14 Zijn kameraad antwoordde: ‘Dat kan alleen het zwaard zijn van de Israëliet Gideon,+ de zoon van Joas. God laat Mi̱dian en het hele kamp in zijn handen vallen.’+
14 Hierop antwoordde+ zijn metgezel en zei: „Dit is niets anders dan het zwaard van Gi̱deon,+ de zoon van Jo̱as, een man van I̱sraël. De [ware] God+ heeft Mi̱dian en heel het kamp in zijn hand gegeven.”+