Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • km 8/95 blz. 3-4
  • Ons gewillig aanbieden voor ieder goed werk

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Ons gewillig aanbieden voor ieder goed werk
  • Onze Koninkrijksdienst 1995
  • Vergelijkbare artikelen
  • Ons gewillig aanbieden
    Onze Koninkrijksdienst 1996
  • „Spant u krachtig in”!
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1972
  • ’Eerst het koninkrijk zoeken’
    Jehovah’s Getuigen — Verkondigers van Gods koninkrijk
  • Manieren om je dienst uit te breiden
    Georganiseerd om Jehovah’s wil te doen
Meer weergeven
Onze Koninkrijksdienst 1995
km 8/95 blz. 3-4

Ons gewillig aanbieden voor ieder goed werk

1 Een wereldse publikatie merkte ten aanzien van Jehovah’s Getuigen op: „Het zou moeilijk zijn om in welke andere groepering maar ook mensen te vinden die zo veel voor hun religie doen als de Getuigen.” Waarom doen Jehovah’s Getuigen zo veel en met zo’n bereidwillige geest?

2 Eén reden is dat zij vervuld zijn van een gevoel van dringendheid. Jezus besefte dat de tijd die hij had om zijn werk op aarde te voleindigen, beperkt was (Joh. 9:4). Terwijl de verheerlijkte Zoon van God thans gaat onderwerpen te midden van zijn vijanden, beseffen Jehovah’s dienstknechten dat de tijd die zij hebben om hun werk te doen, beperkt is. Daarom blijven zij zich gewillig aanbieden voor heilige dienst (Ps. 110:1-3). Nu er meer werkers nodig zijn om de oogst binnen te halen, kunnen zij het niet kalmer aan gaan doen (Matth. 9:37, 38). Zij trachten dan ook Jezus na te volgen, die een volmaakt voorbeeld van bereidwilligheid en ijver in zijn werk heeft gegeven. — Joh. 5:17.

3 Nog een reden waarom Jehovah’s Getuigen met geheel hun ziel als voor Jehovah werken, is dat hun wereldomvattende organisatie anders is dan alle andere groeperingen. Het is typerend dat wereldse religieuze organisaties slechts een minimum aan tijd en inspanning van hun aanhangers verlangen. Wat zij geloven, heeft weinig of geen invloed op hun dagelijks leven, hun contacten met anderen of hun doel in het leven. Omdat zij de motiverende kracht van waar geloof missen, hebben zij er bij hun herders op aangedrongen ’vleiende dingen tot hen te spreken’ en hun te verzekeren dat hun symbolische krachtsinspanning voldoende is (Jes. 30:10). Hun geestelijken hebben gedienstig ’hun oren gekitteld’ en hen met een geest van apathie en geestelijke luiheid vervuld. — 2 Tim. 4:3.

4 Wat een contrast met Jehovah’s volk! Alles in verband met onze aanbidding brengt moeite, inspanning en werk met zich. Elke dag en bij alles wat wij doen, passen wij toe wat wij geloven. Hoewel de waarheid ons veel vreugde schenkt, kost het ons „veel strijd” om aan de vereisten ervan te voldoen. (Vergelijk 1 Thessalonicenzen 2:2.) De meeste mensen hebben er reeds hun handen vol aan zich te kwijten van de verantwoordelijkheden van het dagelijks leven. Maar wij laten niet toe dat deze zorgen ons ervan weerhouden de Koninkrijksbelangen op de eerste plaats te stellen. — Matth. 6:33.

5 Wat wij in Jehovah’s dienst moeten doen, is zo heilzaam en dringend dat wij ertoe worden bewogen tijd ’uit te kopen’ van andere bezigheden en die tijd nuttiger te besteden aan geestelijke zaken (Ef. 5:16). Het besef dat onze godvruchtige toewijding en bereidwillige geest Jehovah behagen, vormt voor ons de krachtigste aansporing om ons harde werk voort te zetten. Omdat wij thans rijke zegeningen ontvangen en het vooruitzicht op het toekomstige leven hebben, zijn wij vastbesloten ’hard te blijven werken en ons in te spannen’ voor de Koninkrijksbelangen. — 1 Tim. 4:10.

