Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • km 8/92 blz. 3-4
  • Positieve stappen in de richting van verdere vooruitgang

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Positieve stappen in de richting van verdere vooruitgang
  • Onze Koninkrijksdienst 1992
  • Vergelijkbare artikelen
  • Nieuwere verkondigers helpen
    Onze Koninkrijksdienst 1986
  • Vind je het belangrijk om geestelijk te groeien?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2016
  • Nieuwelingen helpen een aandeel te hebben aan de Koninkrijkstoename
    Onze Koninkrijksdienst 1984
  • Blijf geestelijke vorderingen maken!
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1998
Meer weergeven
Onze Koninkrijksdienst 1992
km 8/92 blz. 3-4

Positieve stappen in de richting van verdere vooruitgang

1 De meesten van ons zullen onderhand wel het Jaarboek 1992 hebben uitgelezen. Toen wij hoorden dat er in 1991 over de hele wereld een hoogtepunt van meer dan vier en een kwart miljoen Koninkrijksverkondigers in 211 landen was — een toename van 6,5 procent — waren wij opgetogen van vreugde! De Koninkrijkstoename die er nu over de hele wereld is, vormt beslist een treffend bewijs van de vervulling van Jesaja 2:2-4 en Micha 4:1-4.

2 Hoewel het bericht voor het dienstjaar 1992 nog niet volledig is, tonen de feiten duidelijk aan dat Jehovah dit dienstjaar met een opmerkelijke toename bekroont. De uitnodiging om zich bij onze enorme internationale broederschap aan te sluiten, wordt nog steeds verbreid. Uit de aanwezigenaantallen van de Gedachtenisviering en de districtscongressen blijkt dat miljoenen mensen zich openstellen voor de Koninkrijksboodschap. Afkomstig uit alle natiën, reageren zij gunstig op de geïnspireerde uitnodiging die luidt: „Komt, en laten wij opgaan naar de berg van Jehovah, naar het huis van de God van Jakob; en hij zal ons onderrichten omtrent zijn wegen, en wij willen zijn paden bewandelen.”

3 Wees vastbesloten vorderingen te maken: Jehovah’s organisatie gaat voorwaarts. Nu er zo veel nieuwelingen naar de berg van Jehovah’s ware aanbidding stromen, is het uitermate belangrijk dat een ieder positieve stappen doet in de richting van verdere geestelijke vooruitgang en er vervolgens naar streeft weer andere nieuwelingen te helpen hetzelfde te doen. Dat deze vooruitgang noodzakelijk is, valt op te maken uit de vermelding dat degenen die gunstig reageren op de uitnodiging om op te gaan naar Jehovah’s berg, tot anderen zeggen: „Komt!” De apostel Johannes beschreef in Openbaring 22:17 iets soortgelijks: „En de geest en de bruid blijven zeggen: ’Kom!’ En laat een ieder die het hoort, zeggen: ’Kom!’”

4 Jezus liet zien hoe deze uitnodiging gegeven moet worden. Wanneer mensen gunstig op zijn onderwijs reageerden, nodigde hij hen uit een aandeel te hebben aan zijn bediening en onderwees hij hen hoe zij dit moesten doen (Matth. 4:19; 10:5-7, 11-14). Zijn discipelen leerden de doeltreffende methoden die hij gebruikte door hem te vergezellen en te observeren hoe hij de dingen deed. Vervolgens verrichtten zij hun bediening overeenkomstig zijn voorbeeld. Zij leerden zijn methoden zo goed dat hun vrijmoedige getuigenis de aandacht van tegenstanders trok, die duidelijk herkenden dat zij discipelen van Jezus waren. In Handelingen 4:13 staat: „Toen zij nu zagen hoe vrijuit Petrus en Johannes spraken . . . gingen [zij] hen herkennen als personen die met Jezus waren geweest.”

5 Voordat Jezus naar de hemel terugkeerde, gaf hij zijn discipelen de opdracht de christelijke bediening voort te zetten door nieuwe discipelen te maken en hen te onderwijzen net zoals zij zelf onderwezen waren. In Mattheüs 28:19, 20 gaf Jezus de opdracht: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, . . . leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb.” En om aan te geven dat hij bedoelde dat dit helemaal tot in onze tijd zou voortduren, voegde hij er de verzekering aan toe: „Ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen.”

