26 Ze zei: ‘Neem me niet kwalijk, mijn heer. Zo zeker als u leeft,* mijn heer, ik ben de vrouw die hier op deze plek bij u stond om tot Jehovah te bidden.+
26 Daarop zei zij: „Neem mij niet kwalijk, mijn heer! Bij het leven van uw ziel,+ mijn heer, ik ben de vrouw die op deze plaats bij u stond om tot Jehovah te bidden.+