6 en ook niet wat hij met Da̱than en Abi̱ram heeft gedaan, de zonen van Eli̱ab, de zoon van Ruben, toen de aarde zich opende en hen voor de ogen van heel Israël opslokte, samen met hun families, hun tenten en elk levend wezen dat hen volgde.+
6 noch wat hij met Da̱than en Abi̱ram+ heeft gedaan, de zonen van Eli̱ab, de zoon van Ru̱ben, toen de aarde haar mond opende en vervolgens hen en hun huisgezinnen en hun tenten en al het bestaande dat hen op de voet volgde, te midden van heel I̱sraël verzwolg+);