31Na een tijdje hoorde hij dat de zonen van Laban zeiden: ‘Jakob heeft alles genomen wat van onze vader was. Hij is rijk geworden van de bezittingen van onze vader.’+
31Na verloop van tijd kreeg hij de woorden van de zonen van La̱ban te horen, die zeiden: „Ja̱kob heeft alles genomen wat onze vader toebehoorde; en uit hetgeen onze vader toebehoorde, heeft hij al deze rijkdom opgehoopt.”+