Help je broeders prediken
1 Uit de berichten van de presiderende opzieners over de activiteit in het afgelopen dienstjaar blijkt dat een aantal verkondigers inactief zijn geworden in het ons door God toebedeelde predikings- en onderwijzingswerk, terwijl anderen ongeregeld in de velddienst zijn.
2 Hoe komt het dat sommigen zijn afgedreven of erin verslapt zijn de waarheid met anderen te delen? Vanwege verdrukking of vervolging? Vanwege de zorg van dit samenstel van dingen of de bedrieglijke kracht van de rijkdom? (Matth. 13:18-23) Wat kunnen wij doen ten einde onze broeders in geestelijk opzicht te helpen?
3 Als sommigen in jouw gemeente inactief in de velddienst zijn, en misschien zelfs verzuimen de vergaderingen van Gods volk te bezoeken, wat kun je dan doen om hen te helpen? Ga naar hen toe met een liefdevolle en behulpzame geest; probeer door hen aan het spreken te krijgen, de oorzaak van hun geestelijke probleem vast te stellen. Onze broeders helpen — wat tevens omvat voor degenen te zorgen die afdrijven of aanmoediging nodig hebben — is een essentieel onderdeel van onze dienst voor God (Matth. 18:12-14; Hand. 11:23). Het is wellicht mogelijk hen te helpen hun actieve aanbidding van God te hervatten.
4 Alle ouderlingen en dienaren in de bediening die als boekstudieleider dienst doen, moeten een open oog hebben voor de geestelijke behoeften van een ieder in hun groep. Het van tijd tot tijd doorkijken van de verkondigersberichtskaarten zal hen in staat stellen op te merken of iemands velddienst bepaalde tendensen begint te vertonen. Wanneer een persoon hulp of assistentie nodig heeft, dient de studieleider persoonlijke aandacht aan hem te schenken of de hulp van een ervaren verkondiger in te roepen.
5 Als het probleem nalatigheid in het rapporteren van velddienst is, stel dan een grotere krachtsinspanning in het werk om hen ertoe aan te moedigen de velddienstrapporten nauwkeurig en prompt in te leveren. Maak er tegen het eind van de maand op de boekstudie melding van en zorg ervoor dat daar velddienstrapporten beschikbaar zijn. Door er rechtstreeks toe aan te moedigen en er regelingen voor te treffen persoonlijk met degenen die ongeregeld zijn geworden in de velddienst te staan, kunnen ouderlingen, dienaren in de bediening en andere verkondigers wellicht velen helpen hun vreugde en voldoening in het doen van de goddelijke wil te herwinnen.
6 Ook de kring- en districtsopzieners zullen tijdens hun bezoek meer van hun tijd benutten om inactieve en ongeregelde verkondigers te helpen. In het begin van de week zal de reizende broeder nagaan hoeveel hulp er in de afgelopen paar maanden verleend is en hoe er momenteel hulp wordt geboden. Hij zal doen wat hij kan om tijdens zijn bezoek behulpzaam te zijn, alsook met de ouderlingen regelingen bespreken voor extra zorg en aandacht wanneer dit na zijn vertrek nodig mocht zijn.
7 Vergeet nooit dat wij „het goede [moeten] doen jegens allen, maar vooral jegens hen die aan ons verwant zijn in het geloof”. — Gal. 6:9, 10.