6 De ware discipelen van Jezus Christus hebben niet nagelaten zijn instructies om nieuwe discipelen alles te leren wat hij heeft geboden, op te volgen. De opmerkelijke groei in de wereldwijde gemeente van Jehovah’s Getuigen vereist echter dat wij de speciale behoeften in aanmerking nemen van pasgedoopte leden van de gemeente en ongedoopte verkondigers, alsook van mensen die de bijbel met ons bestuderen en die misschien met enige regelmaat de gemeentevergaderingen beginnen te bezoeken.

7 Aan het begin van het dienstjaar 1992 was ongeveer één op de negen verkondigers nog maar één jaar actief in de bediening. Verder predikte één op de zes verkondigers drie jaar of korter; en één op de vier had niet langer dan vijf jaar een aandeel aan de bediening gehad. Hoewel veel nieuwelingen fijne vorderingen hebben gemaakt sinds zij leden van de gemeente zijn geworden, zou verdere hulp in bepaalde aspecten er ongetwijfeld toe bijdragen hun geestelijke vooruitgang te bespoedigen.

8 In Hebreeën 6:1 worden allen aangemoedigd ’tot rijpheid voort te gaan’. Christelijke rijpheid gaat veel verder dan slechts een velddienstrapport inleveren. Het behelst vorderingen maken in persoonlijke studie en geregeld vergaderingbezoek, en ook in ijverige deelname aan de velddienst. Anderen helpen tot een kennis van de waarheid te komen teneinde gered te worden, is er ook bij betrokken. Wij moeten eraan werken onze bekwaamheden in het ’redeneren aan de hand van de Schrift’ te verbeteren (Hand. 17:2). Tot rijpheid voortgaan kost tijd, en het hangt in grote mate af van onze godvruchtige toewijding en het opdoen van praktische ervaring in het veld. Hoewel wij de diepte van onze godvruchtige toewijding zelf in de hand hebben, is het de weg der wijsheid ons bij het opdoen van praktische ervaring door andere, rijpe broeders en zusters te laten helpen. Wij kunnen van hun ervaring leren, vooral in de velddienst. Het is niet nodig om alles zelf met vallen en opstaan te leren.

9 Hulp voor degenen die het aan ervaring ontbreekt: Het patroon voor het bieden van hulp werd bij het begin van de christelijke gemeente verschaft. Jezus gaf zijn discipelen instructies (Mark. 3:14; Luk. 9:1; 10:1). Op hun beurt onderwezen zij weer anderen. Timotheüs ontving speciale aanmoediging en hulp van de apostel Paulus, en de discipel Apollos maakte vorderingen met de persoonlijke hulp van de meer ervaren Aquila en Priskilla (Hand. 18:24-27; 1 Kor. 4:17). Rijpe leden van de christelijke gemeente in deze tijd volgen zulke voorbeelden na door de minder ervarenen, vooral nieuwelingen en jongeren, te onderwijzen en aan te moedigen. Het is zoals Romeinen 15:1, 2 zegt: „Wij evenwel die sterk zijn, behoren de zwakheden te dragen van hen die niet sterk zijn.”

10 Ouders zijn verantwoordelijk voor het nemen van positieve stappen om hun kinderen te helpen in geestelijk opzicht vorderingen te maken. Dit omvat gezinsstudie, de kinderen leren hoe zij persoonlijk moeten studeren, het geregeld bezoeken van en deelnemen aan de vergaderingen en de kinderen ervaring laten opdoen in het toepassen van wat zij leren (Ef. 6:4; 1 Tim. 5:8). Vooral gemeenteboekstudieleiders dienen de leiding te nemen in het treffen van regelingen om allen in hun boekstudie en velddienstgroep te helpen in geestelijk opzicht vorderingen te maken. De dienstopziener en andere ouderlingen, alsook dienaren in de bediening en andere gemeenteleden, kunnen eveneens helpen.

11 Verschaf wat nodig is: Er is misschien slechts bij een bepaald aspect van de christelijke activiteit hulp nodig, bijvoorbeeld bij persoonlijke studie. De een kan suggesties nodig hebben om een praktisch studieschema uit te werken. Een ander heeft wellicht hulp nodig om zich voor te bereiden op het geven van commentaren of op toewijzingen. Weer anderen moeten misschien leren hoe zij bijbelse onderwerpen kunnen nazoeken.

