13 Vervolgens zei Hij tegen Abram: ‘Je moet weten dat je nakomelingen* vreemdelingen zullen worden in een land dat niet van hen is, en dat ze daar slaven zullen worden en 400 jaar lang slecht behandeld zullen worden.+
13 Toen zei hij tot A̱bram: „Gij kunt voorzeker weten dat uw zaad een inwonende vreemdeling zal worden in een land dat niet het hunne is,+ en zij zullen hen moeten dienen, en dezen zullen hen stellig kwellen, vierhonderd jaar lang.+