5 Toen zag Jehovah hoe groot de slechtheid van de mensen op aarde was en dat hun gedachten en de verlangens* van hun hart altijd alleen maar slecht waren.+
5 Dientengevolge zag Jehovah dat de slechtheid van de mens overvloedig was op de aarde en dat elke neiging+ van de gedachten van zijn hart te allen tijde* alleen maar slecht was.+