7 Toen zeiden de dienaren van de farao tegen hem: ‘Hoelang zal deze man nog ellende* over ons brengen? Laat die mannen gaan om Jehovah, hun God, te aanbidden. Beseft u nog niet dat Egypte geruïneerd is?’
7 Daarna zeiden Farao’s dienaren tot hem: „Hoe lang zal deze man een strik voor ons blijken te zijn?+ Zend de mannen heen, opdat zij Jehovah, hun God, mogen dienen. Weet gij nog niet dat Egy̱pte te gronde gericht is?”+