30 Toen zei hij: ‘Ik heb gezondigd. Maar bewijs me alsjeblieft eer in aanwezigheid van de oudsten van mijn volk en in aanwezigheid van heel Israël door met me mee te gaan. Dan zal ik me neerbuigen voor Jehovah, je God.’+
30 Hierop zei hij:* „Ik heb gezondigd. Eer mij nu+ alstublieft in het bijzijn van de oudere mannen van mijn volk en in het bijzijn van I̱sraël en keer met mij terug, en ik zal mij stellig voor Jehovah, uw God, neerwerpen.”+