36 Later zei Saul: „Laten wij bij nacht aftrekken, de Filistijnen achterna, en hen uitplunderen tot de morgen aanlicht+ en niemand van hen overlaten.”+ Hierop zeiden zij: „Doe al wat goed is in uw ogen.” Toen zei de priester: „Laten wij hier tot de [ware] God naderen.”+