6 Toewijding en de geest van zelfopoffering: De meeste mensen in deze tijd stellen materiële behoeften en belangen boven al het andere. Zij vinden het volkomen gerechtvaardigd om zich te concentreren op wat zij zullen eten, drinken of aantrekken (Matth. 6:31). Niet tevreden met de noodzakelijke dingen worden zij gedreven door het doel nu ten volle van een goed leven te genieten en ’vele goede dingen te hebben opgelegd voor vele jaren, zodat zij hun gemak kunnen nemen en kunnen eten, drinken en vrolijk zijn’ (Luk. 12:19). De doorsneekerkganger vindt dat elke persoonlijke krachtsinspanning die zijn religie van hem verlangt, inbreuk maakt op zijn rechten. Het idee om een bepaald materialistisch streven te laten varen of zelfs maar in te dammen of een aangename interesse op te geven, stuit hem tegen de borst. Met zijn denken op zichzelf gericht, is het ontwikkelen van een geest van zelfopoffering onrealistisch en onpraktisch.

7 Wij bezien dit anders. Gods Woord heeft onze denkwijze verheven zodat wij Gods gedachten denken en niet die van mensen (Jes. 55:8, 9). Wij hebben doeleinden in het leven die uitstijgen boven vleselijke bezigheden. De rechtvaardiging van Jehovah’s soevereiniteit en de heiliging van zijn naam zijn de belangrijkste kwesties in het hele universum. Deze kwesties zijn van zo’n grote betekenis dat in vergelijking daarmee alle natiën „als iets [zijn] wat niet bestaat voor hem” (Jes. 40:17). Elke poging om een leven te leiden waarbij Gods wil wordt genegeerd, moet als dwaasheid worden beschouwd. — 1 Kor. 3:19.

8 Hoewel dus bepaalde materiële dingen nodig zijn en andere nuttig zijn om onze Koninkrijksactiviteiten te verrichten, bemerken wij dat deze niet werkelijk „de belangrijker dingen” zijn (Fil. 1:10). Wij houden vast aan de geest van 1 Timotheüs 6:8 door ons streven naar materiële belangen te beperken en wijselijk te trachten ons hart gericht te houden op ’de dingen die men niet ziet en die eeuwig zijn’. — 2 Kor. 4:18.

9 Hoe meer wij Gods gedachten denken, hoe minder bezorgd wij zijn over materiële dingen. Wanneer wij overdenken wat Jehovah reeds voor ons heeft gedaan en welke schitterende zegeningen hij voor de toekomst heeft beloofd, zijn wij bereid elk offer te brengen dat hij van ons vraagt (Mark. 10:29, 30). Wij danken ons hele bestaan aan hem. Zonder zijn barmhartigheid en liefde zouden wij ons nu niet in leven verheugen en helemaal geen toekomst hebben. Wij voelen ons gedrongen ons aan te bieden, aangezien alles wat wij in zijn dienst doen, ’is wat wij moeten doen’ (Luk. 17:10). Alles wat ons gevraagd wordt aan Jehovah terug te geven, delen wij blijmoedig, omdat wij weten dat wij ’overvloedig zullen oogsten’. — 2 Kor. 9:6, 7.

10 Er is nu behoefte aan bereidwillige werkers: Vanaf het allereerste begin trad er voor de christelijke gemeente een periode van intensieve activiteit in. Voorafgaand aan de omverwerping van Jeruzalem in 70 G.T. moest er een grondig getuigenis worden gegeven. Gedurende die periode hielden Jezus’ discipelen ’zich intensief bezig met het woord’ (Hand. 18:5). De snelle groei maakte het noodzakelijk meer evangeliepredikers en bekwame herders op te leiden en hun hulp in te roepen. Er was zowel behoefte aan mannen die ervaring hadden in het omgaan met wereldse autoriteiten als aan bekwame mannen die het opzicht konden voeren over het bijeenbrengen en verdelen van materiële dingen (Hand. 6:1-6; Ef. 4:11). Terwijl enkelen in een prominente positie dienden, bleven de meesten op de achtergrond. Maar zij ’spanden zich allen krachtig in’ en werkten van ganser harte samen om het werk gedaan te krijgen. — Luk. 13:24.

