„Ik heb het geloof bewaard”
ZOALS VERTELD DOOR VRIENDEN VAN BRUNELLA INCONDITI
„ZATERDAG was een vreselijk lange en eenzame dag. Ik was helemaal alleen in de kamer en voelde me wanhopig. Het was alsof ik door een gang liep. Alles ging goed, en plotseling sloeg iemand de deur voor mijn neus dicht, en er was geen uitweg, wat ik ook probeerde.”
Een bittere teleurstelling drukte zwaar op de vijftienjarige Brunella Inconditi. De belangrijkste dag in haar jonge leven gleed voorbij. Eerder dat jaar had haar groeiende liefde voor Jehovah en de bijbel haar ertoe bewogen haar leven aan hem op te dragen. In juli 1990 zou zij op het „Zuivere taal”-districtscongres van Jehovah’s Getuigen in Montreal (Canada) gedoopt worden. In plaats daarvan zou Brunella al gauw een geloofsbeproeving ondergaan die de rest van haar leven zou voortduren.
Twee dagen voordat zij haar opdracht door middel van de waterdoop zou symboliseren, kreeg Brunella te horen dat zij leukemie had. De artsen in het plaatselijke kinderziekenhuis wilden meteen met de behandeling beginnen, dus bleef Brunella in het ziekenhuis.
Haar eigen woorden ontroeren de artsen
Brunella wist dat bloed heilig is voor Jehovah God (Leviticus 17:11). Haar ouders, Edmondo en Nicoletta, hadden bedongen dat er geen bloedtransfusies bij de behandeling van hun dochter te pas zouden komen. „Brunella wilde dat de artsen het ook uit haar mond hoorden, ook al was zij minderjarig”, vertelt haar vader. „Ze zei vastberaden tegen hen dat zij geen behandeling wilde die in strijd zou zijn met het bijbelse gebod ’zich te onthouden van bloed’.” — Handelingen 15:20.
Op 10 juli 1990 hadden drie artsen en een maatschappelijk werkster een bespreking met Brunella’s ouders en twee bedienaren van de plaatselijke gemeente van Jehovah’s Getuigen. Onderzoeken hadden bevestigd dat Brunella acute lymfoblastische leukemie had. De artsen zetten hun plan om de ziekte te bestrijden uiteen. Zij vertelden tactvol dat de ziekte heel moeilijk te behandelen was. „Brunella’s gedrag en haar vastbeslotenheid om God te gehoorzamen, had de artsen en de maatschappelijk werkster ontroerd. Zij waren onder de indruk van de liefde van haar ouders en de steun van broeders en zusters uit de christelijke gemeente. Zij hadden ook waardering voor de wijze waarop wij begrip en respect hadden voor hun positie”, herinnert een van de gemeenteouderlingen zich.
De artsen namen zich voor bloedtransfusies te vermijden. Brunella zou een uitgebreide chemotherapie krijgen, maar die behandeling zou minder agressief zijn dan gewoonlijk. Dit zou de door de behandeling veroorzaakte schade aan haar bloedcellen beperken. „De artsen hielden rekening met Brunella’s lichamelijke, emotionele en geestelijke behoeften”, legt Nicoletta uit. „Toen wij hun vroegen een specialist te raadplegen die ervaring had met bloedloze behandeling van leukemie bij kinderen, stemden zij erin toe.” Er ontwikkelde zich een hartelijke band van genegenheid tussen Brunella en het ziekenhuispersoneel.
Geestelijke doeleinden
Hoewel er bij de eerste behandeling enkele goede resultaten werden geboekt, was dat nog maar het begin van Brunella’s beproeving. In november 1990 trad er een tijdelijke verbetering in, dus werd zij zonder uitstel gedoopt. Nadenkend over de voorgaande paar maanden gaf Brunella toe: „Het was helemaal niet gemakkelijk. Je hebt heel veel kracht nodig, en je moet positief denken. . . . Mijn geloof werd op de proef gesteld, maar ik bleef standvastig, en ik ben nog steeds van plan de gewone pioniersdienst [volle-tijddienst] tot mijn loopbaan te maken.”
