4 Maar de priester zei: ‘Gewoon brood heb ik hier niet, maar er is wel heilig brood+ — op voorwaarde dat de jonge mannen niet bij vrouwen zijn geweest.’*+
4 Maar de priester antwoordde Da̱vid en zei: „Er is geen gewoon brood onder mijn hand, maar er is wel heilig brood;+ mits de jonge mannen zich tenminste van de vrouwen onthouden hebben.”+