11 Hoewel er in de vele eeuwen daarna betrekkelijk weinig behoefte was aan krachtige activiteit op wereldomvattende schaal, ontstond er een grote opleving van Koninkrijksactiviteit toen Jezus in 1914 zijn Koninkrijksmacht aanvaardde. In het begin beseften maar weinigen dat de behoefte aan werkers voor Koninkrijksbelangen zo groot zou worden dat de hulp van miljoenen bereidwillige personen in landen over de hele wereld nodig zou zijn.

12 In deze tijd houdt de organisatie zich intensief bezig met een grote verscheidenheid van projecten die onze middelen tot het uiterste hebben belast. De Koninkrijksactiviteit vindt op grote schaal voortgang. De dringendheid van de tijd waarin wij leven, beweegt ons ertoe ons krachtig in te spannen en gebruik te maken van elk middel dat ons ter beschikking staat om het werk dat verricht moet worden tot stand te brengen. Nu het einde van het hele goddeloze samenstel van dingen zo nabij komt, verwachten wij nog meer intensieve activiteit in de dagen die voor ons liggen. Op iedere opgedragen dienstknecht van Jehovah wordt een beroep gedaan zich gewillig aan te bieden voor het dringende inzamelingswerk.

13 Wat moet er gedaan worden? Wij kunnen naar waarheid zeggen dat er ’volop te doen is in het werk van de Heer’ (1 Kor. 15:58). In veel gebieden is de oogst rijp, maar er zijn weinig werkers. Wij worden uitgenodigd ons deel te doen door niet alleen grondiger te prediken in heel ons eigen gebied, maar ook door de uitdaging aan te nemen om te dienen waar de behoefte groter is.

14 Het is prijzenswaardig te zien hoe Getuigen in alle delen van de wereld zich bereidwillig voor andere activiteiten aanbieden. Deze kunnen variëren van zich vrijwillig aanbieden voor de bouw van plaatsen van aanbidding, dienst verrichten op congressen en deelnemen aan hulpacties bij rampen, tot het op geregelde basis schoonmaken van de plaatselijke Koninkrijkszaal. In verband met laatstgenoemde activiteit moet er ook altijd voor gezorgd worden dat de Koninkrijkszaal na elke vergadering schoon en netjes wordt achtergelaten. Door karweitjes te verrichten die misschien als minderwaardig worden beschouwd, geeft men er blijk van een goed begrip te hebben van Jezus’ woorden in Lukas 16:10: „Wie getrouw is in het geringste, is ook getrouw in veel, en wie onrechtvaardig is in het geringste, is ook onrechtvaardig in veel.”

■ De activiteiten van de gemeente steunen: Hoewel elke gemeente als een deel van de organisatie in het algemeen functioneert en leiding ontvangt van „de getrouwe en beleidvolle slaaf”, bestaat ze uit individuele Koninkrijksverkondigers (Matth. 24:45). Wat er tot stand wordt gebracht, hangt grotendeels af van hoeveel iedere Getuige bereid en in staat is te doen. Het doel van de gemeente is het goede nieuws in het haar toegewezen gebied te prediken, nieuwe discipelen te maken en hen vervolgens geestelijk te sterken. Ieder van ons kan een aandeel hebben aan dit werk. Wij kunnen ons ook doeleinden stellen in verband met persoonlijke studie, zinvolle deelname aan de vergaderingen en hulp aan anderen binnen de gemeente die dit nodig hebben. Deze activiteiten bieden veel voortreffelijke gelegenheden om onze bereidwilligheid te tonen.

■ Het voortouw nemen in posities van opzicht: Jehovah heeft het toezicht over elke gemeente toevertrouwd aan de aangestelde ouderlingen ervan (Hand. 20:28). Dit zijn mannen die ernaar gestreefd hebben voor dit voorrecht in aanmerking te komen (1 Tim. 3:1). Vrijwel iedere broeder in de gemeente bezit enige mogelijkheden om voor grotere verantwoordelijkheden in aanmerking te komen. Veel broeders ontwikkelen zich geestelijk en moeten onder leiding van en met de liefdevolle hulp van de gemeenteouderlingen blijven groeien. Deze mannen dienen personen te zijn die de bijbel en onze publikaties ijverig bestuderen. Zij kunnen hun bereidwilligheid tonen door onderdanig te zijn aan de door de geest aangestelde ouderlingen, hun geloof na te volgen en de hoedanigheden te ontwikkelen die van opzieners worden verwacht. — Hebr. 13:7, 17.

