6 ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Als een man of een vrouw een van de zonden begaat die mensen eigen zijn en daarmee ontrouw aan Jehovah wordt, laadt die persoon* schuld op zich.+
6 „Spreek tot de zonen van I̱sraël: ’Wat een man of een vrouw betreft, ingeval zij welke van al de zonden der mensen ook bedrijven door een daad van ontrouw tegen Jehovah te begaan, dan is die ziel schuldig geworden.+