gaf — ’hebt uw naaste lief als uzelf’ — is hier erg toepasselijk. Wij moeten onszelf liefhebben. Wij moeten goed zijn voor onszelf. Maar wij mogen dit niet op een zelfzuchtige en onverstandige manier doen. Liefde voor onszelf wordt beperkt door het eerste gebod, waarin van ons wordt verlangd dat wij God met geheel ons hart, onze ziel, ons verstand en onze kracht liefhebben. Wanneer wij dat gebod ten uitvoer brengen, zal dit steeds weer opnieuw betekenen dat wij ’niet goed’ voor onszelf zijn. En de liefde voor onszelf wordt ook beperkt door het tweede gebod, dat wij onze naaste als onszelf moeten liefhebben (Mark. 12:29-31). Als wij onze verplichtingen tegenover onze God en onze naaste in gedachte houden, zullen wij kunnen bepalen wanneer wij wel en wanneer wij niet goed voor onszelf moeten zijn.