■ De volle-tijddienst op zich nemen: De gemeente functioneert voornamelijk om het goede nieuws te prediken (Matth. 24:14). Wat is het een zegen wanneer ijverige personen hun krachtsinspanningen intensiveren door zich op te geven als pioniers! Dit betekent gewoonlijk dat zij in hun persoonlijke leven veranderingen moeten aanbrengen. Zij moeten wellicht nog meer veranderingen aanbrengen om in deze bijzondere tak van dienst te kunnen blijven. Maar degenen die aan dit voorrecht vasthouden in plaats van het na een jaar of zo wegens de een of andere tijdelijke ontmoediging op te geven, zullen beslist Jehovah’s rijke zegen ervaren. Liefdevolle ouderlingen en andere rijpe personen kunnen tot het succes van de pioniers bijdragen door hen in woord en daad aan te moedigen. Wat wordt er een voortreffelijke geest aan de dag gelegd door jongeren die meteen nadat zij van school komen in de pioniersdienst gaan! Hetzelfde kan gezegd worden van volwassenen die zich als gewone pionier opgeven zodra zij minder wereldse verplichtingen hebben. Wat schenkt het een opgedragen christen een voldoening wanneer hij zo samenwerkt met Jehovah om het inzamelingswerk te bespoedigen! — Jes. 60:22.

■ Deelnemen aan de bouw en het onderhoud van vergaderplaatsen: Er zijn letterlijk honderden moderne Koninkrijkszalen alsook vele congreshallen gebouwd. Het is verbazingwekkend dat bijna al het werk door onze broeders en zusters is gedaan die vrijwillig hun tijd en bekwaamheden hebben aangeboden (1 Kron. 28:21). Duizenden bereidwillige werkers houden deze faciliteiten in goede staat door de nodige karweitjes te verrichten (2 Kron. 34:8). Aangezien ook dit werk heilige dienst is, bieden de helpers zich gewillig aan, zonder vergoeding te vragen voor hun dienst in dit verband, net zomin als zij zouden verlangen betaald te worden om van huis tot huis te prediken, openbare lezingen in de gemeente te houden of met het werk op kringvergaderingen of congressen te helpen. Deze vrijwilligers bieden kosteloos hun diensten aan voor het ontwerpen en bouwen van plaatsen van aanbidding tot lof van Jehovah. Zij assisteren graag bij dingen als het opstellen van wettelijke documenten, het bijhouden van de boekhouding, het leggen van zakelijke contacten en het berekenen van de hoeveelheid benodigde materialen. Deze loyale dienstknechten van Jehovah maken de lasten van het project niet groter en proberen niet in enigerlei opzicht direct of indirect munt te slaan uit de diensten die zij verlenen, aangezien al hun gaven en middelen aan Jehovah zijn opgedragen. (Zie Onze Koninkrijksdienst van februari 1992, blz. 3, par. 10.) Voor deze activiteit zijn ijverige werkers nodig die hun dienst ’met geheel hun ziel als voor Jehovah’ verrichten. — Kol. 3:23.

15 Wat maakt de bereidwilligheid van Jehovah’s volk dus uniek? Het is de geest van geven. Hun edelmoedige geven omvat meer dan geld of materiële dingen — zij ’bieden zichzelf gewillig aan’ (Ps. 110:3). Dit is de essentie van onze opdracht aan Jehovah. Wij worden op een bijzondere wijze beloond. Wij zijn „gelukkiger” en wij ’oogsten overvloedig’ omdat wat wij doen, wordt gewaardeerd door anderen, die op hun beurt weer aan ons geven (Hand. 20:35; 2 Kor. 9:6; Luk. 6:38). Onze grootste Weldoener is onze hemelse Vader, Jehovah, die „een blijmoedige gever lief[heeft]” (2 Kor. 9:7). Hij zal ons honderdvoudig terugbetalen, met eeuwigdurende zegeningen (Mal. 3:10; Rom. 6:23). Dus wanneer jou voorrechten in Jehovah’s dienst worden geboden, zul je je dan gewillig aanbieden en net als Jesaja antwoorden: „Hier ben ik! Zend mij”? — Jes. 6:8.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen