Gods Woord is levend
Hij werd als kind vervolgd
ALS jongere vind je het thans misschien moeilijk een ware christen te zijn. Misschien word je bespot omdat je niet rookt of geen drugs gebruikt. Of misschien word je geplaagd of vervolgd omdat je niet deelneemt aan ceremoniën of vieringen die in strijd zijn met bijbelse beginselen. Dit doet ons denken aan de vervolging die Isaäk, de zoon van Abraham en zijn geliefde vrouw Sara, in zijn kinderjaren meemaakte.
Voor Isaäk bereikten de moeilijkheden hun hoogtepunt gedurende een feest dat Abraham gaf op de dag dat Isaäk werd gespeend. Isaäk was toen ongeveer vijf jaar oud. Moeders zoogden hun kinderen destijds veel langer dan nu. Gedurende het feest begon Ismaël, Abrahams tienerzoon bij zijn Egyptische slavin Hagar, zijn halfbroertje te bespotten en de gek met hem te steken. Dit was niet zomaar een kinderruzie. Het was een kwaadaardige beschimping van een veel kleiner kind. De bijbel zegt dat Ismaël Isaäk werkelijk „ging vervolgen”. — Gal. 4:29.
Sara zag wat er gebeurde en was er helemaal niet mee ingenomen. Klaarblijkelijk ging het bij Ismaëls bespotting van Isaäk ook om de kwestie wie Abrahams bezittingen zou erven. Sara ging derhalve naar Abraham toe en zei: ’Zeg tegen Hagar en haar zoon dat zij moeten weggaan. Hij zal niet delen in de erfenis die mijn zoon Isaäk toebehoort.’
Abraham was hier ontdaan van. Hij wilde Ismaël niet wegsturen, omdat ook Ismaël zijn zoon was. God zei echter tot Abraham dat hij naar zijn vrouw Sara moest luisteren. Abraham voorzag Hagar en Ismaël derhalve van wat zij voor hun reis nodig hadden en zond hen weg. — Gen. 21:8-14.
Iemand die wordt vervolgd, kan troost putten uit dit bijbelse verslag over Isaäk. Waarom? Omdat er na verloop van tijd een eind werd gemaakt aan de beschimping door Ismaël. Jehovah God zag erop toe dat Abraham handelend optrad om de oorzaak van het probleem uit zijn gezin te verwijderen. Zo zal God ook in deze tijd nooit toelaten dat u meer moet lijden dan u kunt dragen. Hij zal u de kracht geven om te volharden of erop toezien dat de oorzaak van het probleem uiteindelijk wordt weggenomen. — 1 Kor. 10:13.