26 Toen David in Zi̱klag terugkwam, stuurde hij een deel van de buit naar de oudsten van Juda met wie hij bevriend was. Hij zei: ‘Hier is een geschenk* voor jullie uit de buit van Jehovah’s vijanden.’
26 Toen Da̱vid te Zi̱klag kwam, zond hij voorts een gedeelte van de buit aan de oudere mannen van Ju̱da, zijn vrienden,+ en zei: „Hier is een zegengeschenk+ voor U uit de buit van Jehovah’s vijanden.”