10 En ze riepen tot Jehovah om hulp+ en zeiden: “We hebben gezondigd,+ want we hebben Jehovah verlaten om de Baäls+ en de A̱storethbeelden+ te vereren. Red ons nu uit de greep van onze vijanden, zodat we u kunnen dienen.”
10 Toen riepen zij tot Jehovah om hulp+ en zeiden: ’Wij hebben gezondigd,+ want wij hebben Jehovah verlaten om de Ba̱äls+ en de Astorethbeelden te dienen;+ nu dan, bevrijd+ ons uit de hand van onze vijanden, opdat wij u kunnen dienen.’