14 God zei tegen Mozes: ‘Ik zal worden wat ik wil* worden.’*+ En hij voegde eraan toe: ‘Dit moet je tegen de Israëlieten zeggen: “‘Ik zal worden’ heeft me naar jullie toe gestuurd.”’+
14 Hierop zei God tot Mo̱zes: „IK ZAL BEWIJZEN TE ZIJN WAT IK ZAL BEWIJZEN TE ZIJN.”*+ En hij voegde eraan toe: „Dit dient gij tot de zonen van I̱sraël te zeggen: ’IK ZAL BEWIJZEN TE ZIJN heeft mij tot U gezonden.’”+