17 Hij zei tegen hem: ‘Je hoeft niet bang te zijn, want mijn vader Saul zal je niet vinden. Jij wordt koning van Israël+ en ik kom na jou, op de tweede plaats. En dat weet mijn vader ook.’+
17 Voorts zei hij tot hem: „Wees niet bevreesd;+ want de hand van mijn vader Saul zal u niet vinden, en gíȷ́ zult koning+ zijn over I̱sraël, en ík zal na u de tweede worden; en ook mijn vader Saul is dat bekend.”+