12 Veel nieuwelingen hebben in de velddienst hulp nodig. Een verkondiger wil misschien doeltreffender worden in het van-huis-tot-huiswerk, het brengen van nabezoeken of het oprichten en leiden van een bijbelstudie. Enkele oefenperiodes waarbij de in het Redeneren-boek of Onze Koninkrijksdienst voorgestelde inleidingen en aanbiedingen worden gebruikt, kunnen voldoende zijn. Bij andere gelegenheden gaat het misschien alleen maar om suggesties voor een praktisch velddienstschema en hulp om zich eraan te houden. Door een vaste afspraak te maken om te werken met iemand die hulp nodig heeft, zal hij of zij in staat zijn vorderingen te maken in de richting van specifieke doeleinden.

13 Gods Woord moedigt ons aan onze geestelijke vooruitgang aan anderen openbaar te laten zijn. Dit was de raad die Paulus aan zijn medewerker Timotheüs schreef (1 Tim. 4:15). In overeenstemming met die aanmoediging beklemtoonde de apostel de noodzaak onszelf te oefenen om een ’wedloop’ te lopen of met succes een geestelijke oorlog te voeren (1 Kor. 9:24-27; 2 Kor. 10:5, 6). Wij dienen alles wat wij over Gods wil leren, snel toe te passen, zodat mensen die ons gadeslaan, in ons levende voorbeelden van waar christelijk geloof zullen zien. Evenzo dienen wij vorderingen te maken in de kunst anderen te leren opgedragen discipelen van Jezus Christus te worden. — Jak. 1:22-25; 1 Tim. 4:12-16.

14 Vooruitgang omvat volharding onder beproevingen: Zelfs Jezus Christus heeft waardevolle lessen geleerd uit de dingen die hij heeft geleden (Hebr. 5:8). Dat kunnen wij ook. Er worden derhalve meer geestelijke vorderingen gemaakt als wij het positieve standpunt innemen dat in Jakobus 1:2, 3 wordt aanbevolen: „Beschouwt het een en al vreugde, mijn broeders, wanneer u velerlei beproevingen overkomen, daar gij weet dat deze beproefde hoedanigheid van uw geloof volharding bewerkt.” Of wij daarom het hoofd moeten bieden aan de uitdaging van een chronische ziekte, economische moeilijkheden, leven in een verdeeld huisgezin, tegenstand in het gebied of hoeveel andere ongunstige omstandigheden maar ook, wij hebben Jehovah’s verzekering dat wij met zijn hulp kunnen overwinnen en in onze aanbidding van hem vorderingen kunnen blijven maken (1 Kor. 10:13; 2 Kor. 12:9; 1 Petr. 5:8-11). Succes wordt bereikt door onder alle omstandigheden standvastig te blijven, ’de heilige uitspraken Gods te spreken en te dienen als afhankelijk van de door God verschafte sterkte, opdat in alle dingen God verheerlijkt wordt door bemiddeling van Jezus Christus’. — 1 Petr. 4:11.

15 Aanvaard hulp om verdere vooruitgang te maken: Als je iemand bent die hulp nodig heeft om in geestelijk opzicht verdere vorderingen te maken, wees dan bereid van een meer ervaren gemeentelid hulp te aanvaarden. Zelfs als niemand je benaderd heeft om hulp aan te bieden, moet je je niet door verlegenheid laten beroven van de gelegenheid hulp te ontvangen. Vraag om hulp. Voel je vrij de hulp in te roepen van welke ervaren persoon maar ook in de gemeente. Of je kunt je gemeenteboekstudieleider, de dienstopziener of een van de andere ouderlingen om noodzakelijke hulp vragen. — Vergelijk Genesis 32:26; Mattheüs 7:7, 8.

16 Het is beslist een schitterend voorrecht deel uit te maken van de steeds groter wordende internationale „grote schare” die naar Jehovah’s berg van ware aanbidding stroomt (Openb. 7:9). Het is ook een voorrecht anderen uit te nodigen ons bij dit opgaan te vergezellen. Mogen wij er met oprechte waardering mee voortgaan positieve stappen in de richting van verdere vooruitgang te doen, onze geestelijke gezindheid op te bouwen en te doen wat wij kunnen om anderen te helpen samen met ons in Jehovah’s dienst vorderingen te maken.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen