Jezus’ leven en bediening
Nikodémus krijgt onderricht
ALS Jezus in 30 G.T. het Pascha bijwoont, verricht hij veel opmerkelijke tekenen of wonderen. Het gevolg is dat heel wat mensen geloof in hem stellen. Nikodémus, een lid van het Sanhedrin, de joodse Hoge Raad, is onder de indruk en wil er meer van weten. Daarom brengt hij ’s nachts, als het donker is, een bezoek aan Jezus. Waarschijnlijk is hij bang dat hij bij andere joodse leiders een slechte naam zal krijgen als hij gezien wordt.
„Rabbi,” zegt hij, „wij weten dat gij van God zijt gekomen als leraar, want niemand kan die tekenen verrichten welke gij verricht, indien God niet met hem is.” Jezus geeft Nikodémus ten antwoord dat iemand „wederom geboren” moet worden om het koninkrijk van God binnen te kunnen gaan.
Maar hoe kan iemand wederom geboren worden? „Kan hij soms voor een tweede maal in de schoot van zijn moeder gaan en geboren worden?” vraagt Nikodémus.
Neen, dat betekent wederom geboren worden niet. „Indien iemand niet uit water en geest wordt geboren,” legt Jezus uit, „kan hij het koninkrijk Gods niet binnengaan.” Toen Jezus gedoopt werd en er heilige geest op hem neerdaalde, werd hij daardoor geboren „uit water en geest”. Doordat God tegelijkertijd vanuit de hemel verklaarde: ’Dit is mijn Zoon, die ik heb goedgekeurd’, maakte hij bekend dat hij een geestelijke Zoon had voortgebracht die het vooruitzicht had het hemelse Koninkrijk binnen te gaan. Later, tijdens het pinksterfeest van 33 G.T., ontvingen andere gedoopten de heilige geest en werden op die manier eveneens wederom geboren als geestelijke zonen van God.
Maar de rol die Gods speciale menselijke Zoon vervult, is van het allergrootste belang. „Zoals Mozes in de wildernis de slang heeft omhooggeheven,” zegt Jezus tegen Nikodémus, „zo moet ook de Zoon des mensen worden omhooggeheven, opdat een ieder die in hem gelooft, eeuwig leven zal hebben.” Ja, net zoals destijds de Israëlieten die door giftige slangen gebeten waren naar de koperen slang moesten kijken om gered te worden, zo moeten alle mensen geloof oefenen in Gods Zoon om van hun stervende toestand gered te worden.
Om de nadruk te leggen op de liefdevolle rol die Jehovah hierbij vervult, zegt Jezus vervolgens tegen Nikodémus: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.” Zo maakt Jezus, slechts zes maanden na het begin van zijn bediening, hier in Jeruzalem duidelijk dat hij het middel is dat Jehovah God tot redding van de mensheid heeft gegeven. Johannes 2:23–3:21; Matthéüs 3:16, 17; Handelingen 2:1-4; Numeri 21:9.
◆ Wat was de aanleiding voor het bezoek van Nikodémus, en waarom kwam hij ’s nachts?
◆ Wat betekent het „wederom geboren” te worden?
◆ Hoe illustreerde Jezus de rol die hij bij onze redding vervult?