Vroeg in 1991 ging Brunella’s toestand achteruit. Zij stierf bijna tijdens de chemotherapie, maar tot ieders verbazing en grote vreugde herstelde zij. In augustus voelde zij zich goed genoeg om die maand in de hulppioniersdienst te staan. Haar toestand verslechterde opnieuw, en in november 1991 was haar lichaam op verschillende plaatsen aangetast door kanker. Een team van artsen in een ander ziekenhuis begon haar met bestralingstherapie te behandelen.
Zelfs onder zulke moeilijke omstandigheden bleef Brunella standvastig en stelde zich geestelijke doeleinden. Toen zij voor het eerst hoorde dat zij leukemie had, werd haar verteld dat zij misschien nog maar zes maanden te leven had. Nu, bijna anderhalf jaar later, maakte Brunella nog altijd plannen voor de toekomst. „Zij werkte zonder tijd te verspillen in de richting van haar doeleinden”, merkte een gemeenteouderling op. „Brunella’s geloof in Gods beloofde paradijs schraagde haar tijdens haar hele beproeving. Zij groeide naar christelijke rijpheid hoewel zij jong van jaren was. Haar gedrag en houding inspireerde de gemeente en won het hart van degenen die haar kenden, met inbegrip van het ziekenhuispersoneel.” Haar moeder vertelt: „Zij klaagde nooit. Wanneer iemand haar vroeg hoe zij zich voelde, zei ze altijd: ’Prima’, of: ’Niet slecht, en hoe gaat het met jou?’”
Een zekere toekomst
Brunella maakte plannen om in juli 1992 het „Lichtdragers”-districtscongres van Jehovah’s Getuigen bij te wonen. Maar vlak voordat het congres aanbrak, werd Brunella in het ziekenhuis opgenomen, en haar leven liep ten einde. Toch bezocht zij het congres in een rolstoel, vastbesloten het drama Doen wat recht is in Jehovah’s ogen te zien.
Zij bracht de laatste paar dagen van haar leven weer thuis bij haar familie door. „Tot op het laatst bekommerde zij zich meer om anderen dan om zichzelf”, zegt Nicoletta. „Zij moedigde hen dan aan de bijbel te bestuderen, en zei tegen hen: ’Wij zullen samen in het Paradijs zijn.’”
Brunella stierf op 27 juli 1992, overtuigd van haar hoop op een opstanding tot leven in het paradijs op aarde. Zij was er nog maar net mee begonnen haar doeleinden na te streven, maar zij maakte plannen om haar loopbaan als opgedragen christen na haar opstanding voort te zetten. Slechts een paar dagen voordat zij stierf, schreef Brunella de volgende brief, die op haar begrafenis werd voorgelezen.
„Lieve vrienden,
Bedankt dat jullie gekomen zijn. Jullie aanwezigheid betekent heel veel voor mijn familie.
Voor degenen die mij na stonden: Wij hebben veel doorgemaakt. Wij hebben veel slechte tijden gekend, maar er waren ook leuke tijden bij. Het was een zware en lange strijd, maar ik heb niet het gevoel dat ik heb gefaald. Zoals in de Schrift staat: ’Ik heb de voortreffelijke strijd gestreden, ik heb de loopbaan tot het einde gelopen, ik heb het geloof bewaard.’ — 2 Timotheüs 4:7.
Ik heb ook veel geleerd, en ik ben veel gegroeid, en mijn broeders en zusters en de personen in mijn omgeving hebben de verandering gezien. Ik wil al de mensen bedanken die mij hun steun hebben gegeven.
Degenen die in het nieuwe samenstel en in Jehovah geloven, weten dat er een opstanding zal zijn, zoals in Johannes 5:28, 29 staat. Blijf dus sterk in de waarheid, dan zullen wij elkaar kunnen terugzien.
Ik wil de mensen bedanken die weten wat ik heb doorgemaakt. Ik geef jullie allemaal een dikke knuffel en een zoen. Ik hou van jullie allemaal.”
Brunella liet niet toe dat haar opdracht aan God op de lange baan werd geschoven door haar jonge leeftijd of haar ziekte. Haar voorbeeld van geloof en vastberadenheid moedigt zowel jong als oud ertoe aan alles af te leggen wat hen ervan zou kunnen weerhouden de wedloop des levens te lopen. — Hebreeën 12:1.