34 Toen Esau de woorden van zijn vader hoorde, begon hij heel luid en verbitterd te schreeuwen. Hij zei tegen zijn vader: ‘Zegen mij, vader, zegen ook mij!’+
34 Toen E̱sau de woorden van zijn vader hoorde, brak hij in een buitengewoon luid en bitter geschreeuw los en zei tot zijn vader:+ „Zegen mij, ja, ook mij, mijn vader!”+