Wie is werkelijk onberispelijk?
1 Toen Paulus goedkeurend schreef over die broeders die ’een opzienersambt trachten te verkrijgen’, herinnerde hij Timótheüs aan het volgende: ’De opziener moet onberispelijk zijn’ (1 Tim. 3:1, 2). Dit wordt echter niet alleen van opzieners verwacht. In ditzelfde bijbelboek wordt er ook bij andere leden van de gemeente op aangedrongen onberispelijk te zijn (1 Tim. 5:7). Wat wil het precies zeggen onberispelijk te zijn?
2 Het punt waar het om gaat, is dat wij allen dienen te begrijpen dat ons gedrag niet louter een persoonlijke aangelegenheid is. Wat wij doen werpt een bepaald licht op ons gezin, de gemeente en de naam van God. Wij dienen ons te gedragen op een wijze waardoor Jehovah en zijn volk geëerd worden. Wij dienen niet slechts over juist gedrag te spreken, maar een ieder van ons behoort „een voorbeeld van voortreffelijke werken” te zijn (Tit. 2:6, 7). Maar ook al is men dat, toch kan het zijn dat sommige mensen dat wat iemand doet verkeerd opvatten en aanmerkingen maken, evenals leden van de joodse gemeente dat ten aanzien van Jezus deden (Luk. 7:34, 35). De gedachte in Paulus’ vermaning is echter dat er geen geldige beschuldiging tegen de persoon ingebracht kan worden.
3 Natuurlijk is niemand van ons zondeloos. Bij een onderzoek kan worden aangetoond dat wij allemaal tekortkomingen hebben; wij allen missen het doel (1 Joh. 1:8). Maar wij dienen niet op enigerlei ernstige wijze in gebreke te blijven aan de vereisten van Gods Woord te voldoen, zodat wij terechtgewezen zouden moeten worden. (Zie Galáten 5:19-21.) Wij dienen oprecht te pogen in alle aangelegenheden van het leven bijbelse beginselen toe te passen. Kan dat van jou gezegd worden? Is dit zo bij jou thuis en in de omgang met je familieleden? Is dit zo op je werk en ook in je ontspanning? Is jouw levenswijze van dien aard dat anderen beseffen dat je een navolger van Christus bent? — Zie 1 Kor. 11:1.
4 Als wij Christus navolgen, moeten wij niet alleen aandacht schenken aan de activiteiten waaraan wij deelnemen, maar ook aan de geest die wij aan de dag leggen. Toen de apostel Paulus een brief schreef aan de gemeente te Filippi, met inbegrip van de opzieners en dienaren in de bediening, beklemtoonde hij derhalve de noodzaak in het volgende opzicht navolgers van Christus te zijn, namelijk: ’niets uit twistgierigheid of egotisme te doen, maar met ootmoedigheid des geestes de anderen superieur aan uzelf te achten.’ — Fil. 1:1; 2:1-8.
5 Maar als iemand dit nu niet doet? Er zijn mensen die zo’n geprononceerde eigen mening hebben dat anderen heel vaak niet met hen kunnen redeneren. Wanneer zo iemand aan een gesprek deelneemt, is hij gespannen en geeft anderen zonder meer de indruk dat hij een woordenstrijd tegen zijn broeders levert. Omdat hij te veel van zichzelf denkt, is hij geneigd de meningen van anderen met minachting te bezien. Bijgevolg leiden zijn opmerkingen gemakkelijk tot een scherpe verdeeldheid over de kwesties die ter sprake zijn, in plaats van ertoe bij te dragen dat men het met elkaar eens wordt. Natuurlijk uit niet iedereen zich op dezelfde wijze. Sommigen spreken krachtiger dan anderen. Ruzies en verdeeldheid worden door Gods Woord evenwel tot de „werken van het vlees” gerekend (Gal. 5:19, 20). Een ieder die dergelijke dingen beoefent, is niet onberispelijk.
6 In de tekst die in 1 Timótheüs 5:7 opgetekend staat, en waarnaar reeds eerder verwezen is, zei Paulus dat ware christenen onberispelijk behoren te zijn in de wijze waarop zij voor weduwen zorgen die nauw aan hen verwant zijn. Maar natuurlijk is dezelfde hoge maatstaf op ieder aspect van ons leven van toepassing, niet waar? Ongeacht wat de wereld om ons heen doet, wij allen dienen onberispelijk te zijn. Op welke wijze? Door ’het woord des levens stevig vast te houden’ en het altijd in woord en gedrag voor te staan. — Fil. 2:14-16.