26 Uit de mand met ongezuurd brood, die vóór Jehovah stond, nam hij één ongezuurd ringvormig brood,+ één ringvormig brood dat met olie bereid was+ en één platte koek. Hij legde die op de vette stukken en de rechterpoot.
26 En uit de mand met ongezuurde broden, die voor het aangezicht van Jehovah stond, nam hij één ongezuurde ringvormige koek+ en één ringvormige geoliede broodkoek+ en één wafel.+ Vervolgens plaatste hij ze op de vette stukken en de rechterpoot.